ECLI:NL:RBAMS:2024:7129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
13/283208-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Bulgaarse autoriteiten met betrekking tot diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2024 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Bulgaars openbaar ministerie. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Bulgarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel het EAB als het nationale aanhoudingsbevel zijn uitgevaardigd door een officier van justitie en dat deze zijn goedgekeurd door een rechter, wat zorgt voor effectieve rechterlijke bescherming voor de overlevering.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Bulgarije beoordeeld en geconcludeerd dat de door Bulgarije verstrekte garanties voldoende zijn om het risico van onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon uit te sluiten. De rechtbank heeft ook het verweer van de raadsman, dat betrekking had op de naleving van het specialiteitsbeginsel door Bulgarije, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat Bulgarije het specialiteitsbeginsel zou omzeilen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Bulgarije toegestaan voor het feit dat in het EAB is omschreven, namelijk diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/283208-24
Datum uitspraak: 14 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 9 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 28 augustus 2024 door
the Razgrad Regional Prosecutor’s Office(Bulgarije) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Bulgarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.R. Mantz, advocaat in Den Haag, en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt in onderdeel b) een
national order for detention of a defendant from the supervising prosecutor dated 01.08.2024 and by a Protocol Order of the Razgrad Regional Court with No. 392/08.08.2024, which entered into force on 13.08.2024 under Private Criminal Case No. 0434/2024 as per the dockets of the Razgrad Regional Court, the issuance of a European Arrest Warrant in respect of [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1987, was permitted.
De rechtbank stelt ambtshalve, gehoord hebbende de raadsman en de officier van justitie, het volgende vast. Zowel het EAB als het daaraan ten grondslag liggende nationale aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door een officier van justitie. Het Bulgaarse openbaar ministerie is een autoriteit die deelneemt aan de strafrechtsbedeling en is onafhankelijk in de uitoefening van de met de uitvaardiging van een EAB inherent verbonden taken. Het Bulgaarse openbaar ministerie kan derhalve worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van artikel 6, eerste lid, Kaderbesluit EAB en dus als uitvaardigende justitiële autoriteit in de zin van de OLW. [3] Uit het EAB, in samenhang gelezen met het a-formulier, blijkt dat zowel de uitvaardiging van het nationale aanhoudingsbevel als de uitvaardiging van het EAB zijn goedgekeurd door een rechter. Daarmee is derhalve bovendien op twee niveaus sprake van effectieve rechterlijke bescherming vóór de overlevering. [4]
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Bulgaars recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [5]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal

5.Artikel 11 OLW: Bulgaarse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft op grond van de
Public statementvan het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van
26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [6] Bij uitspraak van 11 februari 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. [7] Dit geldt eveneens ten aanzien van het CPT-rapport van 18 oktober 2022. [8]
Uit aanvullende informatie (ongedateerd) van
the regional prosecutor’s office-Razgradten aanzien van de detentieomstandigheden zoals die na overlevering zullen gelden voor de opgeëiste persoon blijkt het volgende:
“(…)
The implementation of each punishment is carried out in accordance with domestic international legislation, including the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms. In all places of imprisonment, the rule of Art.3, para., of the Execution of Penalties and Detention Act /EPDA/ applies, according to which "convicted persons may not be subjected to torture, cruel or inhuman treatment".
Pursuant to Art.58 of the Execution of Penalties and Detention Act, the convicts shall be allocated to the places of imprisonment in accordance with the with the procedures established by Order No. L-919/08.03.2027 of the Director General of the General Directorate for Execution of Sentences, in accordance with the possibility to serve the sentence closest to their permanent address and the requirements of Art.43, para. of the Execution of Penalties and Detention Act, and the minimum living area shall not be less than 4 sq.m.
In view of the fact that[opgeëiste persoon]permanent address is in Sofia, he will have to serve his sentence in the prison in Sofia or a division attached to it.
