ECLI:NL:RBAMS:2023:3868

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
13/063270-22 en 18/039040-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het veroorzaken van een ontploffing en stalking met gebruik van afluisterapparatuur en GPS-tracking

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het veroorzaken van een ontploffing en stalking. De man werd veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De zaak kwam voort uit een incident op 12 maart 2022, waarbij de man een Cobra 6 vuurwerkbom in de brievenbus van de psychotherapeut van zijn ex-vriendin gooide, wat leidde tot aanzienlijke schade en gevaar voor de bewoners. Daarnaast werd de man beschuldigd van stalking van zijn ex-vriendin, waarbij hij zonder haar medeweten camera's en afluisterapparatuur in haar woning installeerde en haar volgde met GPS-bakens. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan belaging en computervredebreuk, en dat zijn gedrag een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormde. De rechtbank nam in haar oordeel ook de psychische problematiek van de man mee, wat leidde tot de beslissing om tbs met voorwaarden op te leggen. De rechtbank legde ook een vrijheidsbeperkende maatregel op, die de man verbiedt contact te hebben met de slachtoffers en zich in hun nabijheid te bevinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13.063270.22 en 18.039040.22 (ter terechtzitting gevoegd)
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/063270-22 en 18/039040-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023 en 22 juni 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. G.J.P.M. Grijmans naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat door R.A. Sterk, klinisch psycholoog, M. de Vries, psychiater, en C.S. Pruis, reclasseringswerker, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in
zaak A, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 20 april 2023 – kort gezegd – ten laste gelegd:
- dat hij zich op 12 maart 2022 te Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan:
poging tot doodslag op, dan wel (subsidiair) bedreiging van, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door een ontstoken explosief in de brievenbus van hun woning binnen te gooien;
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen in een woning waardoor gevaar voor die woning en de goederen en de personen in die woning te duchten was, dan wel (subsidiair) het vernielen/beschadigen van de woning en de goederen in de woning;
- dat hij zich te Amstelveen en Leeuwarden heeft schuldig gemaakt aan:
3. belaging van [slachtoffer 3] in de periode van 1 januari 2022 tot en met 15 april 2022;
4. het buiten medeweten van [slachtoffer 3] maken van cameraopnames van [slachtoffer 3] in haar woning in de periode van 1 januari 2022 tot en met 15 april 2022,
en/of
het plaatsen van bakens in voertuigen van [slachtoffer 3] , en opnameapparatuur in de woning van [slachtoffer 3] voor het afluisteren van gesprekken en gegevensoverdracht in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022;
5. het binnendringen in de computer en (email)accounts van [slachtoffer 3] door gebruik te maken van haar wachtwoorden en vervolgens het voor zichzelf overnemen van emails en emailaccounts in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022;
6. het verwerven / voorhanden hebben van computerwachtwoorden/ toegangscodes en inloggegevens die toegang verlenen tot winkels, social media-accounts en emailaccounts van [slachtoffer 3] in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022;
- dat hij zich op 12 maart 2022 te Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan:
7. diefstal met braak van sleutels van [slachtoffer 3] ;
- dat hij zich in de periode van 13 januari 2022 tot en met 20 maart 2022 te Amstelveen heeft schuldig gemaakt aan:
8. diefstal door middel van braak en een valse sleutel van gereedschappen en geluidsapparatuur van [slachtoffer 4] ;
Aan verdachte is in
zaak B– kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 23 januari 2022 te Leeuwarden heeft schuldig gemaakt aan:
diefstal van een deurbel van [slachtoffer 5] ;
mishandeling van [slachtoffer 6] .
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en gelden als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Geen bewijsuitsluiting
4.1.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) hetgeen tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er op grond van artikel 126m Sv communicatie is opgenomen (vaak in combinatie met een vordering tot het verstrekken van gegevens op grond van artikel 126n Sv) zonder dat daarvoor de vereiste machtiging door de rechter-commissaris was afgegeven. Gelet op jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:475) is de enkele beslissing van de officier van justitie daartoe onvoldoende. Het gaat hier immers om privégesprekken van verdachte met zijn moeder en broer. Het Openbaar Ministerie heeft hierdoor een ernstige inbreuk gemaakt op artikel 6 en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Dit leidt tot de conclusie dat deze gesprekken moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Ook voor het uitlezen van de gegevens die afkomstig zijn van de inbeslaggenomen SD-kaart van verdachte en van de trackers ontbreekt een machtiging van de rechter-commissaris zodat ook deze gegevens niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
Verder is de moeder van verdachte door de politie gehoord zonder dat zij vooraf op haar verschoningsrecht is gewezen, hetgeen eveneens tot bewijsuitsluiting van dat verhoor moet leiden.
4.1.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen die tot bewijsuitsluiting moeten leiden. Op 15 maart 2022 is een machtiging afgegeven door de rechter-commissaris voor een spoedtap op het nummer van verachte eindigend op * [nummer] . De vordering 126n Sv was gedaan voor de door de raadsman aangehaalde uitspraak, in die tijd was een machtiging van de rechter-commissaris niet vereist. Voor zover er informatie is verkregen zonder de vereiste machtiging leidt dit er hooguit toe dat kan worden vastgesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, zonder dat dit verdere consequenties moet hebben voor het bewijs.
De gegevensdragers uit de auto van verdachte (waaronder de SD-kaart) zijn met toestemming van de officier van justitie in beslag genomen. De beschikking van de rechter-commissaris van 21 april 2022 voor het onderzoek van deze gegevensdragers zat aanvankelijk niet in het dossier, maar is eraan toegevoegd.
Uit het verhoor van de moeder van verdachte blijkt dat zij wel op haar verschoningsrecht is gewezen.
4.1.3
Oordeel van de rechtbank
Artikel 126m Sv en artikel 126n Sv
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris op 15 maart 2022 een machtiging heeft afgegeven (ter bekrachtiging van een eerder op 12 maart 2022 afgegeven mondelinge machtiging van de rechter-commissaris) op een vordering van de officier van justitie tot het opnemen van telecommunicatie (artikel 126m Sv) en voor het doen van een vordering tot verstrekking van verkeersgegevens (artikel 126n Sv).
Gelet hierop heeft de raadsman het verweer dat ziet op de gestelde schending van deze beide artikelen onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verwerpt daarom het verzoek om bewijsuitsluiting.
Beslag op gegevensdragers
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris op 21 april 2022 weliswaar toestemming heeft gegeven om de gegevensdragers die bij de aanhouding van verdachte in beslag zijn genomen, te onderzoeken, maar dit betrof een tweetal iPhone 11 telefoons en een Lenovo laptop. De in beslag genomen SD-kaart en trackers (oftewel bakens, zoals de rechtbank begrijpt) waren ten tijde van die toestemming al onderzocht, blijkens het dossier zonder voorafgaande toestemming daarvoor. Niet is gesteld dat verdachte hierdoor enig nadeel heeft ondervonden en waaruit dat nadeel bestaat. Om die reden volstaat de rechtbank met de constatering dat sprake is van een vormverzuim maar verbindt er geen rechtsgevolgen aan. Het materiaal dat op de SD-kaart en trackers is aangetroffen, kan voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Verschoningsrecht
De moeder van verdachte is op 2 mei 2022 telefonisch gehoord door de politie naar aanleiding van een afgeluisterd telefoongesprek tussen haar en verdachte (PV ZD p.1 250). De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal blijkt dat moeder daarbij wel op haar verschoningsrecht is gewezen. Het verweer van de raadsman mist derhalve feitelijke grondslag en wordt om die reden verworpen.
4.2
Feiten en omstandigheden
4.2.1
Standpunt van de officier van justitie
Zaak A:
De officier van justitie heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft zij zich – onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir en bewijsmiddelenoverzicht – op het standpunt gesteld dat die, in onderlinge samenhang bezien, kunnen worden bewezen.
Feit 1 subsidiair en feit 2:
Verdachte was degene die de Cobra 6 door de brievenbus in de voordeur van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gegooid en een ontploffing heeft veroorzaakt. De bevindingen met betrekking tot de auto en de telefoon van verdachte wijzen in zijn richting. Daarbij is eenzelfde soort Cobra als gebruikt bij de ontploffing, in de auto van verdachte aangetroffen. Verdachte had ook een motief. Het slachtoffer [slachtoffer 1] had immers mevrouw [slachtoffer 3] geadviseerd om de relatie met verdachte te beëindigen.
Verdachte heeft een ontploffing teweeggebracht door een Cobra 6 als explosief te gebruiken, waarbij levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het gemeen gevaar voor goederen was niet alleen te duchten, maar heeft zich blijkens de rapporten ook gerealiseerd. Verder is het is een feit van algemene bekendheid dat er ’s nachts mensen in een woning liggen te slapen. Dat was in dit geval ook zo. Bovendien was een van de bewoners nog kort voor de ontploffing beneden in de woonkamer. Zowel het levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel was reëel en naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Ook had verdachte door dit te doen opzet op het teweegbrengen van redelijke vrees bij de bewoners.
Feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6:
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 3] gedurende een periode van bijna drie maanden gestalkt. Hij heeft zonder dat zij dat wist afluisterapparatuur en een camera in haar woning geplaatst. Ook heeft hij bakens in haar fietstas en in haar auto geplaatst. Verdachte heeft heimelijk opnames gemaakt, computervredebreuk gepleegd en wachtwoorden en toegangscodes van [slachtoffer 3] op zijn gegevensdragers gezet, waarvan hij zonder haar toestemming gebruik maakte.
