ECLI:NL:RBAMS:2020:6773

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
13/751831-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van niet-onvoorwaardelijke verzetgarantie in Europees aanhoudingsbevel

Op 25 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Kraków, Third Criminal Division. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd was in Nederland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 oktober 2020. Tijdens de openbare zitting op 18 november 2020 was de opgeëiste persoon via videoverbinding aanwezig, bijgestaan door een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering.

De rechtbank onderzocht de identiteit van de opgeëiste persoon en constateerde dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB was gebaseerd op een verzamelvonnis van 6 mei 2019, waarin een samengestelde vrijheidsstraf van twee jaar was opgelegd. De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zittingen in Polen en niet vertegenwoordigd was door een gemachtigd raadsman. De officier van justitie betwistte dit, maar de rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de zittingen die tot de veroordelingen hadden geleid. De rechtbank weigerde daarom de overlevering en hefte de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon op. De uitspraak werd gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.G. Vegter en E.J. Otten, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751831-20
RK nummer: 20/4690
Datum uitspraak: 25 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 oktober 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juli 2020 door
the District Court in Kraków, Third Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 november 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. I.M. d’Hont, advocaat te Breda, heeft op voorhand een schriftelijk standpunt ingediend. De opgeëiste persoon was via een videoverbinding ter zitting aanwezig. Hij werd bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Vervolgens heeft zij de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij meende die verlenging nodig te hebben om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
consolidated judgementvan 6 mei 2019 van
the Regional Court in Oświęcim, Second Criminal Division(referentie:
II K 178/19), waaraan de volgende drie vonnissen ten grondslag liggen:
 vonnis 1):
II K 536/17: een vonnis
(summary judgement)van 7 juli 2017 van
the Regional Court in Oświęcim, Second Criminal Division;
 vonnis 2):
II K 1181/17: een vonnis van 9 januari 2018 van
the Regional Court in Oświęcim, Second Criminal Division;
 vonnis 3):
II K 1247/17: een vonnis van 26 januari 2018 van
the Regional Court in Oświęcim, Second Criminal Division.
In het
consolidated judgementvan 6 mei 2019 (hierna: het verzamelvonnis) is aan de opgeëiste persoon een samengestelde vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren opgelegd, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Uit een brief van 20 oktober 2020 van
the Regional Court in Oświęcimblijkt dat het totaal van de opgelegde onderliggende straffen met vijf maanden is gematigd.
De aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1.
Standpunt van de verdediging
De overlevering moet worden geweigerd omdat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De opgeëiste persoon is op geen van de zittingen in Polen aanwezig geweest en is niet vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman. De opgeëiste persoon was ook niet bekend met de veroordelingen.
4.2.
Standpunt van de officier van justitie
De drie onderliggende vonnissen zijn op de juiste wijze tot stand gekomen. Ten aanzien van het verzamelvonnis is echter tegenstrijdige informatie verstrekt, omdat in het EAB staat dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was op de zitting die tot het vonnis heeft geleid, terwijl uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld. Er is weliswaar een verzetgarantie verstrekt, maar die garantie is niet onvoorwaardelijk. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Verzamelvonnis (II K 178/19)
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
In een aanvullende brief van 20 oktober 2020 van
the Regional Court in Oświęcimstaat echter dat er in deze procedure één zitting heeft plaatsgevonden, op 6 mei 2019, op welke zitting de opgeëiste persoon niet is verschenen. Uit een brief van 2 november 2020 van
the Regional Court in Oświęcimblijkt dat een oproep voor de zitting tevergeefs per post naar het huisadres van de opgeëiste persoon in Polen is gestuurd. De oproep is niet door de opgeëiste persoon opgehaald bij het postkantoor en is retour ontvangen. De opgeëiste persoon werd in de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis niet vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman. Tot slot heeft hij geen kopie van het vonnis ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
The Regional Court in Oświęcimheeft in de brief van 2 november 2020 het volgende verklaard:
[opgeëiste persoon] can file a motion to restore the trial calendar the appeal against the consolidated judgement in case II K 178/19, along with the notice of appeal against that judgement within no more than seven days from the date the impediment ceases, provided the [original] timeframe was exceeded for reasons out of his control (Art. 126 of the Code of Criminal Procedure).
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen onvoorwaardelijke verzetgarantie, zoals bedoeld in artikel 12 sub d OLW, is verstrekt. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW staat daarom aan overlevering in de weg.
Daarnaast overweegt de rechtbank nog als volgt.
Vonnis 1 (II K 536/17)
Dit vonnis betreft een
summary judgement. Uit de brief van 20 oktober 2020 van
the Regional Court in Oświęcimblijkt dat in deze zaak geen zitting heeft plaatsgevonden. In de brief staat verder:
‘The summary judgement was claimed personally by the sentenced person on 12 July 2017, was not appealed, he did not use the help of a counsel.’De rechtbank beschikt niet over meer informatie met betrekking tot dit vonnis, zodat de rechtbank niet kan toetsen aan artikel 12 OLW. Dit is hier echter niet van belang voor de door de rechtbank te nemen beslissing, aangezien de rechtbank de overlevering al zal weigeren omdat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is ten aanzien van het verzamelvonnis van 6 mei 2019 (II K 178/19).
Vonnis 2 (II K 1181/17) en vonnis 3 (II K 1247/17)
Ook ten aanzien van vonnis 2 en vonnis 3 is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandelingen ter terechtzitting die tot deze vonnissen hebben geleid en dat zich geen van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. De verklaring in de brief van 2 november 2020 van
the Regional Court in Oświęcimdat
‘ [opgeëiste persoon] received a notice of the hearing personally at this address’is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de opgeëiste persoon tijdig en in persoon is gedagvaard voor de zittingen en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en de plaats van de behandelingen ter terechtzitting die tot de vonnissen 2 en 3 hebben geleid, alsmede ervan in kennis is gesteld dat een vonnis kan worden gewezen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt (artikel 12 sub a OLW).

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Kraków, Third Criminal Division(Polen).
HEFT OPde overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en E.J. Otten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.