ECLI:NL:RBAMS:2022:6217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
13/752126-16 (tussenuitspraak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak overlevering in verband met detentieomstandigheden in Bulgarije

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 oktober 2022, wordt een vordering tot overlevering behandeld op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Sofia City Prosecutor’s Office in Bulgarije. De opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Bulgarije, is in detentie en heeft afstand gedaan van haar recht om aanwezig te zijn bij de zitting. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering geschorst om te onderzoeken of de detentieomstandigheden in Bulgarije voldoen aan de Europese normen, met name artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige tekortkomingen zijn in de Bulgaarse detentie-instellingen, zoals overbevolking, slechte medische zorg en een gebrek aan adequate faciliteiten. De rechtbank heeft vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden door de Bulgaarse autoriteiten om te kunnen beoordelen of de detentieomstandigheden aanvaardbaar zijn voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de beslistermijn verlengd en het onderzoek ter zitting geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de benodigde informatie te verkrijgen.

De zaak zal opnieuw worden behandeld vóór 5 januari 2023, waarbij de rechtbank de antwoorden op de gestelde vragen verwacht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de opgeëiste persoon en een tolk in de Bulgaarse taal moeten worden opgeroepen voor de volgende zitting. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752126-16
RK nummer: 22/3837
Datum uitspraak: 27 oktober 2022
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 augustus 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 december 2016 door de
Sofia City Prosecutor’s Office(Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Bulgarije)
wonende aan [adres]
gedetineerd in [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 5 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh.
De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft middels een schriftelijke verklaring afstand gedaan van haar aanwezigheidsrecht. Haar niet-gemachtigde raadsvrouw, mr. L.M. van Dungen, advocaat te Venlo is wel verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst, omdat niet is uitgesloten dat de opgeëiste persoon toch aanwezig had willen zijn bij de behandeling en omdat de detentiegarantie nog niet is vertaald.
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 13 oktober 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M. van Dungen, advocaat te Venlo en een tolk in de Bulgaarse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. Tevens is de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zij
[opgeëiste persoon]is, de overige bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Sentence No 335 since 07 November 2013 Judicial Penal Process (JPP) No. 762/2013 of the Sofia City's Court, Penal Department, 1st Division.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens informatie uit het EAB nog twee jaar, twee maanden en dertien dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Detentieomstandigheden; heropening onderzoek

