ECLI:NL:RBAMS:2024:1982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
13/007225-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel, met aandacht voor detentieomstandigheden in Polen

Op 5 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Polen, naar aanleiding van bevindingen in een rapport van het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT). De opgeëiste persoon, geboren in Polen en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord tijdens de zittingen. De rechtbank heeft eerder op 7 maart 2024 een tussenuitspraak gedaan waarin het onderzoek werd heropend om de raadsman en de officier van justitie de gelegenheid te geven zich uit te laten over het CPT-rapport.

Tijdens de zittingen op 22 februari en 26 maart 2024 zijn de standpunten van de officier van justitie en de raadsman besproken. De officier van justitie betoogde dat het CPT-rapport niet representatief is voor de algehele situatie in Polen, terwijl de raadsman stelde dat er een algemeen gevaar bestaat voor schending van grondrechten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld. De rechtbank heeft besloten om de termijn voor uitspraak over de overlevering met dertig dagen te verlengen en het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen, met de verplichting om de zaak uiterlijk 14 dagen voor 5 mei 2024 opnieuw te behandelen.

De rechtbank heeft ook aanvullende vragen geformuleerd die aan de Poolse autoriteiten moeten worden voorgelegd, met betrekking tot de detentieomstandigheden, medische zorg en contact met de buitenwereld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/007225-24
Datum uitspraak: 5 april 2024
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 10 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2023 door
the County Court in Poznań(Polen, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991.
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 22 februari 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 22 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand
gedaan van zijn recht op zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door zijn
gemachtigd raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda.
De tussenuitspraak van 7 maart 2024
De rechtbank heeft op 7 maart 2024 een tussenuitspraak gewezen. [2] Daarin is het onderzoek heropend om de raadsman en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om zich op een volgende zitting uit te laten over het CPT-rapport.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3]
De zitting van 26 maart 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 26 maart 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand
gedaan van zijn recht op zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door zijn
gemachtigd raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.De tussenuitspraak van 7 maart 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 7 maart 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 6 van de tussenuitspraak van 7 maart 2024; ook deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
4.1
Standpunten van de officier van justitie en de raadsman
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het rapport van de European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) ziet op één
remand prison. Daarom is dit rapport niet representatief voor de algehele situatie in Polen en onvoldoende om een algemeen gevaar voor voorlopig gedetineerden in Polen te kunnen aannemen. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank wel een algemeen gevaar aanneemt, het Openbaar Ministerie in de gelegenheid dient te worden gesteld om aanvullende vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Ten aanzien van het punt van de medische zorg geldt dat de situatie van de opgeëiste persoon verschilt van de situatie zoals beschreven in het rapport, omdat de opgeëiste persoon al tijdens de overleveringsdetentie minimaal één keer medisch is onderzocht. Daarom hoeven ten aanzien van de medische zorg geen aanvullende vragen te worden gesteld.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat gelet op de bevindingen in het CPT-rapport een algemeen gevaar dient te worden aangenomen voor schending van één of meer grondrechten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zorgen bestaan omtrent het contact met de buitenwereld en de advocaat, de medische zorg en het 23 uur per dag op cel doorbrengen. Daarover dienen aanvullende garanties te worden verstrekt door de Poolse autoriteiten.
4.2
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de zorgen die in het CPT-rapport van 22 februari 2024 worden geuit met betrekking tot de detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de reactie van 22 februari 2024 van de Poolse autoriteiten daarop. Gelet op de bevindingen uit het CPT-rapport ziet de rechtbank aanleiding om aanvullende vragen te stellen, ter beoordeling van de vraag of sprake is van algemeen reëel gevaar voor schending van grondrechten. [4] Nu het aan de rechtbank, als uitvoerende rechterlijke autoriteit, is deze beoordeling uit te voeren, zal de rechtbank zelf de vragen formuleren en ligt het dus niet voor de hand het Openbaar Ministerie, als verzocht, daartoe de gelegenheid te bieden.
De zorgen van het CPT zien in de hoofdlijnen op de hieronder genoemde vier punten. De rechtbank zal dit hieronder per onderdeel nader toelichten.
De medische zorg
De rechtbank is van oordeel dat op basis van hetgeen in het CPT-rapport is gerapporteerd met betrekking tot de medische zorg in