Het handelen van verdachte was stelselmatig, wederrechtelijk en opzettelijk. [slachtoffer 3] moest dulden dat verdachte haar kon volgen, zien en horen. Verdachte joeg [slachtoffer 3] vrees aan door ‘s nachts voor de deur te staan of zelfs in haar woning te zijn en haar letterlijk te volgen door middel van de bakens.
Feit 7:
Verdachte is in de avond van 12 maart 2022 door een buurbewoner achter in de tuin bij de schuifpui van de woning van [slachtoffer 3] gezien terwijl [slachtoffer 3] niet thuis was. Later bleken sleutels van mevrouw [slachtoffer 3] uit haar woning te zijn verdwenen. Deze sleutels werden bij zijn aanhouding bij verdachte aangetroffen. Ook op grond van gegevens van de ANPR is het mogelijk dat verdachte bij de woning van [slachtoffer 3] in de buurt is geweest.
Feit 8:
Bij de aanhouding van verdachte zijn ook sleutels van de heer [slachtoffer 4] aangetroffen, bij wie tijdens zijn vakantie (onder andere) gereedschap uit zijn garagebox bleek te zijn gestolen. Op de telefoon van verdachte zijn foto’s van gereedschap aangetroffen die zijn gemaakt in de periode dat [slachtoffer 4] met vakantie was. [slachtoffer 4] heeft de gereedschappen op de foto’s als zijn eigendom herkend en de naam van zijn vorige werkgever stond op het gereedschap. Ook werden op de telefoon van verdachte meerdere keren in de periode van de vakantie van [slachtoffer 4] coördinaten aangetroffen die te linken zijn aan het adres van [slachtoffer 4] .
Zaak B:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de beide in zaak B ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Feit 1:
Beide aangevers herkennen op beelden van de deurbel verdachte als degene die in eerste instantie tevergeefs heeft geprobeerd de deurbel weg te nemen. Later in de nacht wordt verdachte weer herkend als hij terugkomt waarbij hij er alsnog in slaagt de deurbel weg te nemen. Bij zijn aanhouding draagt verdachte een jas gelijkend op de jas van de persoon die de eerste keer aan de deurbel zat.
Feit 2:
Als aangevers vervolgens bij verdachte verhaal gaan halen over de diefstal, duwt/slaat verdachte één van de aangevers waarbij verdachte als eerste duwt, een klap van aangeefster afweert en haar vervolgens slaat. Het verhaal van verdachte dat hij uit noodweer zou hebben gehandeld gaat niet op. Uit camerabeelden blijkt namelijk niet dat aangeefster, zoals verdachte heeft verklaard, met een zaklamp zou hebben gedreigd voordat zij door verdachte werd geslagen.
4.2.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde pleitnota’s – verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.
Zaak A:
Feit 1 en feit 2
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de ontploffing. De aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn niet gebaseerd op objectieve feiten en omstandigheden, maar louter op vermoedens. De door het Openbaar Ministerie geschetste tijdlijn is onaannemelijk en de constatering dat verdachte volgens zijn stappenteller om 04:04 uur de meeste stappen heeft gezet, is nietszeggend. Nog daargelaten dat DNA onderzoek bevestigt dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de Cobra 6 heeft afgestoken, is verder niet vastgesteld dat de afgestoken Cobra 6 en de in de auto van verdachte aangetroffen Cobra 6 identiek zijn of uit dezelfde verpakking komen
.
Maar ook indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel betrokken was bij de ontploffing, dan kan dit niet tot een bewezenverklaring van feit 1 leiden. Er was ten tijde van de ontploffing niemand aanwezig in de hal op de begane grond. De kans daarop was gezien het tijdstip van 04:06 uur en het feit dat er geen licht brandde ook niet aanmerkelijk. Dit brengt mee dat er nimmer sprake kan zijn geweest van (voorwaardelijk) opzet bij verdachte dat er op was gericht om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wat betreft feit 2 maakt dit ook dat het niet voorzienbaar was dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Feit 3
De aan verdachte verweten gedragingen kunnen niet bewezen worden verklaard en voor zover dat wel zou kunnen dan leveren die gedragingen geen stalking op. Om te beginnen is de ten laste gelegde periode niet juist omdat verdachte op 14 maart 2022 is aangehouden. Verder was er gedurende de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 3] sprake van over en weer controlerend gedrag. [slachtoffer 3] wist dat verdachte camera’s in haar woning en bakens in haar fietstas en auto had geplaatst en printscreens van haar telefoon had gemaakt. Voor een deel gebeurde dit op haar eigen verzoek, en verdachte deed hier ook niet geheimzinnig over. [slachtoffer 3] maakte bovendien ook printscreens van de telefoon van verdachte. Daarbij is geen sprake van een stelselmatig karakter. Dat sprake was van een ongezonde relatie maakt niet dat gesproken kan worden van stalking.
Feit 4:
Omdat [slachtoffer 3] op de hoogte was van het plaatsen van de camera’s en bakens, en omdat dit voor haar geen reden was de relatie met verdachte te beëindigen, is van wederrechtelijkheid geen sprake. Het aftappen, afluisteren of opnemen van telecommunicatie of andere gegevensoverdracht als bedoeld in artikel 139d Sr is met een baken en een modem bovendien niet mogelijk.
Feit 5 en feit 6:
[slachtoffer 3] wist dat verdachte een Word-bestand met haar gebruikersnamen en wachtwoorden in zijn bezit had. Dit was bedoeld als back-up voor [slachtoffer 3] en afgestemd met haar. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte daar wederrechtelijk gebruik van heeft gemaakt of daarmee computervredebreuk heeft gepleegd zoals bedoeld in artikel 138ab lid 1 Sr. Ook blijkt niet uit het dossier dat verdachte vervolgens bepaalde gegevens heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen als bedoeld in artikel 138ab lid 2 Sr. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte de gebruikersnamen en wachtwoorden voorhanden had met het oogmerk daar wederrechtelijk gebruik van te maken.
Feit 7:
Verdachte betwist dat hij heeft ingebroken bij [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] baseert zich wat dat betreft op de uitlatingen van een getuige. Die getuige heeft echter niet verklaard dat hij verdachte heeft gezien, maar alleen iemand die sterk leek op de ex-partner van [slachtoffer 3] . Uit het dossier blijkt bovendien ook niet dat er bij [slachtoffer 3] zou zijn ingebroken. Het feit dat dat verdachte sleutels van [slachtoffer 3] in zijn bezit had moet worden gezien in de context van hun relatie. De telefoon van de dochter van [slachtoffer 3] is per ongeluk in de werkmap van verdachte terechtgekomen. Verdachte had niet het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 8:
De sleutels van [slachtoffer 4] die verdachte in zijn bezit had waren onderdeel van de sleutelbos waar ook de sleutels van [slachtoffer 3] aan zaten. Dat hij deze sleutels had wil echter niet zeggen dat hij ook in de garagebox van [slachtoffer 4] is geweest en daar goederen heeft weggenomen. Het enkele feit dat [slachtoffer 4] zegt zijn gereedschap te herkennen op de afbeeldingen afkomstig uit de telefoon van verdachte is geen bewijs voor een diefstal met braak. Bovendien is niet duidelijk of deze afbeeldingen daadwerkelijk met de telefoon van verdachte zijn gemaakt.
Zaak B:
Feit 1:
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstal van de deurbel. Wettig en overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt in het dossier. De camerabeelden waarop verdachte zou zijn herkend zijn vaag, en verdachte herkent zichzelf ook niet op die beelden. Er is ook geen ringbel bij verdachte aangetroffen.
Feit 2:
Verdachte verklaart aangeefster één klap met de platte hand te hebben gegeven, maar stelt daarbij uit noodweer te hebben gehandeld. Verdachte gaf de klap in reactie op aangeefster die verdachte eerder had geslagen met een ijzeren staaf (Maclight zaklamp).
4.2.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van zaak A feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen dat verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de bewoners aan de [adres bewoners] . Verdachte zal daarom van feit 1 primair worden vrijgesproken.
De rechtbank is daarnaast mede gelet op hetgeen hierna bewezen wordt verklaard, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook niet kan worden afgeleid dat verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had om de bewoners te bedreigen, zodat verdachte ook van feit 1 subsidiair zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 7
De rechtbank zal verdachte van het onder 7 ten laste gelegde feit vrijspreken.
Bij de fouillering van verdachte bij zijn aanhouding op 14 maart 2022 zijn weliswaar sleutels van [slachtoffer 3] aangetroffen, maar de rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte deze sleutels op 12 maart 2022 (met braak) uit de woning van [slachtoffer 3] heeft weggenomen.
Bewezenverklaring zaak A feit 2 primair, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 8
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Zaak A, feit 2
Op 12 maart 2022 [2] en aanvullend op 12 maart 2022 [3] en 13 maart 2022 [4] heeft [slachtoffer 1] (mede namens zijn echtgenote [slachtoffer 2] ) aangifte gedaan bij de politie naar aanleiding van een ontploffing in hun woning aan de [adres bewoners] in de nacht van 12 maart 2022. Aangever en zijn vrouw lagen te slapen in hun slaapkamer op de eerste verdieping, toen zij om 04:06 uur werden gewekt door een harde knal. Zijn echtgenote was 10 minuten daarvoor nog op de begane grond geweest.
Uit forensisch onderzoek bleek dat de knal is veroorzaakt door een explosief dat in de brievenbus van de voordeur was gestopt. De ontploffing had aanzienlijke schade aan (de inboedel van) de woning tot gevolg. De voordeur was ontzet ter hoogte van de brievenbus. Het metalen beslag van de brievenbus was uit de voordeur verdwenen. Het metaal van de brievenbus was als gevolg van de ontploffing door de woning geschoten. Het had daarbij op een hoogte van ongeveer 120 centimeter een gat van 30 centimeter breed en 12 centimeter hoog in het beveiligde glas van de tussendeur naar de woonkamer veroorzaakt en schade aan het houten raamkozijn en de lamellen aan de achterzijde van de woning. Overal in de woning lagen stukken glas en hout.
