ECLI:NL:RBAMS:2022:2513

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
13/751133-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 4 mei 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie op 16 februari 2022, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Roemenië is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 2 jaar en 6 maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht, waarbij zij zich baseerde op rapporten van het European Committee for the Prevention of Torture (CPT). De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Roemeense gevangenissen, met name door overbevolking en slechte leefomstandigheden. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen te stellen aan de Roemeense autoriteiten over de detentieomstandigheden. Tevens is de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen, conform artikel 22 van de Overleveringswet (OLW). De zaak zal opnieuw worden behandeld voordat deze termijn verstrijkt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751133-22
RK nummer: 22/852
Datum uitspraak: 4 mei 2022
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 oktober 2021 door
the Tulcea Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 april 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Y. Nieboer, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Criminal sentence no. 732/25.05.2021 of Tulcea Court, pronounced in the case file no. 3404/327/209, modified and final on 4.10.2021 by the criminal no. 728/P/04.10.2021 of Constanța Court of Appeal (Reference: file no. 3404/327/2019).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
De veroordeling betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In onderdeel D van het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing. Wel is hij in persoon opgeroepen en heeft de rechtbank een raadsman voor hem aangewezen. Uit de toelichting op dit onderdeel volgt echter dat sprake is geweest van meer dan een zitting. Niet duidelijk is op welke zitting(en) de informatie van toepassing is, op welke van deze zitting(en) de zaak ten gronde is behandeld en of de opgeëiste persoon de door de rechtbank aangewezen raadsman ook heeft gemachtigd. Verder is het de rechtbank op basis van onderdeel B van het EAB niet duidelijk of sprake is geweest van een hoger beroep waarbij definitief uitspraak is gedaan over de schuld en straf nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [1] Het EAB vermeldt alleen dat
the Constanța Court of Appealhet eerdere vonnis van
the Tulcea Courtheeft aangepast (‘modified’).
Om te kunnen toetsen welke uitspraak onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt – het vonnis in eerste aanleg en/of het arrest in hoger beroep – heeft de rechtbank die informatie wel nodig. Bovendien stelt de rechtbank vast dat in het EAB niet is ingevuld binnen welke termijn de opgeëiste persoon verzet dan wel hoger beroep kan instellen.
De rechtbank zal om die reden het onderzoek ter zitting heropenen om zo de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
- Hebben de antwoorden in onderdeel D van het EAB betrekking op de uitspraak in eerste aanleg, op de uitspraak in hoger beroep of op beide?
- Heeft de rechter in hoger beroep uitspraak gedaan over de schuld van de betrokkene, na een onderzoek, in feite en in rechte, van belastend en ontlastend materiaal, zoals bedoeld in het arrest
Tupikas?
- Indien de rechter in hoger beroep inderdaad een uitspraak heeft gedaan zoals bedoeld in het arrest
Tupikasen indien onderdeel D geen betrekking heeft op de uitspraak in hoger beroep, wordt de uitvaardigende justitiële autoriteit verzocht onderdeel D ook ten aanzien van de uitspraak in hoger beroep onderdeel D in te vullen.
- Heeft de opgeëiste persoon voor de zitting in eerste aanleg dan wel in hoger beroep de raadsman ook gemachtigd, en zo ja, heeft deze raadsman daadwerkelijk zijn verdediging gevoerd?
- Binnen welke termijn kan de opgeëiste persoon verzet of hoger beroep instellen?

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

5.Artikel 11: detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [2]
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture
and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) van 14 april 2022 naar aanleiding van een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in Roemenië van 10 tot 21 mei 2021(CPT/Inf (2022)06), brengt geen verandering in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling zoals hiervoor genoemd.
In voornoemd rapport van de CPT worden bezoeken aan vier penitentiaire inrichtingen besproken, te weten de
Giurgiu and Mărgineni Prisons,
Craiova Prisonen
Galaţi Prison.
In het rapport is vermeld:

The CPT notes the ongoing investment in the reform of the prison system (…). Nevertheless, the challenges remain extensive: improving the living conditions, offering a range of purposeful activities for prisoners to assist them in preparing for reintegration into the community, increasing prison staff numbers and ensuring that health care services in prisons meet the needs of prisoners.
Moreover, overcrowding remains a serious problem, with the prison estate operating at 127% of its official capacity. Certain establishments visited such as Craiova and Mărgineni Prisons were operating above 150% of their capacity. (…)
The majority of persons met by the CPT’s delegation indicated that they had been treated correctly by staff. (…) Nevertheless, a considerable number of allegations of physical ill-treatment of prisoners by prison staff were received, including by members of the masked intervention groups, at Giurgiu Prison in particular. Allegations were also received at Craiova Prison and to a lesser extent at Mărgineni and Galaţi Prisons. The situation was particularly alarming at Giurgiu Prison where the delegation received credible allegations of several persons having been repeatedly subjected to blows to the soles of their feet: a torture method known as falaka. The report again raises serious concerns over the lack of recording of and reporting on injuries by the health care service and failures to investigate allegations of ill-treatment effectively. (…)
Although instances of inter-prisoner violence appeared to be lower than in 2018, it nevertheless remains a concern, notably at Giurgiu and Galaţi Prisons. (…)
Material conditions in all the prisons visited were generally poor, with cells dilapidated and lacking equipment (storage space, tables and chairs), and mattresses and bedding worn out and infested with bed bugs and cockroaches. Many complaints were received about the very limited access to hot water as well as in respect of the insufficient in-cell heating in winter. Further, many cells were severely overcrowded, notably at Craiova and Mărgineni Prisons, with persons often afforded a mere 2m² of living space each. Moreover, sanitary facilities were often in a poor state of repair and detained persons were not provided with appropriate quantities of detergent and hygiene products.
In all the prisons visited, it was difficult to evaluate the range of activities on offer to prisoners given the restrictions imposed by the Covid-19 pandemic. However, it is evident that much more needs to be done to provide prisoners with purposeful activities with a view to preparing them for reintegrating into the community. (…)
The CPT again emphasises the urgency of reinforcing staffing levels in the prisons visited, based upon a review of the role and duties of prison staff. (…)
De rechtbank dient tegen deze achtergrond vervolgens concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene na zijn overlevering een reëel gevaar zal lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd (Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (hierna arrest Aranyosi en Căldăraru), punten 92 en 94).
Daartoe moet de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit dringend verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende gegevens te verstrekken met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in die lidstaat zal worden gedetineerd (arrest Aranyosi en Căldăraru, punten 95 en 96).
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen (dan wel naar alle waarschijnlijkheid) zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis (HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589, punt 87 en punt 117).
In een brief van 10 februari 2022 heeft de
Criminal executions delegate judge,
E.E. Paralescu, de volgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt:

Regarding the detention guarantee, we inform you that the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 sqm. during the entire execution of the sentence, including the bed and the related furniture, without including the space destined for the sanitary facility.
Deze algemene garantie sluit, mede tegen de achtergrond van het recente CPT rapport, naar het oordeel van de rechtbank het geconstateerde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon niet zonder meer uit.
Verder lijkt de uitvaardigende justitiële autoriteit op 9 februari 2022 een uitgebreidere detentiegarantie te hebben afgegeven. De vertaling van dit document ontbreekt echter, zodat de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen dat dit een detentiegarantie betreft en – wanneer dit het geval is – in welke penitentiaire inrichting(en) de opgeëiste persoon na zijn overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd (zaak ML, punt 117).
De heropening strekt er om die reden tevens toe om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een vertaling van de vermoedelijke Roemeense detentiegarantie op te vragen, zodat de rechtbank kan beoordelen of de opgeëiste persoon, in geval van overlevering, een reëel gevaar van schending van artikel 4 Handvest loopt.
De slotsom is dus dat het onderzoek zal worden heropend en geschorst voor onbepaalde tijd. Artikel 22, vijfde lid, OLW schrijft daarbij voor dat de beslistermijn telkens met maximaal 30 dagen kan worden verlengd. De zaak zal voor het verstrijken van deze 30 dagen weer op zitting dan wel op raadkamer worden aangebracht om te beslissen over een eventuele verdere verlenging van de beslistermijn.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak binnen de hierna te noemen termijn op zitting dan wel in raadkamer moet worden aangebracht,om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 3.1. geformuleerde vragen te stellen aan de Roemeense autoriteiten en de onder 5. genoemde vertaling op te vragen;
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen met 30 dagen;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie met 30 dagen.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 mei 2022.
De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
2.O.a. rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:2630)