ECLI:NL:RBAMS:2024:4760

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
13/151012-24 (EAB 2)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2024 uitspraak gedaan over een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia. Het EAB, dat op 19 april 2023 werd uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een Tunesische man, geboren in 1993, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss.

Tijdens de zitting op 25 juni 2024 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen. In een tussenuitspraak op 9 juli 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om te wachten op de vertaling van aanvullende informatie. Op 17 juli 2024 werd de behandeling hervat, maar de opgeëiste persoon was niet aanwezig. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Tunesische nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft het EAB beoordeeld op basis van de Overleveringswet (OLW) en vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Italië in overweging genomen, maar concludeerde dat er geen reëel gevaar is voor onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering ervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/151012-24 (EAB 2)
Datum uitspraak: 31 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2023 door door
Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia, Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Tunesië) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 25 juni 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juni 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Arabisch-Tunesische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd [2] en de gevangenneming van de opgeëiste persoon bevolen.
Tussenuitspraak 9 juli 2024
Bij tussenuitspraak van 9 juli 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de vertaling van de bij de aanvullende informatie verstrekte bijlagen ten behoeve beoordeling van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW af te wachten.
Zitting 17 juli 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 17 juli 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om bij de behandeling van het EAB aanwezig te zijn. De opgeëiste persoon is op de zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon opnieuw onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Tunesische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van 11 juli 2019 van de alleensprekende rechter van Padua, definitief op 8 februari 2022, referentienummer 1676/19 Reg. Vonnis.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [4]
Het Openbaar Ministerie bij het Hof van Beroep van Venetië heeft op 15 oktober 2022 een voorziening voor gelijktijdige strafuitvoering uitgevaardigd (nr. SIEP 335/2022). Hierin worden de openstaande vrijheidsstraffen, waaronder de hiervoor vermelde, samengevoegd. De totale resterende vrijheidsstraf bedraagt 6 jaar, 2 maanden en 16 dagen.

4.Referte

De raadsvrouw heeft geen verweren gevoerd met betrekking tot de inhoud van het EAB.

5.Tussenuitspraak 9 juli 2024

In de tussenuitspraak van 9 juli 2024 heeft de rechtbank al geoordeeld dat het feit dat in het EAB is vermeld, is aangemerkt als een zogenoemd lijstfeit en dat om die reden de dubbele strafbaarheid niet behoeft te worden getoetst. Dit oordeel wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.

6.De weigeringsgrond van artikel 12 OLW

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 9 juli 2024 het volgende vastgesteld ten aanzien van de beoordeling van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
“Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [5]
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing, maar op de hoogte was van de vastgestelde datum en een advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en op het proces ook werkelijk door die advocaat is verdedigd.
In het EAB is tevens vermeld dat het vonnis onherroepelijk is geworden op 8 februari 2022, ruim 30 maanden na de vonnisdatum. Dit was aanleiding voor de officier van justitie om aanvullende vragen te laten stellen. Gevraagd is of de zaak na 11 juli 2019 door een andere instantie opnieuw ten gronde is behandeld.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 20 juni 2024 meegedeeld dat de gekozen raadsman van de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 11 juli 2019. Bij arrest van 19 oktober 2020 heeft de Corte d’Appello Venetië het vonnis bevestigd. De opgeëiste persoon was aanwezig bij die procedure. De advocaat heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld, hetgeen op 8 februari 2022 is verworpen door de Corte Suprema di Cassazione. Bij deze informatie zitten bijlagen in de Italiaanse taal, die tot op heden onvertaald zijn gebleven.”
Naar aanleiding van de tussenuitspraak is op 11 juli 2024 aanvullende informatie verstrekt waaruit volgt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces dat tot de beslissing van het Hof van Venetië van 19 oktober 2020 heeft geleid, maar dat hij op de hoogte was van de procedure en dat hij tijdens het proces is vertegenwoordigd door een door hem gemachtigd advocaat die ook namens hem het woord heeft gevoerd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van een omstandigheid als omschreven in artikel 12 onder b OLW en dat de weigeringsgrond zich om die reden niet voordoet.

7.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Italië

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in oorspronkelijk zestien Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. [6] Gelet op het meest recente rapport van
the European Committee for the prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 24 maart 2023 en de actuele gegevens van non-gouvernementele organisatie Antigone, geldt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zes van die zestien detentiecentra (Centro Penitenziario Napoli Secondigliano, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Turi, Trani vrouwengevangenis en Nuoro) op dit moment geen algemeen gevaar meer. [7]
Voor het geval de opgeëiste persoon in één van de tien instellingen zal worden gedetineerd waarvan de rechtbank wel een algemeen gevaar heeft aangenomen, verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 30 maart 2021 [8] , waarin het volgende is overwogen:
“De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.”
De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak van 30 maart 2021 geoordeeld dat inmiddels voldoende vaststaat dat de algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig is.
In de algemene detentiegarantie is gegarandeerd dat overgeleverde personen niet zullen worden gedetineerd in de zestien detentiecentra waarvoor de rechtbank eerder een algemeen gevaar heeft aangenomen. [9] De Italiaanse autoriteiten hebben in de bedoelde brieven bevestigd dat deze algemene detentiegarantie geldt voor alle door Nederland overgeleverde personen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garanties, evenmin een reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de tien hiervoor bedoelde detentie-instellingen in Italië onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Het enkele tijdsverloop sinds het moment van het verstrekken van deze garantie is geen aanleiding om niet langer uit te gaan van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie.
Concluderend staat de weigeringsgrond van artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Procura Generale Della Republica Presso la Corte D’appello di Venezia(Italië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. E. Biҫer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. van Heusden en S. van Gerven, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
6.Rechtbank Amsterdam, 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
7.Rechtbank Amsterdam, 12 april 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2332.
8.Rechtbank Amsterdam, 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.
9.Zie o.a. Rechtbank Amsterdam, 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2039.