ECLI:NL:RBAMS:2024:4058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
13-100913-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Tulcea Rechtbank in Roemenië, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 juni 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie en de verdediging aanwezig waren. De verdediging voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden vanwege de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon en de detentieomstandigheden in Roemenië. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat hij adequaat vertegenwoordigd was door een advocaat tijdens het hoger beroep in Roemenië.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. Hoewel er zorgen zijn over de algemene detentieomstandigheden, heeft de rechtbank geoordeeld dat de garanties die door de Roemeense autoriteiten zijn verstrekt voldoende zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon niet het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de bepalingen van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-100913-24
Datum uitspraak: 2 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 maart 2024 door de Tulcea Rechtbank, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd (uit andere hoofde) in de Penitentiaire Inrichting [persoon],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juni 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een strafrechtelijk vonnis met kenmerk 898 van Tulcea rechtbank van 21 juni 2023, alsmede een arrest in hoger beroep met kenmerk nr. 177/P/05.03.2023 van het Beroepsgerecht Constanţa. In de aanvullende informatie vermeldt de uitvaardigende justitiële autoriteit dat het arrest op 5 maart 2024 is gewezen. De rechtbank gaat dan ook van deze datum uit en niet van de in het kenmerk genoemde datum.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Volgens het EAB dient de gehele straf nog te worden uitgezeten. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Deze beslissingen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3] De pleegplaats (Roemenië) blijkt uit het zogenaamde A-formulier, gelezen in samenhang met het EAB.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden.. Het was de Roemeense autoriteiten bekend dat de opgeëiste persoon vanwege zijn medische omstandigheden niet aanwezig kon zijn bij de procedure in hoger beroep, waardoor het voor de verdediging onbegrijpelijk is dat er toch een vonnis in hoger beroep is gewezen.
De aanvullende informatie roept ook vragen op, los van het feit dat het d-formulier niet vertaald is uit het Roemeens. In de aanvullende informatie van 30 mei 2024 staat bijvoorbeeld geen datum genoemd waarop de opgeëiste persoon in persoon zou zijn gedagvaard.
Voorts voert de verdediging aan dat het arrest niet onherroepelijk is, en de overlevering alleen al om die reden geweigerd zou moeten worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit de aanvullende informatie van 30 mei 2024 blijkt dat het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden door het arrest in hoger beroep van het Beroepsgerecht Constanţa. Uit de aanvullende informatie blijkt ook dat de procedure in hoger beroep getoetst dient te worden aan de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW nu de opgeëiste persoon niet aanwezig was in de procedure die tot het arrest heeft geleid. Hoewel de aanvullende informatie deels niet vertaald is, is uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 15 en 30 mei 2024 voldoende duidelijk dat sprake is van de in artikel 12, sub b, OLW genoemde omstandigheid. De opgeëiste persoon was op de hoogte van de procedure in hoger beroep en is in die procedure is vertegenwoordigd door een gekozen advocaat die aanwezig was bij de procedure. Hiermee is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] Uit de aanvullende informatie van 15 en 30 mei mei 2024 blijkt dat de uitspraak in eerste aanleg met het arrest onherroepelijk is geworden (ofwel ‘
became final’) en dat in dit geval de procedure die heeft geleid tot het arrest van 5 maart 2024 van het Beroepsgerecht Constanţa getoetst dient te worden aan artikel 12 OLW. Daaruit volgt verder dat het verweer van de raadsvrouw dat die beslissing mogelijk niet onherroepelijk zou zijn geen doel treft.
Uit het EAB blijkt dat reeds dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces in eerste aanleg en dat er ambtshalve een advocaat aan hem werd toegewezen die hem gedurende het hele proces vertegenwoordigde. Hij heeft, zo staat in het EAB, zelf beroep aangetekend tegen het strafvonnis waarbij hij werd vertegenwoordigd door de advocaat Mergeani Mircea. In het d-formulier zoals dat is toegevoegd aan de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteiten van 30 mei 2024 is aangekruist dat de opgeëiste persoon, terwijl hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren en dat die advocaat tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd. In de aanvullende informatie zelf staat dat de opgeëiste persoon in hoger beroep vertegenwoordigd werd door zijn gekozen advocaat, te weten Mergeani Mircea. De tolk heeft ter zitting bevestigd dat in de toelichting op het d-formulier (dat niet vertaald is) herhaald wordt wat in het EAB en de aanvullende informatie staat.
