ECLI:NL:RBAMS:2025:4562

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
13-103328-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon en detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Tunesië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 17 juni 2025 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.G.M.C. Peters. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie over de genoegzaamheid van het EAB en de evenredigheid van de overlevering overwogen. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoende informatie bevat over de strafbare feiten en dat de overlevering niet onevenredig is. Daarnaast heeft de rechtbank vragen gesteld aan de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden in Nantes, waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ruimte en omstandigheden in de detentie, maar heeft voorlopig geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een algemeen gevaar voor schending van de grondrechten. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en de beslistermijn verlengd, zodat de officier van justitie aanvullende vragen kan stellen aan de Franse autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-103328-25
Datum uitspraak: 1 juli 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 16 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 januari 2025 door
the Public Prosecutor at the Judical Court of Nantes, Frankrijk, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Tunesië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.G.M.C. Peters, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Tunesische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tunesische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest warrant issued on 18th December 2024 by the Investigating Judge at Nantes Judicial Court.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van het feit dat het EAB niet genoegzaam is. De feiten uit de Wet wapens en munitie waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht staan niet duidelijk omschreven. De opgeëiste persoon stelt geen wapens in zijn bezit of in gebruik te hebben gehad. Er is ook geen wapen bij hem aangetroffen. In het EAB worden twee feiten genoemd waarbij vermeend geweld zou zijn gebruikt, maar slechts één feit wordt beschreven. Bovendien blijkt uit het EAB niet of en zo ja welk letsel het slachtoffer heeft opgelopen. Het is voor de opgeëiste persoon dan ook niet duidelijk welke strafmaat er staat op het feit waarvan hij verdacht wordt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Uit de van de Franse uitvaardigende justitiële autoriteit ontvangen aanvullende informatie van 6 mei 2025 valt op te maken dat de opgeëiste persoon verdacht wordt van mishandeling. De opgeëiste persoon zou het slachtoffer met een hamer hebben geslagen. Later zijn er bij de opgeëiste persoon en/of zijn medeverdachten een pistool en munitie aangetroffen. Het is voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waarvan hij wordt verdacht. Daarbij komt dat sprake is van een vervolgings-EAB en het opsporingsonderzoek nog loopt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
De rechtbank stelt op basis van het EAB, in samenhang gelezen met de door de uitvaardigende justitiële autoriteit op 6 mei 2025 verstrekte aanvullende informatie vast dat de opgeëiste persoon in eerste instantie werd verdacht van een geweldsincident. Hierbij zou de opgeëiste persoon en/of zijn medeverdachten het slachtoffer met een hamer hebben geslagen. Vervolgens is in het verdere opsporingsonderzoek bij een medeverdachte een vuurwapen en munitie aangetroffen. Het EAB ziet op deze drie feiten. De drie feiten waarvoor de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht zijn in het EAB voorzien van een pleegdatum en een pleegplaats. Tevens blijkt uit het EAB, in combinatie met de aanvullende informatie, de rol van de opgeëiste persoon en is er een omschrijving van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waarvan hij wordt verdacht.
Daarbij komt dat sprake is van een vervolgings-EAB, waarbij de overlevering is gevraagd ten behoeve van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. De precieze gang van zaken met betrekking tot de feiten waarvan de opgeëiste persoon in Frankrijk wordt verdacht, zal later in Frankrijk moeten blijken. Naar het oordeel van de rechtbank is het specialiteitsbeginsel dan ook voldoende gewaarborgd. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in wapens, munitie en explosieven;
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Evenredigheid

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat het EAB, nu het al op 12 februari 2022 is uitgevaardigd, niet evenredig is.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt daarnaast op het standpunt gesteld dat het EAB evenredig is. Evenredigheid is een weging die bij uitvaardigende justitiële autoriteit ligt. Een Franse onderzoeksrechter heeft beslist om een nationaal aanhoudingsbevel te bevelen. Een officier van justitie heeft vervolgens beslist, daarnaast, een EAB uit te vaardigen.
Oordeel van de rechtbank
Uit het stelsel van overlevering en een kaderbesluitconforme uitleg volgt dat een evenredigheidsafweging in beginsel is ingebed in de afweging tot uitvaardiging van een EAB. De Franse rechter heeft in deze zaak de afweging gemaakt om een nationaal aanhoudingbevel uit te vaardigen en een officier van justitie vervolgens om een EAB uit te vaardigen. Hiermee is de evenredigheid van de uitvaardiging van het EAB in beginsel gegeven. De keuze voor het uitvaardigen van een EAB door de Franse autoriteiten gaat niet verder dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit – het voorkomen van straffeloosheid – te verwezenlijken. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen. [4] Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is in het geval van de opgeëiste persoon geen sprake. Dat het EAB al op 12 februari 2022 is uitgevaardigd, is hiervoor niet voldoende. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.