Wat betreft de gevaarzetting werd bij forensisch onderzoek vastgesteld dat door het laten afgaan van het explosief ernstig lichamelijk letsel dan wel levensgevaar voor personen zou zijn opgetreden voor personen die zich in de hal dan wel in de woonkamer in rechte lijn met de tussendeur bevonden. Dit gevaar bestond uit het door de lucht vliegen van de metalen brievenbus, glas en stukken hout. [5]
De in de woning aangetroffen vuurwerkresten zijn herkend als zijnde de resten van een Super Cobra 6. [6] Uit onderzoek door het NFI naar de gevaarzetting van een Super Cobra 6 blijkt dat door de hitte die vrijkomt bij de explosie ook het ontstaan van brand mogelijk was geweest. [7]
[slachtoffer 1] heeft voorts in zijn (aanvullende) aangifte verklaard dat hij werkzaam is als psychotherapeut. Tot zijn cliënten behoort mevrouw [slachtoffer 3] met wie verdachte een relatie had. [slachtoffer 3] had op 11 maart 2022 een afspraak bij [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had [slachtoffer 3] geadviseerd om te stoppen met haar relatie met verdachte. Op grond van door verdachte verstuurde berichten aan [slachtoffer 3] op 11 maart 2022 waarin verdachte meerdere malen naar de psycholoog van [slachtoffer 3] verwijst, ontstaat het vermoeden dat verdachte op de hoogte was van dit advies en dat hij mogelijk met de ontploffing te maken had. [8]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 12 maart 2022 in Amstelveen was. Hij was op 11 maart 2022 in de avond in de auto van zijn vader, een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] , vertrokken vanuit zijn woonplaats [woonplaats] en over de A6 via Lelystad naar Amstelveen gereden. De terugreis naar [woonplaats] ging ook via de A6. [9] Er zijn ANPR-hits van de auto waarin verdachte reed geregistreerd op 12 maart 2022 om 21:37 uur te Oosterzee, om 22:00 uur te Lelystad en om 04:36 uur op de Oranjebaan te Amstelveen. De afstand van de Hoeksewaard naar de Oranjebaan is 4,8 km. [10]
Na de aanhouding van verdachte op 14 maart 2022 is de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] waarin hij reed, doorzocht en zijn onder andere drie telefoons in beslag genomen [11] , één van de telefoons was een iPhone 11 Dual Sim, waaraan het telefoonnummer + [nummer] was gekoppeld (IMEI: [nummer] ). [12]
Bij onderzoek van de data op de telefoon is gezien dat de stappenteller nog aan stond. Op 12 maart 2022 tussen 00:13 uur en 05:36 uur zijn diverse stappen gezet. De hoeveelheid stappen nam toe rondom 02.15 uur. De meeste stappen zijn gezet zijn om 04.04 uur, namelijk 530 ofwel 349,51 meter.
Een van de berichten te vinden op de telefoon bevat de gps-locatie van [adres bewoners]
, het woonadres van aangever [slachtoffer 1] . Dit bericht is verstuurd op 11 maart 2022 om 10.20 uur. Ook staat op de telefoon een foto van de voordeur van dat adres. [13]
Verdachte heeft verklaard dat het telefoonnummer [nummer] zijn hoofdtelefoonnummer is. [14]
Op 14 maart 2022 is de auto van verdachte, een Alfa Romeo met het kenteken [kenteken] , door de politie doorzocht. Deze auto stond geparkeerd voor de woning van de ouders van verdachte te [woonplaats] , waar ook verdachte woonachtig is. Bij die doorzoeking is onder andere in het dashboardkastje een geopende verpakking met opschrift “Cobra 6” aangetroffen. [15] De vader van verdachte heeft bij de politie verklaard dat de auto hoofdzakelijk door zijn zoon wordt gebruikt, en dat het in de auto aangetroffen vuurwerk niet van hem is. [16] Verdachte heeft bij de politie desgevraagd bevestigd dat hij meestal gebruik maakt van deze auto. [17]
Zaak A, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6
Op 13 maart 2022 [18] en aanvullend op 14 [19] en 16 maart 2022 [20] heeft [slachtoffer 3] (hierna: aangeefster of [slachtoffer 3] ) tegen verdachte aangifte gedaan van stalking. Zij heeft op 13 maart 2022 ook een klacht ingediend ter zake van stalking bij de hulpofficier van justitie. [21] Zij had ontdekt dat verdachte, zonder haar medeweten, camera’s en afluisterapparatuur in haar woning aan de [adres] had geplaatst. Aangeefster kwam hier achter doordat zij op de fotostream van verdachte een foto zag die vanuit haar woning was gemaakt. Aangeefster is gaan zoeken en kwam een camera tegen achter het ventilatiegat in de meterkast. [22] De eerste keer dat aangeefster een camera vond was in januari 2022. Dat was in haar slaapkamer, onder haar bed. [23]
Ook vermoedde aangeefster dat verdachte een gesprek tussen haar en een vriendin had afgeluisterd omdat hij na dit gesprek meteen belde en over dingen sprak die aangeefster even daarvoor met haar vriendin had besproken. Aangeefster heeft in de keuken een apparaatje gevonden dat niet van haar was en kennelijk afluisterapparatuur was. [24] Aangeefster heeft vervolgens ook nog een camera gevonden achter de plint in de keuken. [25]
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte in de avond van 12 maart 2022 heeft gezien bij de garage toen zij onderweg was naar haar vriendin. Hij reed in de auto van zijn vader, te weten een zwarte Alfa-Romeo Giulietta. [26] Een buurtbewoner heeft gezien dat verdachte op 12 maart 2022 in de woning van aangeefster heeft ingebroken. De volgende dag hebben de getuige en de aangeefster een ronde in de woning gemaakt waarbij de buurtbewoner zag dat er een gaatje in de schuifpui was gemaakt. Ook heeft aangeefster in haar meterkast een modem/router heeft aangetroffen dat zij niet herkende. [27] en [28] Aangeefster heeft geen toestemming gegeven voor het opnemen van beeld en geluid in haar woning. [29]
Uit een aangesloten tap op het telefoonnummer dat op naam stond van verdachte blijkt dat er sms-berichten werden ontvangen met GPS-locaties. Hierop heeft de politie onderzoek gedaan aan de bakfiets van aangeefster. In de fietstas van de bakfiets werd een trackingkastje gevonden met daarop hetzelfde ID-nummer als in de sms-berichten genoemde ID-nummer. [30] Aangeefster heeft desgevraagd verklaard geen toestemming te hebben gegeven voor het plaatsen van het baken in haar fietstas. [31] en [32] Ook in de auto van aangeefster werd tijdens onderzoek door de politie achter de stuurkolom een gps-baken aangetroffen [33] , dat blijkens onderzoek in ieder geval tot 15 april 2022 actief is geweest. [34]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de camera’s in de slaapkamer en de meterkast en de afluisterapparatuur in de keuken in de woning van aangeefster heeft geplaatst. Hij deed dit – met uitzondering van de camera op de slaapkamer die op een gegeven moment in het zicht stond – zonder dat aangeefster daarvan afwist. Hij had dat vooraf ook niet met aangeefster overlegd. Het was bedoeld om live met gesprekken mee te kunnen luisteren. Ook heeft hij de bakens in de auto en de fietstas van aangeefster, en de modem/router in de meterkast geplaatst. Het baken in de auto van aangeefster was zonder voorafgaand overleg met aangeefster in de auto gezet. Dit was bedoeld om locatiegegevens te verkrijgen. [35]
Bij de aanhouding van verdachte op 14 maart 2022 is in de auto waarin hij reed (kenteken [kenteken] ) een SD-kaart aangetroffen. [36] Op de SD kaart staan camerabeelden waarop verschillende ruimtes te zien zijn. Een aantal van die ruimtes is herkend als ruimtes in de woning van [slachtoffer 3] . Deze SD kaart is in beslag genomen. De camerabeelden zijn geverbaliseerd in het proces verbaal van bevindingen voorzien van het document nummer 16137650. [37] Op beelden van 8 februari 2022 is op de achtergrond een vrouwenstem te horen en komt later op de avond een vrouw in beeld. Ook op 9 en 10 februari 2022 zijn een vrouw en kinderen in beeld te zien en zij komen tussen 13 en 19 februari 2022 nogmaals in beeld. De laatste beelden waarop de vrouw en kinderen te zien zijn, zijn van 11 maart 2022. [38]
Bij een nader onderzoek van de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op de dag van aanhouding zijn onder andere een ConCox GPS baken ( [nummer] ) en een GPS Tracker [nummer] in de auto aangetroffen. Uit online onderzoek is gebleken dat beide apparaten zowel GPS gegevens als omgevingsgeluiden kunnen doorsturen. [39]
Ook heeft aangeefster in december 2021 schermafbeeldingen in de telefoon van verdachte aangetroffen van haar wachtwoorden. Met deze wachtwoorden heeft verdachte diverse social media-accounts van aangeefster beheerd. Aangeefster heeft gezien dat verdachte actief bezig was met het wissen, beantwoorden en/of terughalen van haar berichten op Whatsapp en Facebook. [40] Aangeefster heeft verdachte geen toestemming gegeven om gebruik te maken van deze inloggegevens. [41]
