ECLI:NL:RBAMS:2024:1611

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
13-325636-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in verband met een Europees aanhoudingsbevel

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering afgewezen, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de procedure die leidde tot het vonnis in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon niet de mogelijkheid had om zich te verzetten tegen de overlevering op een onvoorwaardelijke basis, zoals vereist door de Poolse wetgeving.

De zaak betreft een verzamelprocedure met meerdere vonnissen, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 20 jaar moet ondergaan in Polen. De rechtbank heeft eerder uitspraken gedaan over andere EAB's met betrekking tot deze persoon, waarbij de overlevering ook was geweigerd. De verdediging heeft aangevoerd dat er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie kan worden gegeven, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdediging niet adequaat is vertegenwoordigd geweest in de Poolse procedures, wat een schending van de verdedigingsrechten inhoudt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en het bevel tot gevangenhouding opgeheven. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-325636-23
Datum uitspraak: 6 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 21 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 oktober 2023 door een
judge of the Circuit Court in Katowice, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Hof, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt de volgende beslissingen:
Cumulative judgment of the Circuit Court in Katowicevan 5 maart 2023, met kenmerk XVI K 67/23 (
which became final and binding on 13th May 2023), including the following singular judgments:
1)Judgment of the District Court in Gliwicevan 8 mei 2013, met kenmerk IX K 2108/10;
2)Judgment of the Circuit Court in Czestochowavan 25 januari 2017, met kenmerk II K 74/16;
3)Judgment of the Circuit Court in Katowicevan 21 december 2017, met kenmerk XXI K 42/09;
4)Judgment of the Circuit Court in Katowicevan 1 maart 2018, met kenmerk XXI K 249/10.
5)Judgment of the District Court in Zabrzevan 30 december 2019, met kenmerk II K 2/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 20 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 19 jaren, 10 maanden en 6 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde
cumulative judgment.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Inleiding
De rechtbank heeft eerder uitspraken gewezen voor EAB’s ten aanzien van deze opgeëiste persoon.
Op 20 april 2023 heeft de rechtbank uitspraak gedaan over toenmalig EAB I, dat uitgevaardigd is op 20 augustus 2019. [4] De grondslag van dit EAB betrof vonnis
1)van het huidige EAB (met kenmerk IX K 2108/10), en een arrest (met kenmerk IX K 981/10) waarbij een straf is opgelegd van 2 jaar en 4 maanden. De rechtbank heeft toen de overlevering geweigerd op grond van artikel 6a OLW en de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De opgeëiste persoon is sinds deze uitspraak in het kader van deze straf gedetineerd in een Nederlandse Penitentiaire Inrichting tot aan het moment dat hij werd aangehouden voor het thans in behandeling zijnde EAB.
Op bovengenoemde datum heeft de rechtbank ook uitspraak gedaan over toenmalig EAB II, dat uitgevaardigd is op 25 september 2018. [5] De grondslag van dit EAB betrof vonnis
2)van het huidige EAB (met kenmerk II K 74/16), en een arrest (met kenmerk AKa 451/17) waarbij een straf is opgelegd van 9 jaar. De rechtbank heeft toen de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 OLW en gemotiveerd niet afgezien van deze weigeringsgrond.
De rechtbank heeft op dezelfde datum ook uitspraak gedaan over toenmalig EAB III, dat uitgevaardigd is op 17 december 2019. [6] De grondslag van dit EAB betrof vonnis
4)van het huidige EAB (met kenmerk XXI K 249/10), en een arrest (met kenmerk II AKa 419/18) waarbij een straf is opgelegd van 5 jaar en 6 maanden. De rechtbank heeft toen de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 OLW en ook hier gemotiveerd niet afgezien van deze weigeringsgrond.
Op 23 november 2023 heeft de rechtbank uitspraak gedaan over toenmalig EAB IV, dat uitgevaardigd is op 16 november 2020 (niet gepubliceerd). De grondslag van dit EAB betrof vonnis