As of 09.10.2024, a total of 1,015 people were accommodated in the prison in Sofia, together with the divisions of the Specialized Hospital for Active Treatment of Prisoners, with a total capacity of 1,609 people based on 4 sq.m. Of these, the campus of the Specialized Hospital for Active Treatment of Prisoners "504 persons at a capacity of 679 persons for a campus and 110 for Hospital for Active Treatment of Prisoners on a 4sq.m.; prison hostel of indoor type "Kremikovtsi" - 269 persons at a capacity of 379 on a 4sq.m.; open-type prison hostel "Kazichene" - 242 persons at a capacity of 441 on a 4sq.m.
Pursuant to Art.62, para. l, item 5 of the Execution of Penalties and Detention Act, in order to comply with the requirements of Art.43, para.4 of the Execution of Penalties and Detention Act, a legal opportunity is provided for the person to be accommodated in another place of imprisonment, taking into account his/her explicit wish. If it is impossible to accommodate in the conditions referred to in Art.3 of the European Convention on Human Rights /ECHR/ and Art.43 of the Execution of Penalties and Detention Act, measures will be taken to relocate the person in accordance with Art.62, para.1, item 5 of the Execution of Penalties and Detention Act and item7 of Order No. L-919 of 08.02.2017 of the Director General of the General Directorate for Execution of Penalties.
The premises in the prison in Sofia are equipped as standard with a sink, toilet and shower, with constantly flowing hot and cold water, direct access to daylight and the possibility of natural ventilation. Every day, everyone is provided with an outdoor stay in designated areas.
According to schedules approved by the head of the prison, inmates may use common premises - a sports hall, a library, a chapel, etc., each of the events having a different duration, according to the daily regime in the prison.
Prisoners may meet with lawyers in private and correspond without restriction. They are entitled to visits no less than twice monthly and telephone connection during the day according to the order determined by the head of the prison. They have access to inpatient and outpatient care.
Medical treatment of imprisoned persons shall be carried out in medical centres established at the places of imprisonment. If necessary, they are sent to external medical institutions when there are no conditions for conducting the necessary treatment at the places of imprisonment.
Since 2015, a register of traumatic injuries in places of imprisonment has been established and the control of incidents related to the use of physical force has been increased. All cases of traumatic injuries to prisoners and detainees are recorded, as well as those where physical force or aids were used. In any case, a medical examination shall be carried out and the relevant structure shall be notified in accordance with the legal provisions.
The enforcement of sentences and detention act provides fora mechanism by which every prisoner can seek protection of their violated rights.
(…)
Uit een andere, eveneens ongedateerde brief van
Prosecutor’s office of the republic of Bulagria Razgrad gerional prosecutor’s officeblijkt voorts:
In connection with your inquiry, I inform you that the European Arrest Warrant (EAW) issued in relation to the person[opgeëiste persoon] ,born on [geboortedag] 1987 in Sofia City, is issued in connection with the investigation to Pre-trial proceedings No. 1873-3M- 5/2020 as per the dockets of the Regional Police Department at the Ministry of Interior - Razgrad, prosecutor's file No. 9/2020 as per the dockets of the Razgrad Regional Prosecutor's Office. From the evidence collected so far, it is proven that in the conditions of a dangerous relapse, [opgeëiste persoon] committed the theft of gold jewellery. In order to conclude this Pre-Trial Proceeding, it is necessary for [opgeëiste persoon] to be personally presented with the decree for bringing him as a defendant and to provide him with the collected evidence related to the accusation for familiarization. After carrying out these actions, [opgeëiste persoon] will be brought to the Sofia Central Prison, and while the procedural investigative actions are carried out under Pre-trial proceedings No. 1873-3M- 5/2020 according to the inventory of the Regional Police Department at the Ministry of Interior - Razgrad, Razgrad City, prosecutor's file No. 9/2020, as per the dockets of the Regional Prosecutor's Office, Razgrad City, the pending of the same will be the Regional Office "Execution of Punishments" - Razgrad.