Naar aanleiding van een aanvullende aangifte ter zake van diefstal uit de woning van aangeefster in de nacht van 12 op 13 maart 2022 is de laptop van aangeefster onderzocht. Op de laptop is een schermopname aangetroffen die is gemaakt op 13 maart 2022 te 03:39:30 uur. Het betreft een schermopname van e-mailverkeer tussen [slachtoffer 1] en de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] . De schermopname is kennelijk afkomstig van de e-mailaccount van [slachtoffer 3] , benaderd via [e-mail adres] en is geopend
in de persoonlijke Microsoft Edge browser van [slachtoffer 3] . [42] Aangeefster verbleef in de nacht van 12 op 13 maart 2022 op een adres in Uithoorn. Haar laptop lag in haar woning en was beveiligd met een wachtwoord dat alleen zij kende. Zij heeft verdachte geen toestemming gegeven om gebruik te maken van haar laptop. [43]
Op de hiervoor genoemde SD-kaart, die is aangetroffen in de auto waarin verdachte in de avond van 12 maart 2022 is gezien door aangeefster, zijn e-mailberichten aangetroffen tussen aangeefster en [slachtoffer 1] gedateerd 12 maart 2022. [44] Ook is in de auto een iPhone SE aangetroffen (goednummer 6161850). Deze telefoon was vermoedelijk in gebruik bij verdachte. Bij onderzoek aan deze iPhone zijn afbeeldingen aangetroffen van e-mailverkeer van 12 maart 2022 tussen aangever [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 3] . [45] Ook zijn op de iPhone 11 (goednummer 6161852) die in gebruik was bij verdachte notities aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte vermoedelijk de beschikking had over de inloggegevens van de laptop van aangeefster. [46]
Verder werden in de auto drie USB-sticks aangetroffen. Deze USB-sticks zijn onderzocht en op één van deze USB-sticks werden onder meer twee documenten gevonden met de bestandsnamen ‘Wachtwoord’ en ‘Microsoft Edge-wachtwoorden’. De inhoud van deze bestanden betrof een overzicht van gebruikersnamen en wachtwoorden van – overwegend – aangeefster. [47]
Ten slotte werd in voornoemde auto ook een laptop aangetroffen. [48] Uit onderzoek aan deze laptop blijkt dat deze in gebruik was bij verdachte. Uit de zoekgeschiedenis van deze laptop blijkt dat op 16 februari 2022 is gezocht op de zoekterm ‘windows keylogger software’. Daarnaast werd op deze laptop een map aangetroffen genaamd ‘passwords and tokens’. In deze map zijn meer dan 50 inloggegeven te vinden gerelateerd aan aangeefster die gekoppeld lijken te zijn aan diverse websites. [49]
Zaak A, feit 8:
Op 9 mei 2022 heeft [slachtoffer 4] aangifte gedaan van een inbraak in zijn garagebox te [woonplaats] . De inbraak vond plaats in de periode tussen 13 januari 2022 en 20 maart 2022 toen aangever op vakantie was. Voordat hij op vakantie ging had aangever gereedschap in de schuur (
de rechtbank begrijpt: garagebox) gezet en alles afgesloten. Bij ontdekking van de inbraak bleek het bijzetslot nog wel te functioneren maar het normale slot niet meer. Het leek aangever alsof er bovenin de deur een koevoet is gezet.
Aangever heeft verklaard dat bij de inbraak het volgende is weggenomen:
- Twee boormachines in een koffer
- Accuschroef boormachine is een koffer
- Een koffer met steekringsleutels
- Een koffer met een doppenset
- Diverse bitsetjes
- Een JVC surround tuner/versterker
- Een Harman Cardon Cd speler
Volgens aangever kon verdachte weten waar aangever woonde omdat hij een keer bij hem aan de deur was geweest met [slachtoffer 3] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3]), en wist verdachte dat aangever voor [slachtoffer 3] klussen had gedaan. [50]
Bij de aanhouding van verdachte op 14 maart 2022 zijn sleutels in beslag genomen die door [slachtoffer 3] zijn herkend als de sleutels van aangever. [51] Aangever heeft drie van die sleutels herkend, waaronder de sleutel van de deuren die toegang geven tot de gang waar de garagebox van aangever zit. [52] Bij een vergelijking van de sleutel van de centrale toegangsdeur en de sleutels die bij verdachte inbeslaggenomen zijn is, aan de hand van het type sleutel en de tanden op de sleutels, geconstateerd dat de sleutels gelijk aan elkaar waren. [53] Op de inbeslaggenomen iPhone 11 van verdachte (goednummer 6161852) stonden 19 afbeeldingen van gereedschap. Die foto’s waren gemaakt op 10 en 13 maart 2022 met een iPhone 11. [54] Aangever heeft op deze foto’s het bij hem gestolen gereedschap herkend, onder meer omdat het bepaalde merken betrof of omdat de naam van de voormalig werkgever van aangever op het gereedschap stond ( [naam werkgever] ). Op foto’s van de boxdeur van aangever is braakschade zichtbaar. [55]
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij heeft ingebroken in de garagebox van [slachtoffer 4] . Hij heeft alleen spullen uit de garagebox van [slachtoffer 3] gehaald en foto’s daarvan gemaakt omdat hij die van zijn ouders moest verkopen omdat het veel spullen waren. Als er al gereedschap van [slachtoffer 4] op die foto’s staat, dan hebben die tussen de spullen in de garagebox van [slachtoffer 3] gestaan. [56]
Zaak B, feit 1 en feit 2:
Op 23 januari 2022 heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan van diefstal van zijn deurbel (merk: Ring Professional). Aangever woont samen met zijn vrouw, [slachtoffer 6] , in [woonplaats] op het adres de [adres] . Op 23 januari 2022 omstreeks 01:30 uur zag aangever op beelden van de deurbel dat er die dag rond 01.30 uur een persoon voor zijn deur stond die hij herkende als zijn achterbuurman [verdachte] , die op nummer [nummer] woont (de rechtbank begrijpt: verdachte). Aangever zag dat deze persoon probeerde de deurbel van de muur te trekken. Dat lukte aanvankelijk niet waarna hij weg ging. Aangever is vervolgens in slaap gevallen. Om 06:30 uur werd aangever wakker en toen ontdekte hij dat de deurbel inmiddels niet meer aan de muur hing. Bij het terugkijken van de beelden van de deurbel zag hij om 04:50 uur verdachte in beeld verschijnen. Hij zag dat verdachte de bel vastgreep en naar zich toetrok, waarna het beeld zwart werd.
Aangever is vervolgens meteen samen met zijn vrouw naar buiten gegaan om de deurbel terug te vragen. Zijn vrouw heeft aangebeld bij nummer 18 waar in eerste instantie de moeder van verdachte even aan de deur kwam. Vijf minuten later deed verdachte de deur open en aangever zag dat verdachte zijn vrouw sloeg waardoor deze kwam te vallen. Van deze confrontatie heeft aangever beelden met zijn telefoon gemaakt. [57]
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van deze mishandeling door verdachte. Zij heeft verklaard hard door verdachte te zijn geduwd waardoor zij is gevallen en pijn en letsel heeft bekomen. Ook heeft zij verklaard dat verdachte haar met zijn rechtervuist in haar gezicht heeft geslagen waardoor haar lip is gescheurd. Verder heeft ook zij de beelden van de deurbel bekeken en daarop verdachte herkend als degen die de bel heeft weggenomen. [58]
De politie heeft de beelden van de videodeurbel en de telefoon van aangever [slachtoffer 5] bekeken. Op de beelden van 23/01/2022 01:31:36 uur zien zij een blanke kale man met mondkapje die zijn hand naar de camera brengt en deze vast pakt. Na korte tijd loopt de man weer weg. Links achter op de jas van de man ziet de verbalisant een reflecterend plaatje. De man draagt lichtgekleurde schoenen.
Om 04:50:30 uur ziet verbalisant een man met dikke gewatteerde jas en lichte muts op en mondkapje is in beeld verschijnen, die met zijn hand naar de camera gaat. Het beeld gaat op zwart en er zijn verschillende geluiden te horen dat er iets gebeurt.
Op beelden van de telefoon met titel “aanbellen bij buren” ziet verbalisant om 06:40 uur een blanke vrouw aanbellen waarna eerst een vrouw de deur open doen. De deur gaat vervolgens dicht en op beelden van vijf minuten later staat de blanke vrouw tegenover een kale blanke man. Hij draagt witte sportschoenen. Verbalisant ziet dat hij de vrouw een harde duw geeft die daardoor op de grond valt. De vrouw geeft de man een klap met de rechterhand maar dit weert de kale man af en hij slaat met zijn rechterhand naar het gezicht van de vrouw. [59]
Op 23 januari 2022 is verdachte aangehouden door de politie. De jas die verdachte bij zijn aanhouding droeg is vergeleken met de jas van de man op de camerabeelden van de deurbel. Op de camerabeelden heeft verbalisant een man gezien met een jas waar aan de onderkant van de rechtermouw twee blokjes reflecteerden op het moment dat deze persoon naar de deurbel toe liep. Ook zag hij, op het moment dat de persoon weg liep dat er twee reflecterende blokjes, ter hoogte van de linker schouder van de jas zaten.