6.Artikel 11 OLW: Franse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er voor de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy en Metz en voor voorlopig gedetineerden ook de detentie-instellingen Lille-Loos-Sequedin, Montauban en Toulouse een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
In deze zaak hebben de Franse autoriteiten op 6 mei 2025 laten weten dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in
the detention centre of NANTES. The occupancy rate of the detention centre of NANTES is 185.55%.
Op 27 mei 2025 is van de Franse autoriteiten de volgende aanvullende informatie ontvangen.
“1/ The surface area of a cell is 10m2, with no individual space. They are occupied by two or even 3 inmates. All cells have a separate shower/toilet area.
2/ Each inmate is offered a non-compulsory 2-hour walk. Upon registration and subject to administrative approval (often linked to good behaviour), they can also work, follow training courses, do sports and cultural activities. The time spent in the cell therefore depends on these activities, which are accessible to all.
Given the very high level of overcrowding (952 people housed for 508 places on 26/05/2025 at Nantes penitentiary centre), the prison conditions are bound to be affected.”
Stanpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er wordt door de Franse autoriteiten gesproken van een zeer hoge bezettingsgraad, 187 procent, oftewel 952 personen waar plek is voor 508 personen waardoor er een algemeen reëel gevaar bestaat dat gedetineerden in de detentie-instelling van Nantes worden blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Het is niet gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in een cel geplaatst wordt waar hij minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte heeft. Uit de aanvullende informatie van de Franse uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt namelijk dat de cel geen persoonlijke ruimte kent terwijl deze wordt bezet door twee of drie personen. Dit kan impliceren dat zij bedden moeten delen. De opgeëiste persoon gebruikt voorts antipsychotica en moet vanwege zijn psychische toestand in een eenpersoonscel verblijven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW zich niet voordoet en dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit de ontvangen aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in Nantes en dat de gedetineerden daar kunnen beschikken over 10 m2 voor 2 of 3 personen, exclusief de sanitaire ruimte. Dat komt neer op minimaal 3m2 per persoon. Er zijn elke dag activiteiten, namelijk 2 uur wandelen en andere activiteiten op het gebeid van sport, werk of cultuur. Aan het minimum van 2 uur verblijven buiten de cel is voldaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de garantie heeft verstrekt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst in de detentie-instelling in Nantes. Tot op heden beschikt de rechtbank niet over gegevens waaruit blijkt dat ten aanzien van deze detentie-instelling sprake is van een algemeen gevaar van schending van grondrechten. De rechtbank leest – anders dan de raadsvrouw heeft gesteld - in de door de Fransen verstrekte informatie niet dat gedetineerden mogelijk een bed zouden moeten delen.
De door de Franse autoriteiten op 6 mei 2025 verstrekte informatie roept echter wel op een ander punt vragen op. In deze informatie valt te lezen:
The surface area of a cell is 10m2, with no individual space. They are occupied by two or even 3 inmates. All cells have a separate shower/toilet area.Voor de rechtbank is niet duidelijk of de Franse autoriteiten bedoelen dat de sanitaire ruimte in de oppervlakte van de cel is begrepen, of dat deze oppervlakte exclusief de sanitaire ruimte is. De rechtbank moet er tegen die achtergrond rekening mee houden, dat mogelijk bedoeld is te stellen dat gedetineerden in Nantes over minder dan 3m2 per persoon persoonlijke ruimte (exclusief de sanitaire ruimte) beschikken.
Gelet op deze onduidelijkheid over de verstrekte informatie, zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen en de officier van justitie verzoeken aan de Franse autoriteiten nog eens de volgende vragen te stellen:
- hoeveel individuele celruimte (personal space) staat een gedetineerde in de detentie-instelling in Nantes ter beschikking, en is ditinclusief of exclusiefhet sanitair?
Indien gedetineerden beschikken over individuele celruimte (personal space) van minder dan 3 m2 (exclusief sanitair) heeft de rechtbank – gelet op het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punt 73) – ook de volgende aanvullende vragen:
- is de beperking van de individuele celruimte enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate ten opzichte van de vereiste minimale 3 m2?
- wordt hierbij voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel geboden en worden buiten de cel passende activiteiten worden aangeboden?
- is in de inrichting in het algemeen sprake van decente detentieomstandigheden en wordt de betrokkene niet onderworpen aan andere elementen die worden beschouwd als verzwarende omstandigheden voor slechte detentieomstandigheden?
In afwachting van het antwoord op voornoemde vragen, zal de rechtbank op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van 22, derde lid, OLW moet beslissen met 30 dagen verlengen, ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt, met bevel dat de geschorste gevangenhouding voortduurt.
Het onderzoek ter zitting zal worden geschorst voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak binnen deze 30 dagen wederom op zitting of in raadkamer (indien de vragen nog niet zijn beantwoord) zal worden aangebracht om over een eventuele verdere verlenging van de beslistermijn en voortduring van de geschorste gevangenhouding te beslissen.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het stellen van andere vragen. Door de raadsvrouw zijn geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd die een algemeen gevaar opleveren dat ziet op de psychiatrische zorg binnen Franse detentiecentra. Ook ambtshalve zijn die gegevens de rechtbank niet bekend.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voornoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
VERLENGTde beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen.
BEPAALTdat de zaak binnen 30 dagen op zitting (of raadkamer) moet worden aangebracht.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie rechtbank Amsterdam, 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes);- rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre);- rechtbank Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy);- rechtbank Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin); - rechtbank Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399 (ten aanzien van Toulouse en Montauban); - rechtbank Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6162 (ten aanzien van Metz)