After an inquiry was made by the Razgrad Regional Prosecutor's Office to the Regional Office "Execution of Punishments” - Razgrad, we were told that the conditions for the detention of [opgeëiste persoon] after he was brought to the Republic of Bulgaria are in accordance with internal international legal acts, including the European Convention for the Protection of Human Rights. The premises in which [opgeëiste persoon] will be accommodated are standardly equipped, with sink, water, toilet, lockers for personal belongings, dining table, beds and bedding. A washing machine is also provided for washing the personal belongings of the detainees. The bedding is changed every week, access to daylight, ventilation to refresh the air in the bedrooms is ensured. During the summer period, there is an air conditioner for cooling, located in the corridor of the sleeping rooms, and during the winter period, the rooms are heated with central heating and radiators installed in each of the rooms. Detainees in the detention center use a bathroom with showers and constant running water - hot and cold according to an established schedule.
The meals of the detainees are based on the “catering” principle, and each person's food is provided in individual packaging, with disposable utensils and includes breakfast, lunch and dinner.
All persons are provided with the opportunity to perform physical activity and exercise for 1 hour in a designated place every day. Detainees can meet with their lawyers in private, in designated areas. They have the right to visit at least twice a month, as well as contact by phone during the day. The detainees are provided with medical care, as the Regional Office “Execution of Punishments" - Razgrad has a paramedic. If necessary, hospital care and treatment is also available.
The personal space of the detained persons meets the standards and is: 4 sq. m. /without the sanitary facilities/ for each detainee.
In Regional Office "Execution of Punishments" - Razgrad, a practice has been established to immediately notify the competent Prosecutor's Office in the presence of an established traumatic injury to some of the detainees.”
Het is de rechtbank op basis van de bovengenoemde informatie niet helemaal duidelijk of de opgeëiste persoon in het kader van de voorlopige hechtenis in een detentie-instelling in Sofia of Razgrad geplaatst zal worden. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit in het midden blijven. In de aanvullende informatie wordt genoegzaam gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in voorlopige hechtenis over een persoonlijke ruimte van vier vierkante meter (exclusief sanitair) zal beschikken. Van elementen die kunnen worden beschouwd als verzwarende omstandigheden met betrekking tot de detentie van de opgeëiste persoon is blijkens de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit geen sprake.
De rechtbank is, gelet op de bovenstaande garanties van de uitvaardigende justitiële autoriteit, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Bulgaarse detentie-instellingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon in de genoemde detentie-instellingen.
De enkele, niet nader onderbouwde stelling van de opgeëiste persoon dat hij vreest dat hij in de gevangenis in Bulgarije vermoord zal worden maakt het bovenstaande niet anders.

6.Naleving specialiteitsbeginsel door Bulgarije

De raadsman heeft de rechtbank gewezen op het volgende. Een eerder door Bulgarije gevraagde overlevering is door de rechtbank geweigerd op grond van artikel 12 OLW. [9] In het EAB dat in die procedure behandeld werd, werd de overlevering van de opgeëiste persoon gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zeven jaren. De raadsman voorziet dat de Bulgaarse autoriteiten deze weigering (en daarmee het specialiteitsbeginsel) zullen omzeilen door de aan de opgeëiste persoon opgelegde vrijheidsstraf zonder aanvullende toestemming van deze rechtbank alsnog ten uitvoer te leggen na een eventuele overlevering van de opgeëiste persoon aan Bulgarije op grond van het onderhavige EAB.
Ondanks vragen daarover van de rechtbank heeft de raadsman zijn verweer op dit punt niet voorzien van enige feitelijke of juridische onderbouwing. Het verweer van de raadsman lijkt enkel gebaseerd te zijn op een ‘onderbuikgevoel’. De rechtbank volgt de raadsman, net als de officier van justitie, niet in zijn verweer. De rechtbank heeft geen enkele reden om te veronderstellen dat Bulgarije geen acht zal slaan op het specialiteitsbeginsel.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Razgrad Regional Prosecutor’s Office(Bulgarije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Vergelijk rechtbank Amsterdam 1 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5550.
4.HvJ EU 10 maart 2021, C-648/20 PPU, ECLI:EU:C:2021:187 (Svishtov Regional Prosecutor’s Office), punt 47.
5.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.Zie HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90 en o.a. rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
7.Rechtbank Amsterdam, 11 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1097.
8.Rechtbank Amsterdam, 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.
9.Rechtbank Amsterdam 4 september 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5458.