Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. G. Spong en mr. E.K.B. Bijl (hierna: de verdediging), naar voren hebben gebracht.
[benadeelde partij 7] en de toelichting op die vorderingen door mr. M.M. de Boer, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] en de toelichting op die vordering door mr. L.A.C. ter Steeg, en de vordering van [benadeelde partij 9] en de toelichting op die vordering door
mr. K.J. Zeegers. Tot slot hebben [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] het spreekrecht uitgeoefend en heeft mr. K.J. Zeegers namens [benadeelde partij 9] een slachtofferverklaring voorgelezen.
2.Inleiding
3.Tenlastelegging
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die’.
1 oktober 2017 in Amsterdam;
1 oktober 2017 in Amsterdam en
4.Voorvragen
20 februari 2021 aanleiding was om een opsporingsonderzoek te starten en in dat kader op 23 oktober 2023 een EOB uit te vaardigen aan Zweden, ter bewijsgaring ten behoeve van het Nederlandse onderzoek en de vervolgingsbeslissing. Zweden heeft uitvoering gegeven aan het EOB door de dossierstukken op te sturen. Op grond van artikel 19 van de Richtlijn 2014/41/EU is bij het uitvaardigen en het uitvoeren van een EOB geheimhouding het uitgangspunt. Om die reden wordt verdachte niet vanzelfsprekend geïnformeerd over het EOB en is hem in dat kader ook geen rechtsmiddel onthouden.
“berechting bij onherroepelijk vonnis”in de zin van artikel 54 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst [1] (SUO) (dan wel van een
“onherroepelijke vrijspraak”in de zin van artikel 50 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).
19 oktober 2023, C-147/22, ECLI:EU:C:2023:790 (
Központi Nyomozó Főügyészség) en op de overwegingen onder 50 en 51 van het Hof van Justitie in het arrest van 25 januari 2024, C-58/22, ECLI:EU:C:2024:70
(Parchetul de pe lângă Curtea de Apel Craiova).
5.Standpunten
modus operandiis als volgt. Verdachte zocht contact met jonge mannen via social media; sprak met deze jongens af in zijn eigen woning; de jongens waren veelal onervaren; veel situaties begonnen op de bank met het kijken van een Disneyfilm; verdachte begon met zoenen en nam de jongens vervolgens hardhandig mee naar de slaapkamer. De seks begon op initiatief van verdachte. Ook de seksuele handelingen komen op essentiële onderdelen overeen, namelijk het duwen van zijn penis in de mond en/of de anus van de jongens.
6.Waardering van het bewijs
ontbrekende wilmet betrekking tot het seksuele contact bij de ander uitgangspunt voor strafrechtelijke aansprakelijkheid dient te zijn. Van een ontbrekende wil onder deze nieuwe wetgeving is sprake indien er geen
positieve wilsuitingis. Daarmee is ook het verrichten van seksuele handelingen met een slachtoffer dat ‘nee’ zegt of een bevriezingsreactie heeft (tonische immobiliteit) strafbaar geworden. [2]
dwingenvan de ander tot (het plegen dan wel ondergaan van) de seksuele handelingen.
een feitelijkheidkan onder andere worden verstaan: [5] fysieke handelingen plegen (zoals het op het slachtoffer gaan en blijven liggen of het onverhoeds betasten), gebiedende taal gebruiken of het aanwenden van gezag of overwicht. Samenvattend kan worden gesteld dat van door ‘een feitelijkheid’ dwingen sprake kan zijn indien verdachte een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de betreffende handelingen van de verdachte heeft kunnen verzetten of dat het slachtoffer in een zodanig door verdachte veroorzaakte (bedreigende) situatie is gebracht dat het slachtoffer zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
kunnenverzetten (of daaraan heeft kunnen onttrekken). De beschreven geweldshandelingen, waaronder de klap die aangever beschrijft te krijgen als hij verdachte al aan het pijpen is, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet van voldoende gewicht om de weerstand van aangever te breken. Het zijn daarmee geen geweldshandelingen in de zin van artikel 242 (oud) Sr. Ook de beschreven fysieke handelingen in samenhang bezien met het ten laste gelegde overwicht dat verdachte zou hebben levert naar het oordeel van de rechtbank niet een ‘andere feitelijkheid’ op waarmee aangever zou zijn gedwongen tot het verrichten van de seksuele handelingen. De enkele stelling van aangever dat hij een samenwerking met verdachte voor ogen had of het gegeven dat er sprake was van verschil in leeftijd (zes jaren) en postuur is daarvoor onvoldoende, ook in het licht van het zakelijk succes dat verdachte op dat moment genoot. Het overdonderd zijn is niet voldoende voor een bewezenverklaring van dwang.