Ook op de jas van verdachte heeft de verbalisant twee blokjes op de mouw en twee blokjes op de achterkant, ter hoogte van de linkerschouder gezien. [60]
Verdachte heeft bij de politie bevestigd dat zijn buurvrouw bij hem aanbelde op 23 januari 2022 omdat zij haar camera terug wilde. Nadat eerst zijn moeder had opengedaan, is hij zelf naar de deur gegaan. Verdachte heeft bekend dat hij de buurvrouw een duw en een tik tegen haar jukbeen heeft gegeven. [61]
Bewijsoverwegingen
Bewijsoverwegingen zaak A feit 2 primair
De rechtbank vindt op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien bewezen dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 12 maart 2022 met de auto van zijn vader in [woonplaats] was, hetgeen ook wordt bevestigd door de ANPR hits op die auto. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat de explosie plaatsvond om 4.06 uur ’s-nachts. Niet alleen is verdachte, blijkens een ANPR hit, een half uur na de explosie in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] geweest (immers op de [adres] op 4,8 km afstand van de [adres] ), maar was hij volgens de stappenteller op zijn telefoon twee minuten voor de ontploffing actiever dan daarvoor of daarna. Uit onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt ook dat hij bekend was met het adres van [slachtoffer 1] . Bovendien wordt er twee dagen later in de auto van verdachte in Leeuwarden een aangebroken verpakking aangetroffen met een Cobra 6, terwijl voor de ontploffing gebruik is gemaakt van een Cobra 6. In het licht van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden vindt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij die nacht in Amstelveen was om zijn spullen uit de box van mevrouw [slachtoffer 3] te halen ongeloofwaardig. Gelet hierop vindt de rechtbank bewezen dat het verdachte is geweest, die in de nacht van 12 maart 2022 de Cobra 6 door de brievenbus van de woning van [slachtoffer 1] naar binnen heeft gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat het tot ontploffing brengen van een Cobra 6 in een woning dusdanig gevaarlijk is dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. De rechtbank is van oordeel dat dit gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Vast staat dat de Cobra 6 een krachtig explosief is. Door de ontploffing vlogen er niet alleen vele stukken glas en hout in het rond, maar werd de brievenbus letterlijk uit de voordeur geblazen. Dit gebeurde met zoveel kracht dat deze vervolgens dwars door het gewapende glas van de tussendeur de woning in werd gelanceerd. Vast staat ook dat er op het moment van de ontploffing twee personen in de woning aanwezig waren. Dit was gelet op het tijdstip van de ontploffing ook te verwachten. Deze personen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , hadden op het moment van de ontploffing op de begane grond kunnen zijn waarbij levensgevaar of ernstig lichamelijk letsel voor hen had kunnen ontstaan door het door de lucht vliegen van de metalen brievenbus, glas en stukken hout. Uit onderzoek door het NFI is verder gebleken dat ook brand had kunnen ontstaan als gevolg van de hitte die vrijkwam bij de explosie van een Cobra 6. Ook in dat geval hadden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] levensgevaarlijk dan wel zwaargewond kunnen raken.
De rechtbank is ook van oordeel dat door de ontploffing ook gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door een Cobra 6 in de brievenbus van de woning van [slachtoffer 1] te stoppen, was schade aan de woning voorzienbaar. Dit gevaar heeft zich vervolgens ook verwezenlijkt nu er aanzienlijke schade aan de woning is ontstaan.
Bewijsoverwegingen zaak A feit 4
Gelet op de bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde camera’s heeft geplaatst en daarmee heimelijk beeldopnames van [slachtoffer 3] in haar woning heeft gemaakt. Ook acht de rechtbank het cumulatief/alternatief tenlastegelegde dat verdachte camera’s, bakens en het modem heeft geplaatst met als doel het vergaren van (geluids-)opnames van gesprekken of locatiegegevens van [slachtoffer 3] bewezen. De bakens konden blijkens onderzoek omgevingsgeluiden doorsturen. Het door verdachte geplaatste modem ziet de rechtbank in dit verband als een door hem noodzakelijk geacht instrument om alle overige door verdachte in de woning geplaatste apparatuur van een goede internetverbinding te voorzien zodat hij de door hem gewenste informatie over [slachtoffer 3] kon blijven ontvangen. De wederrechtelijkheid van verdachtes handelen volgt uit de wijze waarop de informatie is vergaard, te weten heimelijk (vergelijk: ECLI:NL:HR:2018:2342).
In dat verband acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat het baken in de fietstas en de camera onder het bed met instemming van aangeefster waren geplaatst en dat dat zij hier dus van op de hoogte was acht niet aannemelijk. [slachtoffer 3] heeft in haar aangifte en ook in latere verklaringen er geen enkele onduidelijkheid over laten bestaan dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de apparatuur in haar omgeving, en dat zij dit ook niet wilde. De rechtbank heeft geen reden om aangeefster niet te volgen in haar verklaring. De apparatuur was veelal op zodanige manier geplaatst (bijv. onder een bed, achter een plint in de keuken, achter het ventilatiegat in de meterkast en achter een stuurkolom in de auto) dat het niet anders kan dan dat verdachte hiermee de bedoeling had te voorkomen dat het zou worden ontdekt. De camera onder het bed is door aangeefster ook niet op een dressoir maar onder een bed ontdekt.
Bewijsoverwegingen zaak A feit 5
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de nacht van 12 op 13 maart 2022 op de laptop van aangeefster een schermafbeelding is gemaakt van e-mailberichten tussen haar en [slachtoffer 1] . Aangeefster was op dat moment niet in haar woning aanwezig waar haar laptop lag. Gebleken is dat een buurtbewoner op 12 maart 2022 rond 20:00 een persoon de woning van aangeefster binnen heeft zien gaan. De buurtbewoner heeft deze persoon herkend als verdachte. De rechtbank is van oordeel dat hiermee kan worden bewezen dat verdachte die nacht in de woning van aangeefster is geweest.
Op een telefoon die in beslag is genomen onder verdachte zijn de inloggegevens van de laptop van aangeefster aangetroffen. Daarnaast zijn de e-mailberichten van 12 maart 2022 tussen aangeefster en [slachtoffer 1] teruggevonden op zowel een SD-kaart als op een iPhone die zijn aangetroffen in de auto waar verdachte gebruik van maakte.
Aangeefster heeft verklaard geen toestemming te hebben verleend aan verdachte om gebruik te maken van haar wachtwoord. Dit maakt dat verdachte onbevoegd gebruik heeft gemaakt van deze wachtwoorden. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte – door middel van een valse sleutel – wederrechtelijk is binnengedrongen in de laptop van aangeefster en hiervan deze e-mailberichten heeft overgenomen.
Bewijsoverwegingen zaak A feit 6
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte en het onderzoek aan de USB-stick die is aangetroffen in de auto die in gebruik was bij verdachte kan worden bewezen dat verdachte computerwachtwoorden heeft verworven en voorhanden heeft gehad waarmee toegang kon worden verkregen tot meerdere accounts op naam van aangeefster. Dat verdachte oogmerk heeft gehad op het toegang verkrijgen tot deze accounts blijkt uit het feit dat hij deze inloggegevens, althans een deel daarvan, daadwerkelijk heeft gebruikt.
Bewijsoverwegingen zaak A feit 3
Op basis van de bewijsmiddelen kan vastgesteld worden dat verdachte, zonder dat [slachtoffer 3] dat wist, in een periode van drieënhalve maand heimelijk (geluids-) opnames van [slachtoffer 3] heeft gemaakt in haar woning, haar heeft afgeluisterd in haar woning, haar verplaatsingen volgde met bakens, gebruik heeft gemaakt van de laptop van [slachtoffer 3] en schermopnames heeft gemaakt van e-mail verkeer en de beschikking had over inloggegevens en wachtwoorden van meerdere accounts van [slachtoffer 3] en daar ook gebruik van heeft gemaakt. Verdachte heeft ter zitting ook bevestigd met de gesprekken van [slachtoffer 3] te hebben willen meeluisteren en haar te hebben willen volgen, vanuit een ongezonde behoefte om haar te controleren. Van het opzet de privacy van [slachtoffer 3] te willen schenden is derhalve sprake.
Dat [slachtoffer 3] zich hier niet altijd gelijktijdig van bewust is geweest maakt dit niet anders. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kan een gedraging als bedoeld in artikel 285b Sr ook worden aangemerkt als inbreuk makend op de persoonlijke levenssfeer van een ander, indien die ander daarvan ten tijde van die gedraging niet maar pas nadien op de hoogte is gekomen(zie HR 21 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:673). Verdachte heeft immers door de hiervoor beschreven handelingen bewust en gedurende langere tijd heimelijk en onopgemerkt te verrichten, willen bewerkstelligen dat [slachtoffer 3] zich daartegen niet kon verzetten en aldus werd gedwongen deze te dulden.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven van aangeefster zodanig zijn geweest dat verdachte op een stelselmatige wijze inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt. Voor wat betreft de duur gaat de rechtbank, anders dan de raadsman, uit van de gehele tenlastegelegde periode, nu blijkens onderzoek in ieder geval een gps baken nog tot en met 15 april 2022 actief is geweest.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging.
Bewijsoverwegingen zaak A feit 8
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het gereedschap uit de box van [slachtoffer 4] heeft gestolen nadat hij de garageboxdeur had opengebroken.
Vast staat dat verdachte beschikte over sleutels van de tussendeur naar de gang waar de box van aangever zat. Deze sleutel zat aan de sleutelbos die onder verdachte in beslag is genomen. Poharst deed aangifte van diefstal uit zijn box en op daarbij overlegde foto’s is ook duidelijk braakschade zichtbaar.
Op de telefoon van verdachte stonden 19 foto’s van gereedschappen. Die foto’s zijn gemaakt in de periode dat de inbraak moet zijn gepleegd. Het samenstel van die verschillende gereedschappen en de soms specifieke kenmerken aan de hand waarvan aangever zijn gereedschap op die foto’s heeft herkend, maakt dat de rechtbank geen twijfel heeft dat het hier inderdaad het gereedschap van aangever betreft. De rechtbank twijfelt er ook niet aan dat verdachte dat gereedschap in zijn bezit heeft gehad.