3)van het huidige EAB (met kenmerk XXI K 42/09) en een arrest (met kenmerk AKa 421/18) waarbij een straf is opgelegd van 12 jaar. De rechtbank heeft toen bij tussenuitspraak vragen gesteld met betrekking tot artikel 12 OLW. Het openbaar ministerie is vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering vanwege de intrekking door de Poolse autoriteiten van het EAB op 15 juni 2023.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden wegens het ontbreken van een onvoorwaardelijke verzetgarantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW en nu ook geen sprake is van één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 1 en 13 februari 2024 blijkt dat een onvoorwaardelijke verzetgarantie niet gegeven kán worden omdat de Poolse wet deze mogelijkheid niet biedt. De Poolse Hoge Raad is wel bevoegd om het verzoek tot heropening van de procedure in behandeling te nemen, en als er aan een aantal voorwaarden is voldaan kan het verzoek ingewilligd worden. Deze voorwaarden vormen een beletsel in het kader van artikel 12 OLW.
Bovendien zou een verzetgarantie niet repareren wat fout is gegaan in deze procedure, gezien het feit dat de opgeëiste persoon überhaupt geen samenvoeging van de straffen wilde en daartoe ook nimmer machtiging heeft verleend.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verzetgarantie niet onvoorwaardelijk is en dat dit in Polen ook niet mogelijk is. De mogelijkheid van heropening van het onderzoek is niet hetzelfde als de garantie dat het proces opnieuw zal plaatsvinden.
Dit betekent dat er geen sprake is van een vervolgings-EAB in de zin van artikel 6 OLW, zoals bij een verzetgarantie het geval zou zijn, maar van een executie-EAB.
Vanwege de ontoereikende verzetgarantie dient gekeken te worden of er op een andere manier aan artikel 12 OLW kan worden voldaan. De opgeëiste persoon heeft zelf gevraagd om een samenvoeging van de straffen en heeft zo veel mogelijk geprobeerd om in de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW te passen. Er is met een actieve strategie gepoogd zoveel mogelijk problemen te veroorzaken terwijl hij wel degelijk kennis had van de procedure. Uit de aanvullende informatie van 1 februari 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon een zelfgekozen advocaat had, waarvan de machtiging op een gegeven moment is ingetrokken omdat zij zich niet meer gemachtigd voelde. De intrekking van deze machtiging is te wijten aan de opgeëiste persoon. Bovendien had hij de mogelijkheid om hierna een andere advocaat te machtigen om de verdediging te voeren in zijn proces.
Hierom dient de overlevering niet geweigerd te worden voor het verzamelvonnis.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelarrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, aangezien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“the person was not personally served with the decision, but:
-
The person will be personally served with this decision without delay after the surrender
AND
o
when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed
AND
o
the person will be informed of the time frame within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 7 days”
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een verzetgarantie uit Polen niet onvoorwaardelijk is en daarom niet voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. [7] De uitvaardigende justitiële autoriteit geeft ook in de aanvullende informatie van 1 februari 2024 aan dat de opgeëiste persoon het recht zou hebben om een verzoek in te dienen tot herziening van – zo begrijpt de rechtbank – het verzamelvonnis, in de vorm van een buitengewoon rechtsmiddel. De voorwaarden die hieraan verbonden zijn vormen een beletsel voor artikel 12 OLW.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet is gebleken dat de verdedigingsrechten in deze procedure in acht zijn genomen
De rechtbank komt wegens het weigeren van de overlevering voor het verzamelvonnis niet toe aan de toetsing van de onderliggende vonnissen.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7, en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowice, Polen.
HEFT OPhet bevel tot gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J. Thomas en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.20 april 2023, Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2023:3469.
5.20 april 2023, Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2023:3470.
6.20 april 2023, Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2023:3471.
7.O.a.: 25 november 2020, Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2020:6773.