Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Oradea Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Oradea Courtvan 29 juli 2020 (
criminal sentence no. 956/29.07.2020; zaaknummer: 12290/271/2020). Het vonnis is onherroepelijk geworden op 20 augustus 2020 (
Conviction to prison no.: 1085/2020
from23-09-2020).
4.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
[naam 1] en [naam 2] [2] ,de verplichting om te beoordelen of zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat.
Ministry of Justicevan Roemenië bij schrijven van 31 december 2020 onder meer het volgende meegedeeld:
personal space’. Nu de opgeëiste persoon in het half-open regime ten minste 1/5e van zijn straf zal uitzitten, gaat het niet om straf van korte duur. Daarnaast wordt deze omstandigheid onvoldoende gecompenseerd door de overige detentieomstandigheden.
Ministry of Justicevan Roemenië. [3] De rechtbank is van oordeel dat, nu voor de opgeëiste persoon in het half-open regime in de Satu Mare Prison niet meer dan 2 m2 ‘
personal space’inclusief bed en meubilair voor hem beschikbaar zal zijn, dit het sterke vermoeden oplevert dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat vernederend zijn in de zin van artikel 3 EVRM en dus ook - gelet op artikel 52, derde lid Handvest - in de zin van artikel 4 Handvest. Daarnaast is geen sprake van de cumulatieve factoren (die een gebrek aan
personal spacekunnen compenseren) zoals bedoeld in het arrest
[naam 4] v. Croatiavan het EHRM van 20 oktober 2016 (nr. 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413).