De rechtbank heeft op grond van het
Public statementvan het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [1] In het public statement van 26 maart 2015 heeft het CPT naar aanleiding van zijn bezoeken aan Bulgarije geconstateerd dat zich ernstige tekortkomingen voordoen in de Bulgaarse detentie-instellingen en dat het laatste bezoek heeft aangetoond dat geen of weinig vooruitgang is geboekt ten aanzien van de door het CPT gedane aanbevelingen. En verder dat de Bulgaarse autoriteiten niet hebben voldaan aan hun herhaalde toezeggingen dat actie zou worden ondernomen. In het public statement worden als nog steeds bestaande tekortkomingen opgesomd:
physical ill-treatment, inter-prisoner violence, endemic corruption, overcrowding, ever worsening material conditions, no access to organised out of cell activities, poor accessibility and quality of medical services. Bij uitspraak van 11 februari 2020 [2] heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. In het bijzonder heeft het CPT in het rapport van 4 mei 2018 het volgende over de gevangenis in Sliven geschreven:
‘Material conditions observed at Sliven IDF were totally unacceptable: the establishment was severely overcrowded (cells, crammed with bunk beds, accommodated up to four inmates on a mere 7 m² of living space), with stuffy, filthy and dilapidated cells devoid of direct access to natural light (the small windows giving into the corridor), and inmates had no access to a toilet – never at night and often not even during the day. In short, conditions could be considered inhuman and degrading.’
Naar aanleiding van bezoeken van 1 oktober 2021 tot 13 oktober 2021 heeft het CPT op 18 oktober 2022 een nieuw rapport over de detentie-omstandigheden in Bulgarije uitgebracht. Ook dit rapport leidt niet tot een ander oordeel. In het bijzonder voor deze zaak van belang is dat er grote problemen zijn ten aanzien van de medische voorzieningen tijdens detentie. Zo is de medische staf onderbezet en werkt deze niet buiten kantooruren of in het weekend. Daarnaast zijn ook grote problemen geconstateerd ten aanzien van de toevoer en verstrekking van medicijnen. Ten slotte lijkt er een gebrek te bestaan aan medisch personeel gespecialiseerd in gezondheidszorg voor vrouwen. [3]
In de brief van 4 oktober 2022 van het Bulgaarse Ministerie van Justitie staat dat de opgeëiste persoon na overlevering in de enige vrouwengevangenis (in Sliven) in Bulgarije zal worden geplaatst. Verder staat – kort gezegd – in de brief dat alle woonruimtes een oppervlakte van 12 m2 hebben, voorzien zijn van ramen en dat bij elke woonruimte een sanitaire ruimte aan het einde van de gang is met onder meer één toilet en twaalf douches. Verder is de toegang tot koud water onbeperkt en het gebruik van warm water gaat volgens een schema. Voor gedetineerden met gezondheidsproblemen wordt voedsel volgens het opgegeven dieet aangeboden en een initieel medisch onderzoek vindt plaats binnen 24 uur na aankomst in de gevangenis. Elke gedetineerde wordt, aan de hand van een schema, in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten en om buiten te blijven.
Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat deze detentiegarantie onvoldoende is om het door de rechtbank aangenomen algemene gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon weg te nemen.
Daarbij heeft de raadsvrouw meer in het bijzonder nog betoogd dat ook de bij de opgeëiste persoon vastgestelde baarmoederhalskanker zou moeten meewegen nu die na overlevering niet adequaat kan worden behandeld. Ten aanzien van dit laatste punt heeft de officier van justitie aangevoerd dat medische zorg pas een rol gaat spelen na de eventuele beslissing tot overlevering.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op al het bovenstaande kan de rechtbank niet afgaan op algemene informatie dan wel garanties dat de detentieomstandigheden in overeenstemming met artikel 4 van het Handvest zullen zijn. Gelet op de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon is bovendien van belang hoe het voor haar gesteld is met de toegang tot medische voorzieningen.
Om de rechtbank in staat te stellen de bovenbedoelde concrete en nauwkeurige beoordeling te laten uitvoeren, acht de rechtbank ten minste op de door het CPT in het statement van 26 maart 2015 genoemde punten nadere concrete informatie noodzakelijk omtrent de omstandigheden waarin de opgeëiste persoon in Sliven zal verkeren. Daarom dienen de volgende vragen te worden beantwoord:
1) Hoeveel m2 aan individuele ruimte zal de opgeëiste persoon in de detentie-instelling Sliven ter beschikking staan?
2)Is dat – gelet op het arrest Muršić vs Croatia, EHRM 20 oktober 2017, 7334/13 – in- of exclusief sanitaire voorzieningen?
3) Is een medische behandeling voor baarmoederhalskanker (inclusief medicatie en controles) voor de opgeëiste persoon mogelijk binnen de detentie-instelling Sliven,?
4)Zo nee, is er een penitentiair ziekenhuis waar de opgeëiste persoon kan worden behandeld? Zo ja. Om welk penitentiair ziekenhuis gaat het? Zal zij daar in dat geval na overlevering verblijven?

5.Beslissing

SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijdom de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 4. geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, OLW de beslistermijn tevens met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak vóór 5 januari 2023 op zitting dan wel in raadkamer wordt aangebracht in verband met de eventuele nadere verlenging van de beslistermijn en vrijheidsbeneming (conform de artikelen 22 en 27 OLW).
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan haar raadvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie het arrest Aranyosi en Căldăraru, HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90, en o.a. Rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
2.Rechtbank Amsterdam 11 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1097.
3.Zie hoofdstuk II, onder B, onder 5 onder paragraaf 51.