Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Vonnis is bepaald op heden.
2.De feiten
[gedaagde] heeft een bandje en daaruit zou blijken wie achter de mails zit. Hij kreeg nu bezoek en belt mij zo terug. Ik krijg het bandje ook denk ik. Bel je straks.”
[eiser] zegt over bewijs te beschikken dat [gedaagde] de persoon is die achter de defamerende berichten zit maar dat [gedaagde] dit ontkent;
[eiser] : De opdrachtgever van jouw opdracht?
, die ook, die heeft ook gerapporteerd. De auto van [gedaagde] staat voor de deur bij [adres] , bij mij. Ja, en toen heeft die gezegd, nou ja, doet dat nog erbij en doe dat nog erbij. [...] En had dingen beloofd om ehh [...]
Het hof ziet op dit moment onvoldoende aanknopingspunten om een strafrechtelijk onderzoek te openen dat voldoende wettig en overtuigend bewijs zal opleveren. Ook zal nader onderzoek, gelet op de aard van de aantijgingen en de verscheidenheid ervan, een grote en tijdrovende inzet van het opsporingsapparaat vergen. Het is maar zeer de vraag of nader onderzoek ruim vier jaar na dato nog bruikbaar en betrouwbaar (steun) bewijs zal opleveren. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat er onvoldoende goede redenen zijn om in deze zaak vervolging te gelasten.”
4.5. Ter zitting is nog het nodige te doen geweest over een opgenomen gesprek van 4 februari 2020. In dat gesprek heeft [naam 3] aan [eiser] verteld hoe hij al in april 2017 opdracht heeft gekregen om [eiser] en zijn ondernemingen 'kapot te maken'.
U vraagt mij wat ik kan verklaren over de rol van de heer [naam 2] bij de lastercampagne. Dat weet ik niet. Ik heb de heer [naam 2] twee keer ontmoet. (…) De heer [naam 2] was actief in Afghanistan. Een van mijn bedrijven zit ook in Afghanistan. Hij maakte bekend dat hij veiligheidsdeskundige was. [naam 2] had zich gemeld bij mij. (…) U vraagt mij of dit in 2016 of in 2017 was. Volgens mij was het in 2016, maar het is al lang geleden. (…) Hij vroeg of ik geïnteresseerd was hem in dienst te nemen. Zijn dienstverlening zou bestaan uit beveiligingswerkzaamheden.
4.18. (…)
5.3 [naam 3][ [naam 3] , vzr]
voert als verweer dat hij [gedaagde] niet kent, dat hij hem nooit heeft gesproken of ontmoet en dat hij nooit in zijn opdracht heeft gehandeld, direct of indirect. [naam 3] verwijst naar zijn schriftelijke verklaring van 31 oktober 2023 die hij als productie 1 in het geding heeft gebracht.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
kanbetalen, maar hij
wilniet terugbetalen en verstopt zijn vermogen voor [gedaagde] . Hij frusteert daarmee de nakoming van het Vonnis. Hij moet daarom openheid van zaken geven. Dat [eiser] wel degelijk over middelen beschikt blijkt al wel uit het feit dat hij tal van procedures voert waarin hij wordt bijgestaan door dure advocaten.
5.De beoordeling in conventie
bepaalde bescheiden.Artikel 843a Rv is bedoeld voor de situatie dat de inhoud van een bewijsmiddel aan een partij in beginsel bekend is, maar dat zij het niet in haar bezit heeft. Een zeer ruime en generieke omschrijving van de gegevens waarin inzage wordt verlangd, staat in de weg aan toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv. Dit artikel biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan een partij hoopt dat zijn wederpartij daarover beschikt en waarvan hij vermoedt dat deze wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. Het mag dus niet gaan om het hengelen naar informatie, oftewel een zogenoemde ‘fishing expedition’. Daarop strandt het overgrote deel van de vorderingen van [eiser] , waar het gaat om
alle geluidsopnamesvan [gedaagde] (mogelijke) gesprekken met [naam 2] ,
alle communicatievan [gedaagde] , daaronder ook nog eens begrepen communicatie via [gedaagde] werknemers of vennootschappen, via welk medium dan ook, met [naam 2] en [naam 3] en
alle communicatie die betrekking heeft op de lastercampagne tegen [eiser] .Deze vorderingen zijn veel te ruim geformuleerd om te kunnen worden toegewezen, daargelaten dat [gedaagde] dan kennelijk zelf, op straffe van dwangsommen, een selectie zou moeten maken van communicatie (die volgens hem niet bestaat) en die betrekking zou hebben op een lastercampagne waaraan hij naar eigen zeggen part noch deel heeft. Dat zou bij voorbaat al een onuitvoerbare veroordeling zijn die ongetwijfeld zou leiden tot executiegeschillen.
rechtsbetrekkingwaarop de vordering ziet, voldoende aannemelijk moet zijn. [10]
rechtsbetrekkingaannemelijk te achten zijn vermoedens onvoldoende. Er moeten voor onrechtmatig handelen van [gedaagde]
concrete aanknopingspuntenbestaan. Van belang is dat niet alleen in de procedure bij het gerechtshof maar in ieder geval ook in het Vonnis een belangrijk deel van de ‘bewijsmiddelen’ die [eiser] nu aandraagt reeds zijn getoetst en te licht zijn bevonden.
6.De beoordeling in reconventie
Maar het strookt niet met het wettelijk stelsel aan deze verplichting een praktische uitwerking te geven als door het middel voorgestaan.[toewijzing tot afgifte van bescheiden, vzr]
Zulks zou immers niet te verenigen zijn met de beperkte kring van personen die van een schuldenaar rekening en verantwoording, onderscheidenlijk overlegging van de boekhouding kunnen vergen, terwijl ook evenbedoelde parlementaire behandeling geen steun biedt aan de opvatting van het middel.
3.3 De klacht faalt voor zover deze inhoudt dat een schuldenaar ingevolge art. 475g lid 1 (oud) Rv verplicht is de deurwaarder desgevraagd behalve van zijn bronnen van inkomsten ook van zijn vermogen opgave te doen. De verplichting van de schuldenaar op grond van art. 475g lid 1 (oud) Rv heeft slechts betrekking op zijn bronnen van inkomsten. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever de mededelingsplicht minder ver heeft willen doen strekken dan in faillissement, waar de failliet ingevolge art. 105 Fw verplicht is de curator alle gewenste inlichtingen te verschaffen.4 Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 september 1991 volgt evenmin dat art. 475g lid 1 (oud) Rv moet worden uitgelegd op de wijze als het onderdeel verdedigt.”
7.De beslissing
€ 178,00 aan nakosten,