ECLI:NL:RBAMS:2021:1804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
13/751037-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering dateert van 2 februari 2021 en betreft de overlevering van een Nigeriaanse vrouw, geboren in 1986, die gedetineerd is in Nederland. Het EAB is uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten en betreft een vrijheidsstraf van vier jaar voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat er geen beletselen zijn voor de overlevering, ondanks het verweer dat de detentieomstandigheden in Italië onmenselijk zouden zijn. De rechtbank heeft eerder overwogen dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling, op basis van garanties van de Italiaanse autoriteiten. Daarnaast is het verweer van de raadsman dat de overlevering een schending van het familie- en gezinsleven zou opleveren, verworpen. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering wordt derhalve toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751037-21
RK nummer: 21/637
Datum uitspraak: 30 maart 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 februari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 januari 2019 door de
Office of the Prosecutor Generalin Florence (Italië)
,en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te Nigeria op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 maart 2021. Het verhoor heeft – via telehoren – plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. L.H. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Enforcement Order for Imprisonmentno. 475/16 SIEP van 23 september 2016 van de
Office of the Prosecutor Generalin Florence (Italië)
,naar aanleiding van een arrest van de
Court of Appealin Florence (Italië) van 6 februari 2015, definitief geworden op 13 september 2016.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit arrest heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaren, 11 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Italiaans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Zij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in zestien Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. [1] Zoals ook in eerdere procedures is gebeurd, heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum van het Openbaar Ministerie in deze zaak twee brieven van de Italiaanse autoriteiten van 2 en 4 maart 2020 aan het dossier toegevoegd, op basis waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat het gevaar op een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) strijdige situatie voor de opgeëiste persoon is weggenomen. [2]
Bij brief van 15 maart 2021 heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie bevestigd dat de bij brieven van 2 en 4 maart 2020 gegeven garanties nog altijd geldig zijn en ook op de opgeëiste persoon van toepassing zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze informatie kan worden afgeleid dat voor de opgeëiste persoon geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zestien detentie-instellingen waar volgens de rechtbank een dergelijk gevaar bestaat. De detentieomstandigheden vormen daarom geen beletsel voor de overlevering.
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
7. Artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: family life
De raadsman heeft gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de overlevering een schending van het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 7 van het Handvest oplevert. De opgeëiste persoon heeft twee minderjarige kinderen voor wie zij de zorg draagt. Het is niet waarschijnlijk dat de opgeëiste persoon, als zij in Italië gedetineerd zou worden, contact met haar kinderen kan houden. Het zal voor de kinderen niet mogelijk zijn hun moeder te bezoeken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding teneinde een terugkeergarantie bij de Italiaanse autoriteiten op te vragen, zodat de opgeëiste persoon de opgelegde straf in Nederland uit kan zitten. In Nederland kan de opgeëiste persoon de detentie samen met haar jongste kind ondergaan.
De officier van justitie heeft gesteld dat overlevering, gelet op artikel 52 lid 1 Handvest, een toegestane beperking is van de uitoefening van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. De overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon in Duitsland woont met haar kinderen. Zij heeft geen
family lifemet haar kinderen in Nederland en hier te lande is ook geen sprake van ander
family life.Om deze reden is het gevoerde verweer niet toepasselijk in deze zaak en bestaat al hierom geen reden om de overlevering op deze grond niet toe te staan. De opgeëiste persoon heeft geen binding met Nederland en voldoet niet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander. Bovendien gaat het niet om een vervolgings- maar om een executie-overlevering, zodat het niet mogelijk is een terugkeergarantie te vragen. Wel zal de opgeëiste persoon in Italië strafovername door de Duitse autoriteiten kunnen verzoeken. De rechtbank ziet geen reden om tot aanhouding van de behandeling van de zaak over te gaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Office of the Prosecutor Generalin Florence (Italië)
.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en N.M. van Waterschoot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 maart 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053
2.o.a. Rechtbank Amsterdam 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2039