Uitspraak
- de dagvaarding van 12 april 2023;
- de akte overlegging producties, tevens het aanbrengen van de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in schadestaatprocedure, tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 15 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de nadere producties 12 tot en met 17 van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 april 2024;
- de brief van 14 mei 2024 van de zijde van Binck met opmerkingen bij het proces-verbaal;
- de brief van 15 mei 2024 van de zijde van [eiser] met opmerkingen bij het proces-verbaal.
3.De feiten
, terwijl zij die liquidatie die middag al in twee uur had gedaan, zonder dat voor het in allerijl liquideren van de portefeuille een spoedeisende zwaarwichtige reden was gegeven. Door [eiser] niet tijdig en duidelijk te informeren dat zij voornemens was de portefeuille te gaan liquideren, werd [eiser] verstoken van de mogelijkheid om maatregelen te nemen of in kort geding een spoedvoorziening te vorderen, terwijl de rekening van [eiser] geblokkeerd bleef en [eiser] geen nieuwe posities meer kon innemen. Aldus heeft BinckBank in strijd met haar verplichtingen jegens [eiser] de belangen van [eiser] veronachtzaamd.”
4.Het geschil
5.De beoordeling
in the moneyis. Daarbij zijn er aanzienlijke transactiekosten gemoeid met het doorrollen van posities, waarmee in de berekeningen geen rekening is gehouden. De schadeberekening en de daarbij gehanteerde aannames zijn onnavolgbaar, onrealistisch en niet onderbouwd.
Als deze stellingen[over Ponzi-fraude, rechtbank]
van BinckBank juist zouden zijn – [eiser] heeft deze gemotiveerd betwist – kan daarin rechtvaardiging gevonden worden voor het door BinckBank blokkeren van de rekening van [eiser] op 26 januari 2012 (…). Het punt waar het hier in appel over gaat is evenwel niet het blokkeren van de rekening van [eiser] maar het vervolgens op 26 januari 2015 door BinckBank liquideren van de beleggingsportefeuille van [eiser] (…) en daarvoor zijn de aangevoerde argumenten geen rechtvaardiging.”
mutatis mutandisook voor de subsidiaire vordering van [eiser] . Binck heeft onder andere aangevoerd dat [eiser] ten onrechte uitsluitend uitgaat van het vergelijken van de omvang van het kassaldo in plaats van alle vermogenscomponenten daarbij te betrekken, waaronder de omvang van de negatieve waarde van de optieportefeuille. Dit is door [eiser] onweersproken gelaten. Zij heeft ook niet toegelicht waarom met een vergelijking van kassaldi kan worden volstaan, terwijl uit het rov. 5.2 genoemde kader volgt dat de schade moet worden vastgesteld op grond van een vergelijking van het gehele vermogen.