remand prisonsgeen aanleiding bestaat om te vrezen voor een schending van één of meer grondrechten ten aanzien van de categorie van gedetineerden die door Nederland aan Polen zijn overgeleverd ter fine van vervolging. Voor zover deze zorgen zien op de medische check die bij binnenkomst wordt uitgevoerd, geldt namelijk dat die situatie niet van toepassing is op door Nederland overgeleverde personen, reeds omdat ten aanzien van hen een medische controle plaatsvindt voorafgaand aan de feitelijke overlevering. De rechtbank volgt hierin het standpunt van de officier van justitie en ziet geen aanleiding om over dit onderdeel aanvullende vragen te stellen.
Het contact met de advocaat
De rechtbank stelt vast dat uit het CPT-rapport blijkt dat het in de praktijk soms onmogelijk blijkt voor een
remand prisonerom contact te hebben met zijn advocaat. Uit de reactie van de Poolse autoriteiten komt echter naar voren dat na het bezoek van het CPT de regelgeving zodanig is aangepast dat het uitgangspunt inmiddels is dat gedetineerden toestemming krijgen voor meerdere telefonische contacten met de advocaat. Die toestemming blijft van kracht. Alleen indien de redelijke vrees bestaat dat het contact wordt gebruikt voor “
unlawful obstruction of the proceedings” of het plegen van een strafbaar feit, wordt de toestemming ingetrokken. Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank ervan uit dat de situatie waarover is gerapporteerd inmiddels niet meer actueel is. De rechtbank zal ook over dit onderdeel geen aanvullende vragen stellen.
23 uur per dag op cel zitten
Uit het CPT-rapport blijkt onder andere:
“Further, the Committee regrets to note that the regime for remand prisoners has remained extremely impoverished despite the CPT’s repeated recommendations on the subject. Indeed, the vast majority of remand prisoners still spent days and months on end in a state of idleness, with no meaningful activities, locked up in their cells for up to 23 hours per day.”
De rechtbank heeft kennis genomen van de reactie van de Poolse autoriteiten hierop. In de reactie stellen de Poolse autoriteiten het volgende voorop:
“Being outside of the living cell, participating in activities and organized recreation are
important factors in the prevention of the negative effects of isolation in a prison. It must
be emphasized, however, that pretrial detention, due to its purpose, involves the necessity of rigorous isolation, the hardship of which is difficult to eliminate.”
Vervolgens wordt in de reactie een overzicht gegeven van activiteiten die zowel voor voorlopig gedetineerden als voor gedetineerden die een straf uitzitten worden aangeboden. Dit geeft de rechtbank aanleiding om de hieronder te noemen vragen te stellen.
Het contact met de buitenwereld
Uit het CPT-rapport komt naar voren dat voor ieder telefonisch contact of fysiek bezoek toestemming aan een rechter of officier van justitie dient te worden gevraagd en dat er lange tijd overheen kan gaan voordat daar een beslissing op wordt genomen. Uit de reactie van de Poolse autoriteiten blijkt dat het mogelijk is dat toestemming wordt gegeven voor meerdere telefonische contacten en bezoeken. Ook met betrekking tot het contact met de buitenwereld ziet de rechtbank aanleiding om aanvullende vragen te stellen.
De rechtbank zal het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen voor te leggen aan de Poolse autoriteiten:
- Geldt ten aanzien van de
out-of-cellactiviteiten die worden genoemd in de reactie van de Poolse autoriteiten van 22 februari 2024 dat die allemaal beschikbaar zijn voor voorlopig gedetineerden? Zo niet, welke
out-of-cellactiviteiten zijn wél beschikbaar voor voorlopig gedetineerden?
- Mogen alle voorlopig gedetineerden deelnemen aan deze activiteiten, behoudens de situatie dat een beslissing tot (contact)beperking is opgelegd?
- Als het zo is dat voorlopig gedetineerden gebruik kunnen maken van de aangeboden activiteiten of anderszins buiten de cel mogen verblijven (bijvoorbeeld in een gemeenschappelijke ruimte), hoeveel uur per dag kunnen zij buiten hun cel doorbrengen?
- Maakt het voor de beantwoording van de bovenstaande vragen uit in welk huis van bewaring de voorlopig gedetineerde is geplaatst? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dit per huis van bewaring verschilt?
- Kunt u omschrijven welke de procedure moet worden gevolgd om toestemming te vragen?
- Hoe lang duurt het voordat daar een beslissing op is genomen?
- Is de bevinding van het CPT, dat dit er voor voorlopig gedetineerden in de praktijk toe leidt dat zij slechts één keer per maand bezoek kunnen ontvangen voor maximaal 1 uur, nog steeds actueel? Zo ja, geldt dit alleen voor de bezochte
remand prisonof geldt dit ook voor andere huizen van bewaring?
- In welk huis van bewaring zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid worden geplaatst? [5]
- Hoeveel persoonlijke ruimte (in een meerpersoonscel) staat hem daar ter beschikking, waarbij de ruimte die in beslag wordt genomen door de sanitaire infrastructuur niet mag worden meegenomen? [6] ?

5.Beslissing

VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 30 (dertig) dagen;
HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd – met dien verstande dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 5 mei 2024 ( het verstrijken van de beslistermijn) weer op zitting moet worden aangebracht – teneinde de officier van justitie in gelegenheid te stellen de hiervoor onder 4.2 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEVEELT DE OPROEPINGvan de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 april 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.ECLI:NML:RBAMS:2024:1250.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Vergelijk Hof van Justitie van de Europese Unie 21 december 2023, C‑261/22 (G.N.), ECLI:EU:C:2023:1017.
5.Vergelijk HvJ EU, 25 juli 2018, C‑220/18 PPU (ML), ECLI:EU:C:2018:589
6.HvJ EU, 15 oktober 2019, C128/18 (Dorobantu), ECLI:EU:C:2019:857