Gelet op al deze omstandigheden had van verdachte een redengevende en ontzenuwende verklaring mogen worden verwacht. Die verklaring heeft hij niet gegeven. De verklaring van verdachte dat het gereedschap afkomstig zou zijn uit de garagebox van [slachtoffer 3] en dat het in zijn bezit zou zijn gekomen toen hij daar zijn eigen spullen had opgehaald vindt geen steun in het dossier, en is gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
Bewijsoverwegingen zaak B feit 1
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de deurbel heeft gestolen. Verdachte wordt door beide aangevers uit zaak B tweemaal in de nacht van 23 januari 2022 op de camerabeelden van de deurbel herkend als zijnde hun buurman [verdachte] .
Op de camerabeelden van de deurbel waarop te zien is dat de man de deurbel vastgrijpt en naar zich toetrekt, worden door de politie op de jas van de man opvallende reflecterende blokjes op de mouw en schouder gezien. Bij zijn aanhouding heeft verdachte een jas aan met reflecterende blokjes op dezelfde plaatsen.
Weliswaar worden de reflecterende blokjes op de jas alleen om 01:30 uur bij de poging tot diefstal gezien, maar de rechtbank acht het te onwaarschijnlijk dat twee verschillende daders op één en dezelfde nacht hetzelfde doelwit voor ogen hebben gehad en dat een ander dan verdachte in de diefstal is geslaagd.
De rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangevers te twijfelen.
Bewijsoverwegingen zaak B feit 2
Noodweer
Verdachte heeft bekend dat hij zijn buurvrouw een duw en een tik heeft gegeven. Daarmee staat vast dat verdachte zijn buurvrouw heeft mishandeld. De rechtbank verwerpt vervolgens het verweer van verdachte dat hij daarbij, niet wederrechtelijk want, uit noodweer zou hebben gehandeld. Het door verdachte geschetste scenario waarbij hij eerst door [slachtoffer 6] zou zijn geslagen/bedreigd met een ijzeren staaf alvorens hij haar een duw gaf vindt geen steun in de bewijsmiddelen en is daardoor niet aannemelijk geworden. Van een noodweersituatie is dus geen sprake.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar een duw en een klap te geven.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A:

2.primair

op 12 maart 2022 te Amstelveen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een ontstoken explosief door een brievenbus van de voordeur van een woning, gelegen aan de [adres bewoners] , naar binnen te gooien terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning en de zich in die woning bevindende goederen, en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten voor de zich in die woning bevindende personen, te duchten was;
3.
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 15 april 2022 te Amstelveen en Leeuwarden wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op andermans persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , met het oogmerk die [slachtoffer 3] te dwingen iets te dulden, door in voornoemde periode,
- zich in de nachtelijke uren in de woning en garage van voornoemde [slachtoffer 3] te bevinden en
- een camera in de meterkast van de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te plaatsen en
- afluisterapparatuur in de keuken van de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te plaatsen en
- een baken/trackingkastje in de fietstas van de bakfiets van voornoemde [slachtoffer 3] te plaatsen en voornoemde [slachtoffer 3] daarmee te volgen en
- een baken/trackingkastje in het voertuig van voornoemde [slachtoffer 3] te plaatsen en voornoemde [slachtoffer 3] daarmee te volgen en
- een camera onder het bed in de slaapkamer van de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te plaatsen en
- een router/modem in de meterkast van de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te
plaatsen en
- printscreens te maken van wachtwoorden van voornoemde [slachtoffer 3] en
- ( social media) accounts van voornoemde [slachtoffer 3] te beheren en
- zich (op het Whatsappaccount van voornoemde [slachtoffer 3] ) voor te doen/ uit te geven als ware voornoemde [slachtoffer 3] en/of (vervolgens) uit naam van voornoemde [slachtoffer 3] via Whatsapp berichten te sturen aan vrienden/kennissen van voornoemde [slachtoffer 3] ;
4.
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022 te Amstelveen en Leeuwarden, gebruik makende van een technisch hulpmiddel (te weten een camera) waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 3] aanwezig in de woning van voornoemde [slachtoffer 3] aan de [adres] , een afbeelding en/of film heeft vervaardigd
en
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022 te Amstelveen en Leeuwarden, met het oogmerk dat daardoor een gesprek, telecommunicatie en andere gegevensoverdracht en andere gegevensverwerking, door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk werd afgeluisterd, afgetapt en/of opgenomen een technisch hulpmiddel, te weten
- een baken/trackingkastje in de fietstas van de bakfiets van voornoemde [slachtoffer 3] en
- een baken/trackingkastje in het voertuig van voornoemde [slachtoffer 3] en
- een camera in de meterkast en afluisterapparatuur in de keuken en een camera onder het bed in de slaapkamer en een router/modem in de meterkast van de woning van [slachtoffer 3] aan de [adres] , aanwezig heeft doen zijn;
5.
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022 te Amstelveen en Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten
- de laptop van [slachtoffer 3] ,
- het e-mailaccount en het OneDrive account van [slachtoffer 3] , is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik maken van wachtwoorden van voornoemde [slachtoffer 3] , en vervolgens de gegevens, te weten e-mails en een (offline) kopie van het Postvak IN van het voornoemde e-mailaccount en OneDrive account van voornoemde [slachtoffer 3] , die worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk, waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf heeft overgenomen;
6.
in de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 maart 2022 te Amstelveen en Leeuwarden, computerwachtwoorden en daarmee vergelijkbare gegevens, waardoor toegang kon worden gekregen tot een geautomatiseerd werk heeft verworven en voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht werd gepleegd, immers heeft verdachte lijsten met inloggegevens en wachtwoorden die toegang verlenen tot accounts van webshops/winkels/hotels/social media accounts/e-mail accounts (waaronder onder andere Bijenkorf, Superdry, Fletcher, Facebook, Instagram, Vodafone) toebehorende aan [slachtoffer 3] verworven en voorhanden gehad met de bedoeling om daarmee zichzelf toegang te verschaffen tot voornoemde accounts, zijnde delen van geautomatiseerde werken van [slachtoffer 3] ;
8.
in de periode van 13 januari 2022 tot en met 20 maart 2022 te Amstelveen een hoeveelheid gereedschap (onder andere diverse bitsetjes en/of steekringsleutels en/of doppenset) en een Cd-speler (merk Harman Cardon) en een surround tuner/versterker (merk JVC), die aan [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en een valse sleutel, namelijk door middel van een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
Zaak B:
1.
op 23 januari 2022 te Leeuwarden een deurbel (ring professional), die aan [slachtoffer 5] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op 23 januari 2022 te Leeuwarden [slachtoffer 6] heeft mishandeld door
- met kracht een duw tegen het lichaam van die [slachtoffer 6] te geven waardoor die [slachtoffer 6] ten val kwam en
- tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar haar op schrift gestelde vordering met bijlage – gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, en 8 en in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 door haar bewezen geachte feiten oplegging van een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen een onmiddellijke invrijheidsstelling.
Verder heeft de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr) gevorderd, inhoudende dat verdachte zich gedurende een periode van 5 jaar zal onthouden van contact (direct en indirect) met [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en zich niet zal ophouden op de adressen waar voornoemde personen wonen en werken, het adres waar de kinderen van [slachtoffer 3] naar school gaan en het adres waar de kinderen van [slachtoffer 3] in het weekend verblijven, alsmede het woonadres van een vriendin van [slachtoffer 3] waar verdachte eerder bedreigingen tegen heeft geuit. Met steeds 2 weken vervangende hechtenis per overtreding met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft gevorderd zowel de tbs met voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ook heeft de officier van justitie de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr) gevorderd, om mogelijk te maken dat verdachte, indien noodzakelijk, ook na afloop van de tbs maatregel of gevangenisstraf onder toezicht kan worden gesteld.
De inbeslaggenomen voorwerpen kunnen – aldus de officier van justitie – worden onttrokken aan het verkeer dan wel verbeurdverklaard.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat indien de rechtbank tot een veroordeling van verdachte komt, zou moeten worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft verzocht daarnaast niet ook nog een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, en heeft daarbij verwezen naar een uitspraak over belaging van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:150) en een uitspraak over het tot ontploffing brengen van een Cobra 6 van de rechtbank Limburg van 29 november 2019 (ECLI:NL:RBLIM:2019:11413), waar lagere straffen werden opgelegd dan door de officier van justitie geëist.
Als daarnaast nog een voorwaardelijk straf zou worden opgelegd, dan is verdachte bereid zijn medewerking te verlenen aan de voorwaarden. Ook aan een eventueel op te leggen locatie- en contactverbod zal verdachte meewerken. Voor een vrijheidsbeperkende maatregel is geen ruimte meer. Bovendien zou die ook als voorwaarde aan een voorwaardelijke straf kunnen worden gekoppeld.
