ECLI:NL:RBAMS:2023:2332

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
13/019759-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel zonder beoordelingsmarge

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, is gedetineerd in Nederland en wordt gevraagd om overgeleverd te worden aan Italië voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van acht jaar, die is opgelegd voor ernstige strafbare feiten, waaronder georganiseerde of gewapende diefstal en verkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg aanwezig was bij de rechtszittingen en dat hij in hoger beroep werd bijgestaan door een advocaat. Dit betekent dat er geen weigeringsgrond is op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft ook overwogen of er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Italiaanse detentiecentra. Op basis van recente rapporten en garanties van de Italiaanse autoriteiten heeft de rechtbank geconcludeerd dat voor zes van de zestien onderzochte detentiecentra geen algemeen gevaar meer bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen beletselen zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Italië toe te staan, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/019759-23 (EAB 1)
Datum uitspraak: 12 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 7 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2022 door
the Office of the General Prosecutor of the Republic at the Court of Appeal in Turin(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker, advocaat in Almere en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een judgment no. 2699/21, no. 322/20 R.G. Trib. Delivered on 21.4.2021 by the Court of Appeal of Turin - III Criminal Division reforming judgment delivered on 24.07.2019 by the Court of Alessandria on 24.7.2019, final as from on 11.11.2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 7 jaren en 5 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 21 april 2021.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
De officier van justitie van Torino heeft op 16 november 2022 besloten deze vrijheidsstraf te voegen met andere openstaande vrijheidsstraffen van de opgeëiste persoon. De voegingsbeslissing bepaalt dat de resterende vrijheidsstraf 8 jaren, 4 maanden en 2 dagen bedraagt. De referentie van die beslissing is nr. 1122/2002 SIEP.
Deze in de cumulatiebeslissing vermelde resterende vrijheidsstraf is ook vermeld in het EAB.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft ter zitting verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 26 oktober 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7856), waarin zij heeft geoordeeld dat een zodanige voegingsbeslissing geen beoordelingsmarge omvat, zodat deze niet relevant is voor de beoordeling van artikel 12 OLW.
De officier van justitie heeft er verder op gewezen dat optelling van de verschillende vrijheidsstraffen een lagere uitkomst heeft dan in het EAB vermeld. De officier van justitie wijt dat aan een rekenfout die in Italië bij executie van de straf aan de orde kan worden gesteld.
De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat een voegingsbeslissing als de onderhavige in Italië geen beoordelingsmarge omvat, maar slechts een eenvoudige optelsom van resterende straffen betreft. In dit geval levert de optelsom van de openstaande straffen een uitkomst op die een maand lager is dan in het EAB vermeld. De vraag of dit een rekenfout of een kennelijke verschrijving is, kan bij de beoordeling van het EAB in het midden blijven. Het is een kwestie die na overlevering in Italië aan de orde kan worden gesteld.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg ter terechtzitting aanwezig was. In hoger beroep is de opgeëiste persoon – op de hoogte van het voorgenomen proces – verdedigd door een door hem gekozen en gemachtigde advocaat. Daarmee is de situatie van artikel 12 sub b OLW aan de orde en is de weigeringsgrond als bedoeld in dit artikel niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 18 en 27, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal;
verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in zestien Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. [4] Gelet op het meest recente rapport van de
European Committee for the prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 24 maart 2023 en de actuele gegevens van non-gouvernementele organisatie Antigone geldt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zes van die zestien detentiecentra (Centro Penitenziario Napoli Secondigliano, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Turi, Trani vrouwengevangenis, Nuoro) op dit moment geen algemeen gevaar meer.
Zoals ook in eerdere procedures is gebeurd, heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum van het openbaar ministerie in deze zaak twee brieven van de Italiaanse autoriteiten van 2 en 4 maart 2020 aan het dossier toegevoegd, waarin is gegarandeerd dat overgeleverde personen niet zullen worden gedetineerd in de zestien detentiecentra waarvoor de rechtbank eerder een algemeen gevaar heeft aangenomen. [5] De Italiaanse autoriteiten hebben in bedoelde brieven bevestigd dat deze algemene detentiegarantie geldt voor alle door Nederland overgeleverde personen.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze informatie kan worden afgeleid dat voor de opgeëiste persoon het gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in Italiaanse detentie-instellingen is weggenomen. De detentieomstandigheden vormen daarom geen beletsel voor de overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan door
the Office of the General Prosecutor of the Republic at the Court of Appeal in Turin(Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.