5.2Garantie
De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
The Provincial Court in Radom, 2nd Criminal Divisionheeft op 23 mei 2024 de volgende garantie gegeven:
“
[…] the Provincial Court in Radom 2nd Criminal Division hereby informs that in accordance with the law in force in the Republic of Poland, i.e. Art. 607j § 1 and 2 of the Code of Penal Procedure if the country executing the arrest warrant has handed over the person prosecuted on condition that the execution of the penalty of imprisonment or other measures involving deprivation of liberty will take place in that country, no enforcement order shall be initiated against such a person. However, after the judgment becomes final, a decision is issued that the sentenced person will be transferred to the appropriate Member State of the European Union in order to enforce the sentence or another measure involving deprivation of liberty.
The above-mentioned is a guarantee that [opgeëiste persoon] will be returned, if such a condition was stipulated (reserved) by the executing State.”
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden, omdat de afgegeven terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk is.
In bovengenoemde brief van 23 mei 2024 wordt verwezen naar artikel 607j van het Poolse Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) in plaats van naar het ter zake dienende Kaderbesluit. Die bepaling op zichzelf zou kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van een onvoorwaardelijke terugkeergarantie, maar die bepaling staat niet op zichzelf en dient in samenhang gelezen te worden met onder andere artikel 611t van het Poolse WvSv. Daarin staat – voor zover van belang – het volgende:
Ҥ1. In geval van een onherroepelijk vonnis van een Poolse rechtbank tegen een Poolse burger of een buitenlander van een vrijheidsstraf, kan de arrondissementsrechtbank, in wiens arrondissement het vonnis is gewezen, met instemming van de veroordeelde, verzoeken om de tenuitvoerlegging van het vonnis rechtstreeks aan de bevoegde rechtbank of een ander orgaan van een lidstaat van de Europese Unie, in dit hoofdstuk "staat van tenuitvoerlegging" genoemd, over te dragen, indien de overdracht van het vonnis aan de tenuitvoerleggingsstaat geschikter is voor de opvoeding en opleiding van de betrokken lidstaat en preventieve punitieve doeleinden.
§2. Het in §1 bedoelde voorval kan ook plaatsvinden op verzoek van de veroordeelde of de bevoegde rechterlijke of andere instantie van de tenuitvoerleggingsstaat.”
In artikel 611tg van het Poolse WvSv staat – voor zover van belang – het volgende:
“§5. Op verzoek van de bevoegde rechtbank of een andere autoriteit van de staat van de uitspraak, kan de rechtbank instemmen met de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, jurisprudentie tegen de dader die niet de Poolse nationaliteit heeft of die geen permanente of tijdelijke verblijfplaats heeft op het grondgebied van de Republiek Polen, als dit meer zal toelaten om de educatieve en preventieve doelstellingen van de straf te realiseren.”
Bovenstaande artikelen geven aan dat er hobbels worden opgeworpen door de Poolse wet die niet horen bij een onvoorwaardelijke terugkeergarantie. Dit heeft in andere overleveringszaken ertoe geleid dat de Poolse autoriteiten ook hebben verklaard dat de Poolse wet niet de mogelijkheid biedt om een onvoorwaardelijke terugkeergarantie te verstrekken.De Poolse rechter die het verzoek tot terugkeer binnenkrijgt, heeft dan ook een beslissingsmogelijkheid om anders te oordelen dan het automatisch verlenen van toestemming.
Hoewel de rechtbank in meerdere uitspraken de overlevering heeft toegestaan met terugkeergaranties in verschillende bewoordingen,meent de verdediging dat dergelijke onvoorwaardelijke garanties door de Poolse autoriteiten niet kúnnen worden afgegeven. Thans is duidelijke geworden dat reeds overgeleverde opgeëiste personen met een dergelijke garantie ook daadwerkelijk problemen ondervinden bij het inroepen van de garantie, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de terugkeergarantie voldoende is. De rechtbank heeft op 6 maart 2024 de overlevering nog toegestaan in een overleveringszaak met een soortgelijke terugkeergarantie.Het is de officier van justitie niet bekend dat er problemen zouden zijn met de uitvoering van terugkeergaranties.
De rechtbank stelt voorop dat de bewoordingen van de in deze zaak verkregen terugkeergarantie dusdanig concreet zijn dat op basis daarvan geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de inhoud en strekking ervan: er wordt onvoorwaardelijk gegarandeerd dat de opgeëiste persoon, mocht hij in Polen worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan. Gelet op het vertrouwensbeginsel, gaat de rechtbank er van uit dat de Poolse autoriteiten deze garantie ook gestand doen. Daar komt bij dat de rechtbank ambtshalve bekend is met de in 2022 verschenen publicatie
European Arrest Warrant. Practice in Greece, the Netherlands and Polandkan worden afgeleid dat artikel 611t van het Poolse WvSv niet van overeenkomstige toepassing is verklaard op artikel 607j van het Poolse WvSv. Het rapport vermeldt immers:
“(..) in Article 607j of the CCP and in the whole Chapter 65a of the
CCP concerning issuing the EAW, no reference is made to provisions of another
Chapters of the CCP transposing the FD 2008/909/JHA. Such reference is made only in Chapter 65b of the CCP concerning execution of the EAW by the Polish judicial
authorities.”
Ook in die zin geeft het betoog van de raadsman de rechtbank geen aanleiding om aan de onvoorwaardelijkheid van de afgeven garantie te twijfelen. De rechtbank is dan ook voornemens om in die lijn te beslissen en het verweer te verwerpen, maar zal deze beslissing aanhouden in verband met het navolgende.
In genoemd rapport is tevens opgemerkt dat wordt betoogd dat het ontbreken van de verwijzing naar (onder andere) artikel 611t van het Poolse WvSv niet betekent dat het niet evengoed wordt toegepast:
“However, in the recent literature it is argued that the lack of such reference does not imply inability to apply the regime of FD 2008/909/JHA. To the contrary, it is underlined that the regime of FD 2008/909/JHA takes precedence over the regulations of the EAW, in accordance with Article 25 of the FD 2008/909/JHA (see, T. Ostropolski, in: Postępowanie w sprawach karnych ze stosunków międzynarodowych. Komentarz do Działu XIII KPK, Warszawa 2016, p. 793; B. Augustyniak, in: Kodeks postępowania karnego. Tom II. Komentarz aktualizowany, ed. D. Świecki, Lex/el. 2021, para. 4).”
Daar komt bij dat de raadsman ter zitting een paar concrete voorbeelden heeft genoemd van opgeëiste personen die, na overlevering en veroordeling in Polen, wel degelijk problemen (lijken) te hebben ondervonden bij het inroepen van hun terugkeergaranties. Nu de zaak, gelet op het hier navolgende onder 6., toch zal worden aangehouden, ziet de rechtbank hierin aanleiding om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om:
- navraag te doen binnen haar organisatie naar (i) of bij de door de raadsman genoemde voorbeelden daadwerkelijk problemen werden ondervonden bij het inroepen van de terugkeergarantie en dat die problemen zijn terug te voeren op gebleken ‘niet-onvoorwaardelijkheid’ van die garanties, (ii) of er meerdere gevallen bekend zijn waarin een dergelijk probleem speelde en, zo ja, (iii) of dit een structureel probleem is, en
- om haar bevindingen vervolgens met de rechtbank te delen.