De raadsman heeft ten slotte een verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling gedaan.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing. Uit onvrede over een door de psychotherapeut van zijn toenmalige vriendin gegeven advies over hun relatie heeft verdachte een ontstoken professioneel stuk knalvuurwerk (Cobra 6) bij de woning van de psychotherapeut in de brievenbus gedaan. De psychotherapeut en zijn echtgenote, die boven lagen te slapen, zijn hierdoor enorm geschrokken, en hebben ook geruime tijd daarna nog last gehad van gevoelens van angst en onveiligheid. De schade is verder gelukkig beperkt gebleven tot alleen forse materiële schade, maar dat had ook heel anders kunnen zijn. De bewoners hadden immers ernstig of levensgevaarlijk gewond kunnen raken door rondvliegende stukken glas en andere brokstukken. Ook had er brand kunnen ontstaan waardoor hun levens gevaar hadden kunnen lopen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer 3] . Verdachte heeft drieënhalve maand op een zeer intensieve en indringende manier geprobeerd controle uit te oefenen op het leven van zijn toenmalige vriendin. Om dat te kunnen bereiken heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten die stuk voor stuk een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer/ privacy van [slachtoffer 3] vormden. Verdachte maakte, zonder dat zij dat wist, (geluids-) opnames van [slachtoffer 3] met door hem in haar woning geplaatste en verdekt opgestelde camera’s, hij volgde haar door middel van gps-bakens die hij in haar fiets en auto verstopte. Verdachte had de beschikking over de wachtwoorden van haar internet accounts, en verschafte zich daarmee ook de toegang tot die account, waarbij zich soms voordeed alsof hij [slachtoffer 3] was.
De belaging heeft op [slachtoffer 3] zoveel indruk gemaakt, dat zij hiervan tot op de dag van vandaag nog de gevolgen ervaart en te kampen heeft met gevoelens van angst en onveiligheid zelfs in haar eigen woning.
Voorts heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan twee diefstallen en een mishandeling.
Bij een vriend van [slachtoffer 3] heeft verdachte gereedschap uit zijn box gestolen en bij de buurtgenoten in zijn eigen woonplaats een deurbel. Dit zijn vervelende feiten die schade en overlast voor de slachtoffers heeft veroorzaakt. Bovendien heeft verdachte de buurtbewoonster die verhaal kwam halen over de diefstal van de bel tijdens een ruzie daarover een duw en een klap gegeven waardoor zij ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 maart 2023. Hieruit blijkt dat hij recentelijk niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
Met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de volgende stukken:
- de rapportage van M. de Vries, psychiater, van 30 januari 2023;
- de rapportage van R.A. Sterk, psycholoog, van 31 januari 2023;
- het reclasseringsadvies van 31 maart 2023 van Reclassering Nederland opgesteld door
C.S. Pruis.
De deskundigen zijn allen ter zitting gehoord en hebben hun adviezen bevestigd en daar waar nodig nader toegelicht en aangevuld.
Aan het
rapport van de psychiater De Vrieswordt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende ontleend:
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken, alsmede een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Omdat zowel de bovengenoemde persoonlijkheidsproblematiek als de aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit en impulsiviteit, hardnekkige problematiek betreft die niet van het ene moment ontstaat noch verdwijnt, en verdachte in de periode van de ten laste gelegde feiten niet behandeld werd, kan aangenomen worden dat beiden aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
In de relatie met [slachtoffer 3] ontstaan na verloop van tijd spanningen en conflicten. Betrokkene raakt vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek meer en meer achterdochtig en heeft het idee dat mensen slecht over hem en zijn kinderen praten, iets wat hij slecht verdraagt, hem krenkt en hem intens boos maakt. Hij heeft vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek moeite de reacties en het gedrag van de ander op juiste wijze te interpreteren en zijn eigen emoties op adequate wijze te reguleren. In plaats van dat hij overweegt een punt te zetten achter de steeds spanningsvollere en conflictueuze relatie met [slachtoffer 3] houdt hij (krampachtig) vast aan de relatie en wil hij weerleggen, dan wel aantonen dat er iets niet in de haak is door ‘bewijs’ te verzamelen.
Hij installeert, zoals hijzelf erkent, diverse apparatuur in de woning van [slachtoffer 3] om zo beelden en geluidsopnamen van haar te verzamelen. Verdachte zal hierbij vanuit zijn impulsiviteits- en hyperactiviteitproblematiek weinig tijd en ruimte genomen hebben tot (zelf)reflectie en ernaar geneigd hebben te doen voor na te denken. Wanneer hij haar vervolgens ‘confronteert’, met ogenschijnlijk weinig relevante zaken, en zij daar voor zijn gevoel niet op de juiste wijze op reageert, ziet hij een bevestiging van zijn vermoedens en raakt hij steeds en steeds bozer, mede blijkend uit de berichten die hij op zijn telefoon schrijft en/of verstuurt. Deze boosheid beperkt zich niet alleen tot [slachtoffer 3] , maar ook tot mensen/vrienden in haar directe nabijheid.
Er kan geredeneerd worden dat toen verdachte in de gaten kreeg dat de therapeut aan [slachtoffer 3] had geadviseerd de relatie te beëindigen, hij wederom intense emoties ervaarde. Hij zal zich mogelijk afgewezen en gekrenkt hebben gevoeld en zal zijn beperkte emotie- en agressieregulatie het hem lastig gemaakt hebben deze gevoelens op adequate wijze te kanaliseren, waarbij verondersteld wordt dat hij de therapeut van [slachtoffer 3] (deels) voor dit alles verantwoordelijk zal hebben gehouden.
Geadviseerd wordt verdachte de hem ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in verminderde mate toe te rekenen.
Het klinische en het gestructureerde oordeel wegend wordt, in afwezigheid van een
behandel en begeleidingskader, gekomen tot een matig tot hoge kans op (gewelddadige) recidive.
Om het boven beschreven matig tot hoge risico terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau, wordt een behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek en impulsiviteit, noodzakelijk geacht. Rapporteur adviseert daarbij een (kortdurende) klinische aanvang van de behandeling (waarbij aan maanden gedacht wordt), om verdachte vanuit een breder behandelteam voor te kunnen bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij, zodat een goede aanzet gemaakt kan worden met de behandeling van zijn persoonlijkheids-problematiek, en zodat ook duidelijkheid en structuur gecreëerd kan worden rond passende huisvesting, financiën en zingevende dagbesteding.
Een dergelijke klinische behandeling zou plaats kunnen vinden op een FPA of FPK, zoals bijvoorbeeld FPK Assen, een plek waar veel expertise is op het gebied van persoonlijkheidsproblematiek. Na een klinische start zou behandeling op een forensische polikliniek gecontinueerd kunnen worden, een deel van de behandeling dat naar verwachting van rapporteur lang(er) zal duren daar persoonlijkheidsproblematiek en de daarmee samenhangende (interrelationele) gedragspatronen, veelal hardnekkig zijn en niet één-twee-drie te veranderen. Andere factoren die in de behandeling aandacht zullen moeten krijgen zijn de aandachtsproblematiek, het middelengebruik, de financiële problematiek en de huidige werkloosheid.
Gezien de aanwezige psychiatrische problematiek, de veronderstelde invloed hiervan op de ten laste gelegde feiten (indien bewezen), de risicoschatting, het advies ten aanzien van de mate van toerekenen en verdachtes aanwezige motivatie ten aanzien van behandeling, wordt geadviseerd aan verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen.
Psychiater De Vries is van mening dat een behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel onvoldoende het behandelbelang onderstreept en dat dit kader, mocht verdachte zich toch niet aan gestelde voorwaarden willen/kunnen houden, onvoldoende waarborgen biedt het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te verlagen.
Psycholoog Sterkkomt tot soortgelijke diagnostische conclusies met betrekking tot de stoornis en de mate van toerekenbaarheid, en tot een soortgelijk advies qua behandeling.
Daarbij dient te worden aangetekend dat de psycholoog zich met betrekking tot de feiten die zien op – kort gezegd – het tot ontploffing brengen van een explosief heeft onthouden van het doen van een uitspraak over toerekenbaarheid als gevolg van de stellige ontkenning van verdachte.
De psycholoog komt echter tot een andere conclusie betreffende het recidiverisico en een ander advies betreffende het juridische kader waarin behandeling plaats zou moeten vinden. Anders dan de psychiater ziet psycholoog Sterk een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen strafgedeelte (eventueel mede met een op te leggen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel) als een afdoende kader.
Een verdergaand kader wordt niet nodig geacht omdat verdachte gemotiveerd is voor behandeling, terwijl de psycholoog de kans op herhaling van ernstig agressief gedrag niet duidelijk verhoogd inschat. De reclassering zou verdachte kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
Ter zitting heeft de psycholoog toegelicht dat ‘ernstig agressief gedrag’ wat hem betreft ziet op de feiten die betrekking hebben op – kort gezegd – het tot ontploffing brengen van een explosief (feit 1 en feit 2 op de tenlastelegging)
In het reclasseringsadvies van 31 maart 2023 van Reclassering Nederland heeft de reclassering zich niet uitgelaten over de wenselijkheid van een tbs-maatregel met voorwaarden omdat een eenduidig advies vanuit de pro Justitia rapporteurs ontbreekt. Evenmin heeft de reclasseringswerker ter terechtzitting een voorkeur uitgesproken voor het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. Wel heeft de reclassering in haar advies een aantal algemene en bijzondere voorwaarden geadviseerd ingeval van een tbs-maatregel met voorwaarden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden.
Tbs met voorwaarden
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Het in zaak A onder 2 primair bewezen geachte feit is een misdrijf waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt, en het in zaak A onder 3 bewezen geachte feit (belaging, strafbaar gesteld bij artikel 285b Sr) behoort tot de misdrijven als genoemd in artikel 37a, lid 1 sub 2 op grond waarvan een tbs-maatregel kan worden opgelegd. Verder kan de rechtbank zich met de conclusies van de deskundigen verenigen en is van oordeel dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis te weten een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken, alsmede een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit welke bestond tijdens het begaan van de feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de feiten, het matige tot hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden eisen. Gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden mede vanuit het behandelperspectief voor verdachte het meest passend is.