[benadeelde partij 3] , door zijn penis in de mond van [benadeelde partij 3] te brengen/duwen en hem daartoe heeft gedwongen door geweld en/of een andere feitelijkheid (waaronder misbruik van overwicht).
gedwongentot de seksuele handelingen.
opzettelijkeen situatie heeft gecreëerd waaraan aangever zich redelijkerwijs niet heeft kunnen onttrekken en aangever
daardoorwerd gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. Aangever had verdachte immers daarvoor al gezoend, afgetrokken en gepijpt, waarbij hij niet kenbaar had gemaakt dat hij dat eigenlijk niet wilde. Daar komt bij dat aangever heeft verklaard dat hij zijn hoofd (na het gestelde wurgen) op enig moment heeft weggedraaid en is gestopt met pijpen. Aangever was daar kennelijk toe in staat. Het opzet van verdachte op het tegen de wil van aangever doen ondergaan van de seksuele handelingen kan gelet op het voorgaande niet worden bewezen.
26 februari 2021 heeft aangever aangifte gedaan. Op 7 september 2023 is aangever gehoord door de rechter-commissaris. Aangever heeft het volgende verklaard.
1 augustus 2013 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde partij 5] , door zijn penis in de anus van [benadeelde partij 5] te duwen en hem tot het ondergaan daarvan te dwingen door geweld en andere feitelijkheden.
1 september 2014 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde partij 6] door zijn penis in de anus van [benadeelde partij 6] te brengen en hem tot het ondergaan daarvan heeft gedwongen door geweld en andere feitelijkheden.
[benadeelde partij 8] , door zijn vingers in de anus van aangever te duwen en hem te dwingen die handelingen te ondergaan door geweld en/of een andere feitelijkheid.
steunbewijsis; daarvoor dient eerst sprake te zijn van een verklaring van aangever waaruit kan worden afgeleid dat het ten laste gelegde strafbare feit heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat in (bijna) alle ten laste gelegde (pogingen tot) verkrachtingen tot een vrijspraak is geconcludeerd, omdat van dwang door geweld of een andere feitelijkheid zoals bedoeld in artikel 242 (oud) Sr uit de verklaringen van aangevers zelf onvoldoende is gebleken. De rechtbank wil daarbij op geen enkele manier afdoen aan de gestelde nare ervaringen die aangevers hebben gehad en de gevolgen die zij daarvan ondervinden. Zoals in het juridisch kader onder 6.1.2 is toegelicht, is de drempel voor het vaststellen van dwang, onder de oude wetgeving waaraan in deze zaak getoetst moet worden, hoog.
7.Bewezenverklaring
8.De strafbaarheid van de feiten
9.De strafbaarheid van verdachte
10.Motivering van de straf
gebruik heeft gemaakt van jongens, maar geen
misbruik, is daartoe volstrekt onvoldoende.
€ 5.000,-.
€ 5.000,-.
1 december 2014 tot en met 31 december 2014 zal worden uitgegaan van de einddatum van de periode, 31 december 2014.
12.Toepasselijke wettelijke voorschriften
13.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
18 (achttien) maanden.
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
[benadeelde partij 4](feit 3) toe tot een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 juli 2011) tot aan de dag van de algehele voldoening.
[benadeelde partij 2](feit 6) toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 december 2014) tot aan de dag van de algehele voldoening.
[benadeelde partij 9](feit 7 subsidiair) toe tot een bedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 mei 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
[benadeelde partij 3]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij 5]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij 6]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij 8]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
[benadeelde partij 7]niet-ontvankelijk in zijn vordering.