ECLI:NL:RBAMS:2024:782

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
1327795123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de Penitentiaire Inrichting in Bois d'Arcy een algemeen reëel gevaar bestaat voor een onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon. De rechtbank is verplicht om te onderzoeken of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na overlevering aan Frankrijk een reëel gevaar loopt op een dergelijke behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 1 juni 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 2002, is gedetineerd in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Tijdens de zittingen op 14 december 2023 en 31 januari 2024 zijn de detentieomstandigheden in Frankrijk besproken, waarbij de verdediging heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden vanwege de onmenselijke detentieomstandigheden.

De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie op te vragen over de detentieomstandigheden in Bois d'Arcy. De rechtbank heeft vragen geformuleerd aan de Franse autoriteiten over de individuele ruimte in de cellen en andere detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de beslissing om de overlevering toe te staan of te weigeren uitgesteld en het onderzoek heropend, met de verplichting voor de officier van justitie om binnen 60 dagen met antwoorden te komen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-277951-23
Datum uitspraak: 14 februari 2024
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 14 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juni 2023 door
the Deputy Republic Prosecutor of the Versailles public prosecutor’s office, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te ’ [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 14 december 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 december 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.E.A. Kloosterman, advocaat te Laren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen op grond van artikel 22 eerste en derde lid en met 30 dagen op grond van artikel 22 vijfde lid verlengd. [2]
De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen meer informatie op te vragen van de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Bois d’Arcy in Frankrijk.
Zitting 31 januari 2024
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 31 januari 2024 in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.E.A. Kloosterman, advocaat te Laren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 24 mei 2023 van
the Judicial Court of Versailles(met kenmerk 22318000147 – JICABJI422000036).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Frans recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
The Public Prosecutor from the Court of Versaillesheeft op 24 november 2023 de volgende garantie gegeven:
Pursuant to the European arrest warrant dated June 01, 2023, issued against Mr. [opgeëiste persoon] , born [geboortedag] , 2002 in [geboorteplaats] (Netherlands), […]
Consequently, I guarantee by the present that, if Mr. [opgeëiste persoon] is sentenced in this case to a permanent sentence of firm imprisonment, he will be transferred to the Netherlands in order to execute this sentence. This return guarantee will be implemented in accordance with the possible subsequent recognition of the conviction to a sentence or measure of freedom according to the provisions and the conditions posed by the 2009/909/HJA framework decision.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instellingen in Nîmes en Nanterre een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [4]
The Court of Versaillesheeft bij e-mail van 4 december 2023 vermeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk gedetineerd zal worden in de Penitentiaire Inrichting in Bois d’Arcy.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar aanleiding van de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit het standpunt ingenomen dat de overlevering geweigerd dient te worden omdat er geen garantie bestaat dat de inhumane detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon zijn weggenomen. In de aanvullende informatie van 4 december 2023 staat immers dat hij ‘
most likely’ gedetineerd zal worden in Bois d’Arcy, wat niet wegneemt dat hij wellicht in de Penitentiaire Inrichting in Nanterre gedetineerd zal worden.
In het antwoord van 29 januari 2023 van de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt niet voldoende toegelicht wat de huidige situatie is in Bois d’Arcy. De volgende aspecten van detentie worden niet of onvoldoende benoemd, laat staan opgelost:
Overbevolking
De huidige bezetting van de detentie-instelling zou 165% van de reguliere capaciteit zijn, en tevens een gevaar voor de brandveiligheid zijn. Deze wordt niet genoemd in de informatie van de Franse autoriteiten. De genoemde plannen voor uitbreiding worden pas in 2028 afgerond en zijn dus irrelevant voor deze opgeëiste persoon.
Individuele ruimte in de cellen
De Franse autoriteiten geven enkel aan wat de theoretische capaciteit is van de cellen, maar geven daarbij geen concreet antwoord op de vragen over het aantal vierkante meters die een gedetineerde per cel zou hebben. Ook in het rapport van de
Contrôleur Général des Lieux de Privation de Liberté(Algemeen Controleur van Plaatsen van Vrijheidsbeneming) ten aanzien van bezoeken van 7 tot 16 september 2022 aan de PI Bois d’Arcy wordt verwezen naar de onwaardige detentieomstandigheden en dat gedetineerden in tweepersoonscellen en driepersoonscellen respectievelijk 2,92 vierkante meter en 1,4 vierkante meter aan individuele ruimte zouden hebben. Dit alles is in strijd met jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) met betrekking tot artikel 3 EVRM, waar is geoordeeld dat er minimaal 3 vierkante meter aan individuele ruimte moet zijn. [5]
Overige punten
De Franse autoriteiten zijn niet ingegaan op het punt dat het merendeel van gedetineerden meer dan 20 uur per dag op hun cel doorbrengt. Dit is in strijd met jurisprudentie van het EHRM met betrekking tot artikel 3 EVRM, waar geoordeeld is dat gedetineerden zich minimaal 8 uur per dag buiten hun cel moeten kunnen bewegen. [6]
Volgens de aanvullende informatie zou er 24 uur per dag en 7 dagen per week een tolkentelefoondienst beschikbaar moeten zijn om informatie te kunnen vertalen voor niet-Franstaligen en dat er een folder met informatie over detentie beschikbaar zou zijn in meerdere talen. Uit een artikel van 18 december 2023 uit de
Observatoire International des Prisons(OIP) blijkt echter dat deze folders niet doorgezet zijn aan de gedetineerden. Het recht op informatie wordt hiermee geschonden.
Over de termijnen van herbeoordelingen wordt niks gezegd door de uitvaardigende justitiële autoriteit, en de het gebruik van dwangmiddelen en beperkingen wordt niet of onvoldoende geregistreerd.
De Franse autoriteiten zijn verder niet ingegaan op de gebrekkige hygiëne ten aanzien van het voedsel, de beschikbaarheid en het niveau van somatische en psychiatrische zorg, of het hoge ziekteverzuim en chronische onderbezetting van het personeel in de Penitentiaire Inrichting. Ten aanzien van deze punten kan aangenomen worden dat deze nog ondermaats zijn.
Ten slotte heeft een voorzieningenrechter van de rechtbank voor administratieve procedures in Versailles op 17 april 2023 in diens uitspraak zich over de erbarmelijke detentieomstandigheden in Bois d’Arcy uitgelaten. Hij wijst onder andere op de overbevolking, het gevaar voor de brandveiligheid van de inrichting, de hygiëne van het voedsel, het hoge verloop van het gevangenispersoneel en de hun onderbezetting en de fysieke gebreken van het gebouw. Hij oordeelde dan ook dat er fundamentele rechten van gedetineerden worden geschonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het standpunt in dat de overlevering toegestaan kan worden omdat antwoord is gekomen op de gestelde vragen en niet duidelijk is wat er anders nog gezegd had kunnen worden door de uitvaardigende justitiële autoriteit. De detentieomstandigheden zijn niet goed, maar de huidige informatie waarover de partijen beschikken is voldoende.
Bovendien kan, als blijkt dat de detentieomstandigheden niet zijn zoals gegarandeerd, contact opgenomen worden met het Nederlandse openbaar ministerie dat dan aan de slag zal gaan om te garanderen dat Europese regelgeving wordt nageleefd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van de stukken van het dossier vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit geen antwoord heeft gegeven op de vraag over hoeveel individuele vierkante meters de opgeëiste persoon zal beschikken in zijn cel in de Penitentiaire Inrichting Bois d’Arcy. Verder is er onvoldoende informatie gekomen over de huidige stand van zaken in de instelling ten aanzien van de aanzienlijke overbevolking en brandveiligheid en eventuele stappen die worden genomen om de detentieomstandigheden te verbeteren.
Al het voorgaande leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat in de Penitentiaire Inrichting in Bois d’Arcy een algemeen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.
Gelet op het vastgestelde algemene gevaar komt de rechtbank toe aan de tweede toets uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken Aranyosi en Căldăraru waarbij de verplichting voor de rechtbank bestaat om de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen om na te gaan of de opgeëiste persoon een reëel gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat, opdat deze alle noodzakelijke aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd. [7]
Deze vaststelling kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een EAB ten uitvoer te leggen. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken die bepaalde detentiecentra betreffen en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de betrokkene bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. [8]
Teneinde te verzekeren dat artikel 4 van het Handvest wordt geëerbiedigd in het bijzondere geval van een persoon tegen wie een EAB is uitgevaardigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene na zijn overlevering aan deze lidstaat een reëel gevaar zal lopen, te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van dat artikel wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd. [9]
Daartoe moet de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit dringend verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende gegevens met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in die lidstaat zal worden gedetineerd [10] te verstrekken.
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [11]
Voorgaande overwegingen leiden ertoe dat het onderzoek zal worden heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteiten:
Uitgaande van het geval waarin de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Bois d’Arcy:

1. Kunt u – onvoorwaardelijk en individueel – garanderen dat de opgeëiste persoon ten minste 3 vierkante meter individuele ruimte tot zijn beschikking krijgt?

2. Kunt u een beschrijving geven van de omstandigheden in de Penitentiaire Inrichting in Bois d’Arcy, indien de opgeëiste persoon daar naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd? De rechtbank wil daarbij een omschrijving ontvangen over sanitaire voorzieningen, verwarming, airconditioning, voedselvoorziening en hygiëne daaromtrent, toegang tot schoon drinkwater en medische zorg. Ook verzoekt de rechtbank een omschrijving van betekenisvolle activiteiten en de mogelijkheid tot activiteiten in de buitenlucht.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere informatie.

7.Beslissingen

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd.
BEPAALTdat de zaak binnen een termijn van
60 dagenweer op zitting dient te worden aangebracht teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor in rubriek 4 vermelde vragen voor te leggen aan de Franse autoriteiten.
VERLENGTde beslistermijn op grond van artikel 22, zesde lid, OLW met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met dezelfde termijn.
BEVEELTde gevangenhouding van de opgeëiste persoon onder gelijktijdige schorsing, als
opgemaakt in een apart bevel.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en
tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. Sloot en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste, derde lid en vijfde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.O.a. Rechtbank Amsterdam, 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes) en Rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre).
5.10 maart 2015, CASE OF VARGA AND OTHERS v HUNGARY (Application nos. 12097/12, 45135/12, 73712/2, 34001/13, 44055/13, and 64586/13), r.o. 75
6.VARGA AND OTHERS v HUNGARY; 24 juli 2012, CASE OF IACOV STANCIU v ROMANIA (Application no. 35972/05).
7.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 91-
8.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 91
9.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 92
10.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659-15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 ( Aranyosi en Căldăraru ), punten 95
11.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589, punt 87.