Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Italië. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1984, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 10 december 2019, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. C.J.J. Visser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de Italiaanse detentiecentra, waar de beschikbare ruimte per gedetineerde niet gegarandeerd is. Dit is gebaseerd op gegevens van de non-gouvernementele organisatie Antigone, die aantoont dat in 16 van de 85 bezochte gevangenissen in Italië de cellen kleiner zijn dan 3 m². De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om aanvullende informatie over de detentieomstandigheden in Italië, voordat een definitieve beslissing over de overlevering kan worden genomen.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd en de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met dertig dagen. De rechtbank benadrukt dat, hoewel er aanwijzingen zijn voor gebreken in de detentieomstandigheden, dit niet automatisch betekent dat de opgeëiste persoon bij overlevering onmenselijk of vernederend behandeld zal worden. De rechtbank zal de uitvaardigende justitiële autoriteit verzoeken om alle noodzakelijke gegevens om te beoordelen of er in dit specifieke geval een reëel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon.