Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Sofia City Prosecutor’s Office(Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid
5.De bevoegdheid van de Bulgaarse officier van justitie
33 Anders dan het geval was in de situaties die hebben geleid tot de arresten van 27 mei 2019, OG en PI (Openbaar ministerie van Lübeck en van Zwickau) (C‑508/18 en C‑82/19 PPU, EU:C:2019:456), en 27 mei 2019, PF (Procureur-generaal van Litouwen) (C‑509/18, EU:C:2019:457), die betrekking hadden op Europese aanhoudingsbevelen die waren uitgevaardigd met het oog op strafvervolging, heeft het hoofdgeding in casu betrekking op een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op uitvoering van een straf.
34 Aan een dergelijk bevel ligt, zoals blijkt uit artikel 8, lid 1, onder c) en f), van kaderbesluit 2002/584, een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis ten grondslag, waarbij de betrokken persoon een vrijheidsstraf wordt opgelegd en waarmee het vermoeden van onschuld van deze persoon is weerlegd in een gerechtelijke procedure die moet voldoen aan de vereisten van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten.
35 In een dergelijke situatie wordt de rechterlijke toetsing waarnaar wordt verwezen in punt 75 van het arrest van 27 mei 2019, OG en PI (Openbaar ministerie van Lübeck en van Zwickau) (C‑508/18 en C‑82/19 PPU, EU:C:2019:456), en die tegemoetkomt aan de behoefte om effectieve rechterlijke bescherming te waarborgen aan de persoon die wordt gezocht op grond van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op uitvoering van een straf, verwezenlijkt middels het voor tenuitvoerlegging vatbare vonnis.
36 Gelet op het bestaan van een eerdere gerechtelijke procedure waarin uitspraak is gedaan over de schuld van de gezochte persoon kan de uitvoerende rechterlijke autoriteit immers ervan uitgaan dat de beslissing om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen met het oog op de uitvoering van een straf voortvloeit uit een nationale procedure waarin de persoon jegens wie een voor uitvoering vatbaar vonnis is gewezen, alle waarborgen heeft genoten waarmee het vaststellen van dergelijke beslissingen is omgeven, met name die welke voortvloeien uit de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen als bedoeld in artikel 1, lid 3, van kaderbesluit 2002/584.
37 Daarenboven voorzien de bepalingen van kaderbesluit 2002/584 zelf reeds in een procedure conform de vereisten van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, onafhankelijk van de wijze waarop de lidstaten het kaderbesluit uitvoeren (arrest van 30 mei 2013, F, C‑168/13 PPU, EU:C:2013:358, punt 47).
38 Wanneer een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd met het oog op de uitvoering van een straf, vloeit de evenredigheid ervan bovendien voort uit de uitgesproken veroordeling, die blijkens artikel 2, lid 1, van kaderbesluit 2002/584 moet bestaan uit een straf of een maatregel met een duur van ten minste vier maanden.
6.Detentieomstandigheden
Public statementvan het ‘European Committee for the Prevention of Torture ans Inhuman or Gegrading Treatment or Punishment’ (hierna CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (zie: Aranyosi en Căldăraru, HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90).
- beide instellingen worden geplaagd door grote hoeveelheden bedluizen;
- in de gevangenis wordt de norm van 4 m2 per gevangenen niet gehaald; op verschillende afdelingen overtreffen de aantallen gedetineerden de capaciteit; de cellen zijn oud en vochtig en hebben onvoldoende daglicht en ventilatie;
- in het huis van bewaring zijn vijfpersoonscellen van 15 m2 waarvan twee vierkante meter niet bruikbaar; deze worden doorgaans bezet door 3 tot 4 personen; er is onvoldoende daglicht en ventilatie en de wc is niet afgeschermd van de rest van de cel;
- de herinrichting van de gevangenis en het huis van bewaring verloopt traag;
- inter prisoner violence in zowel de gevangenis als het huis van bewaring ‘remains a serious problem’, dit wordt door de leiding van deze inrichtingen ook erkend. Onderdeel van dit probleem is dat gedetineerden verantwoordelijk worden gesteld voor het toezicht op hun medegedetineerden;
- in de gevangenis wordt gezag uitgeoefend door ambtenaren van het ministerie van justitie die niet vallen onder het bestuur van de gevangenis; ook dit doet volgens het CPT afbreuk aan de veiligheid van gedetineerden.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsbepalingen
9.Beslissing
Sofia City Prosecutor’s Office(Bulgarije).