De opgeëiste persoon heeft bovendien ter zitting ook verklaard dat hij zijn advocaat heeft gevraagd hoger beroep in te stellen en dat hij zelf niet naar de zitting is geweest vanwege zijn medische situatie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een van de feiten aan als zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 27, te weten:
verkrachting
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het andere feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Dit feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
Op 24 mei 2024 heeft de rechtbank de volgende garantie ontvangen, verstrekt door
the Ministry of Justice, National Administration of Penitentiaries:
“[…] regarding the request of the Dutch authorities on the conditions of detention to be
undertaken by the named [opgeëiste persoon] (DOB [geboortedag]1990, residing in [geboorteplaats]
county, sentenced to a penalty of 5 years imprisonment) in the event of his surrender
to the Romanian authorities, we communicate you as follows:
If the prisoner shall be surrendered to the Romanian authorities on Henri
Coanda Airport-Bucharest, he shall be initially placed in the Rahova
Penitentiary in order to be subject to the quarantine period for a period of 21 days
in a room that will ensure him a personal space of minimum 3 m2.
[…]
Having regard to the length of the sentence, this will most likely serve the
custodial sentence initially in the closed regime. Furthermore, having regard to his
domicile, this will most likely serve the sentence, for the start, in the Slobozia
Penitentiary.
[…]
With regard to the prospect of implementation of the measures included in
the Action Plan for the period 2020-2025 developed with a view to implementing
the Rezmives and others v. Romania pilot judgment, as well as the judgments
rendered in the Bragadireanu v. Romania group of cases and the number of
inmates in the custody of the National Administration of Penitentiaries, as a result of
the penal policies adopted by the Romanian state, The National Administration of
Penitentiaries guarantees that, during the whole period of execution of the sentence,
including the bed and the related furniture, without including the space for the
sanitary unit, the prisoner will benefit from a minimum individual space, as follows:
- 3 square metres during the period of quarantine and observation;
- 3 square metres during pre-trial detention;
- 3 square metres during maximum security regime;
- 3 square metres when serving the sentence in closed regime;
- 3 square metres when serving the sentence in semi-closed regime;
- 4 square metres when serving the sentence in open regime.”
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt te overlevering te weigeren omdat de detentieomstandigheden in Roemeense gevangenissen zorgelijk zijn en de afgegeven detentiegarantie niet afdoende is om die zorgen weg te nemen. Daarbij heeft de raadsvrouw met name gewezen op de medische situatie van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon is in 2023 slachtoffer geworden van een aanval met een samoerai zwaard, waarvoor hij (tussen 2 en 14 oktober 2023) in het ziekenhuis heeft gelegen. De pezen in zijn hand zijn beschadigd en de opgeëiste persoon wacht in Nederland op een datum waarop hij geopereerd kan worden aan zijn hand. De verwachting bestaat dat een dergelijke operatie terwijl hij in Roemenië is gedetineerd, ofwel pas op lange termijn zal plaatsvinden, of helemaal niet zal gebeuren. Dit zou er toe kunnen leiden dat hij blijvend letsel aan zijn hand over houdt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de afgegeven detentiegarantie voldoende is. De rechtbank heeft recentelijk nog de overlevering toegestaan naar de genoemde detentie-instellingen in Bucureşti-Rahova en Slobozia. [6]
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instelling waar hij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen immers weggenomen. De zorgen van de verdediging over de medische zorg in detentie gezien de verwonding aan de hand van de opgeëiste persoon vormen geen aanleiding tot twijfel over de gegeven garantie. Mogelijke tekortkomingen met betrekking tot de medische zorg in Roemeense detentie-instellingen zijn bovendien niet onderbouwd met objectieve gegevens. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Tulcea Rechtbank, Roemenië voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie onder andere: rb Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rb Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.De officier van justitie verwijst hierbij naar de volgende uitspraken: Rechtbank Amsterdam, 7 maart 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1251 (ten aanzien van Bucureşti -Rahova) en Rechtbank Amsterdam, 18 januari 2024 (ten aanzien van Slobozia).
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.