Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de District Court Constanța op 20 mei 2024, betreft een vrijheidsstraf van zeven jaar en vier maanden voor de opgeëiste persoon, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld, waarbij eerder is vastgesteld dat er een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling bestaat in Roemeense penitentiaire instellingen. Echter, de rechtbank heeft ook garanties ontvangen van de Roemeense autoriteiten dat de opgeëiste persoon in een cel met minimaal 3 m² zal worden geplaatst en dat hij zal worden onderworpen aan een quarantainetijd van 21 dagen bij zijn overlevering.
Tijdens de zitting op 18 september 2024 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De verdediging heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 11 van de Overleveringswet (OLW), verwijzend naar de overbevolking in Roemeense gevangenissen en het risico op geweld vanwege de positie van de vader van de opgeëiste persoon als officier van justitie in Roemenië. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de detentiegarantie voldoende is en dat er geen concreet individueel gevaar bestaat.
Na beoordeling van alle gegevens heeft de rechtbank geconcludeerd dat de garanties van de Roemeense autoriteiten voldoende zijn om het risico op onmenselijke behandeling weg te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.