Uitspraak
[klaagster 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats 2] en
[klaagster 3], gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
Gerechtshof Amsterdam
Op 12 april 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met rekestnummer K21/230121, waarin het beklag van klager en klaagsters werd behandeld. Het beklag was gericht tegen de afwijzing van een verzoek om strafrechtelijke vervolging van beklaagde, die beschuldigd werd van valsheid in geschrift, laster, bedreiging, belaging, afpersing en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aangifte van de klagers niet voldoende steunbewijs bevatte om tot een bewezenverklaring van een strafbaar feit te komen. De verklaring van de klager was inconsistent en er ontbrak aanvullend bewijs uit andere bronnen. Het hof heeft ook overwogen dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijk onderzoek, vooral gezien de tijd die verstreken is sinds de vermeende feiten. De conclusie was dat er onvoldoende goede redenen waren om vervolging te gelasten, en het hof heeft het beklag ongegrond verklaard. De beschikking is gegeven door de voorzitter en de raadsheren, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.