Verdachte heeft vanwege de hardnekkige en diepgewortelde problematiek een langdurige, klinische behandeling nodig, zodat het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. De rechtbank volgt de psychiater in zijn advies dat een dergelijke behandeling, in ieder geval in eerste instantie, alleen binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden goed kan worden vormgegeven.
De rechtbank zal daarom voor de in zaak A onder 2 primair en 3 bewezenverklaarde feiten overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met daaraan verbonden – naast de standaard voorwaarden – de door de reclassering geadviseerde aanvullende voorwaarden.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt verder dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen(zaak A, feit 2 primair). Dit betekent dat de tbs-maatregel niet in tijd zal zijn beperkt en dus langer kan duren dan vier jaar.
Gevangenisstraf
Daarnaast acht de rechtbank een forse gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar straffen die door rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de in zaak A onder 1 en 7 ten laste gelegde feiten komt zij tot oplegging van een lagere gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie, die deze beide feiten wel bewezen vond.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank legt verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr op. Het doel van deze maatregel is beveiliging van de maatschappij en voorkoming van strafbare feiten. De rechtbank legt de maatregel op omdat zij van oordeel is dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich op een andere manier belastend naar personen toe zal gedragen. Uit de eerder genoemde rapportages blijkt immers dat het gevaar voor herhaling van een soortgelijk feit matig tot groot is.
De rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen zoals deze door de officier van justitie is gevorderd, met uitzondering van het gebiedsverbod voor het woonadres van een vriendin van [slachtoffer 3] nu uit het dossier niet blijkt van bedreigingen of soortgelijke handelingen aan het adres van die vriendin, voor een periode van vijf jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank acht het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr thans niet opportuun en proportioneel gezien het feit dat verdachte reeds een ongemaximeerde tbs-maatregel met voorwaarden
wordt opgelegd.
Beslag
Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen. Dit betreffen de voorwerpen zoals vermeld op de aan dit vonnis als
bijlage IIgehechte beslaglijst.
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwerpen als genoemd onder de nummer 1 /t/m 21 verbeurd te verklaren, de voorwerpen genoemd onder de nummers 22 t/m 26 te onttrekken aan het verkeer. De voorwerpen genoemd onder de nummers 27 t/m 40 zijn al terug gegeven aan de rechthebbende.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat voor zover de voorwerpen niet aan het verkeer worden onttrokken, deze moeten worden teruggegeven aan verdachte. Ook het sein pistool (nr. 26) dient aan verdachte te worden teruggegeven, nu niet bekend is dat dit een verboden wapen betreft. Het mes (nr. 24) kan alleen aan het verkeer worden onttrokken als het onder de Wet Wapens en Munitie (WWM) valt.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen als genoemd onder de nummers 1 t/m 21 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het in zaak A onder 3, 4, 5 en/of 6 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen als genoemd onder de nummers 22, 23 en 25 het in zaak A onder 2 primair bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Ook het seinpistool (nr. 26) zal worden onttrokken aan het verkeer. Het betreft een wapen van categorie III als bedoel in de WWM. Dit voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijven en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave
Het mes (nr. 24) zal worden teruggegeven aan verdachte, nu niet is vastgesteld dat hiermee één van de bewezenverklaarde feiten is begaan en het enkele bezit van het mes geen overtreding van de WWM oplevert.
De voorwerpen onder nummers 27 tot en met 40 zijn inmiddels geretourneerd, volgens de officier van justitie ter terechtzitting. Van een beslag op die voorwerpen, waarover de rechtbank moet beslissen, is dan ook niet langer sprake.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Zaak A
De benadeelde partij
[slachtoffer 3], vertegenwoordigd door mr. M.L. Firet, advocaat te Almere, vordert € 8.835,11 aan vergoeding van materiële schade (aannemer € 939,50, inbraakpreventie € 5.108,62, autosleutel € 385,99, gegevensdragers € 2.401,-) en € 3.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts verzoekt zij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]vordert € 2.750,- aan vergoeding van materiële schade (lamellen € 2.450,-, eigen risico verzekering onroerend goed € 150,-, eigen risico verzekering roerende goederen € 150,-), en een vergoeding van immateriële schade zonder opgave van de hoogte daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts verzoekt hij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]vordert een vergoeding van immateriële schade zonder opgave van de hoogte daarvan. Voorts verzoekt zij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[slachtoffer 4]vordert € 2.329,67 aan vergoeding van materiële schade (gereedschappen € 3.100,-, audioapparatuur € 150,-, herstel schuurdeur € 692,12, voordeursloten € 176,69 minus een bedrag van € 1.789,14 dat door de verzekeraar is betaald).
Zaak B
De benadeelde partij
[slachtoffer 5]vordert € 380,- aan vergoeding van materiële schade (deurbel € 250,-, hout-schilderwerk € 50,-, slaapmedicatie € 80,-), € 250,- aan vergoeding van immateriële schade, en € 150,- aan vergoeding voor affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts verzoekt hij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij
[slachtoffer 6]vordert € 735,- (broek en pully € 150,-, sieraden
€ 200,-, eigen bijdrage ziektekosten verzekering € 385,-) aan vergoeding van materiële schade en € 2.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede € 70,- aan proceskosten (reiskosten). Voorts verzoekt zij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
Zaak A
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De vordering kan voor wat betreft de materiële schade tot een bedrag van € 8.063,13 worden toegewezen. Alleen de kosten voor de autosleutel kunnen niet toegewezen omdat niet kan worden bewezen dat verdachte deze sleutel heeft weggenomen.
Wat betreft de immateriële schade (€ 3.500,-) is de vordering geheel toewijsbaar. Er was sprake van een stelselmatige en heftige belaging waardoor het veiligheidsgevoel ernstig is aangetast.
Benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.550,- aan materiële schade. Voor de lamellen is een bedrag van € 1.250,- redelijk omdat deze reeds in 2013 waren aangeschaft. Voor wat betreft de immateriële schade zijn beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk. Zij stellen dat deze schade niet in geld is uit te drukken.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De gehele vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het geschatte bedrag voor het weggenomen gereedschap is redelijk. De kosten voor herstelwerkzaamheden van de garagebox en het vervangen van de voordeursloten moeten als rechtstreekse schade van de inbraak worden gezien.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Voor wat betreft de materiële schade is de vordering niet onderbouwd. Er blijkt uit het dossier ook niet dat schade is ontstaan aan hout- en schilderwerk of dat slaapmedicatie nodig was. De deurbel is vergoed door Ring. Ook voor wat betreft de immateriële schade is de vordering niet onderbouwd. Het gaat in dit geval om een diefstal zodat de immateriële schade lastig als rechtstreekse schade is de kwalificeren. De gevorderde affectie schade kan bij dit soort feiten ook niet worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Dat de kleding en sierraden beschadigd zouden zijn en dat de eigen bijdrage zou zijn aangesproken voor medische behandeling ten gevolge van de mishandeling, blijkt niet uit het dossier. De opgevoerde reiskosten moeten worden gezien als materiële schade, maar zijn niet onderbouwd. Ook de immateriële schade is niet onderbouwd en bovendien aan de hoge kant voor dit soort feiten. Hiervoor zou een bedrag van € 250 ,- redelijk zijn.
Voor alle vorderingen geldt dat de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel dienen te worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de door hem verzochte vrijspraken verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen te verklaren. Voor zover de rechtbank wel tot een veroordeling komt heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Zaak A
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Van het modem en de overige gegevensdragers is onduidelijk waarom die allemaal vervangen moesten worden. [slachtoffer 3] had ze kunnen terugvragen van de politie, waarna ze gereset of refurbished hadden kunnen worden. Verder speelt mee dat er sprake is van nieuw voor oud. Dit maakt dat [slachtoffer 3] voor wat betreft de gegevensdragers niet-ontvankelijk is in haar vordering. Dat geldt ook voor alle onderdelen waarvan de officier van justitie vindt dat [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is. Wat betreft de inbraakpreventie ontbreekt de grondslag van de vordering. Er blijkt nergens uit dat [slachtoffer 3] zo veel last had dat ze apparatuur voor inbraakpreventie moest plaatsen.
Benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Bij de door [slachtoffer 1] opgevoerde schade aan de lamellen is sprake van nieuw voor oud. Als de nu opgevoerde schade reële schade was geweest dan zou de verzekering (Fbto) die vergoed hebben. Wat betreft de verzochte immateriële schade zijn beide vorderingen niet-ontvankelijk omdat er geen bedragen zijn genoemd.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De vordering is ingediend door mevrouw [slachtoffer 3] , terwijl zij hiervoor niet gemachtigd was. Dit maakt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is.
Maar ook als de rechtbank daar anders over denkt, dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van het gereedschap omdat de vordering op dat punt te onduidelijk is. Er blijkt nergens uit dat [slachtoffer 4] al het in de vordering genoemde gereedschap in zijn bezit had. In de tenlastelegging is slechts sprake van drie boormachines, bitsetjes, sleutels, een cd-speler en een dopset.
Zaak B
Benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dienen wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd. [slachtoffer 5] vraagt ook een vergoeding voor immateriële schade door de mishandeling, maar hij is niet mishandeld. Ook op dit onderdeel is de vordering dan ook niet onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Zaak A
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist.
De kosten van de aannemer bestaat uit drie schadeposten, te weten:
  • reparatie pui
  • vervangen cilindersloten
  • vervangen modem
De post reparatie van de pui houdt verband met schade vermoedelijk ten gevolge van de verdenking onder feit 7. Nu verdachte daarvoor wordt vrijgesproken, wordt de benadeelde partij in haar vordering ten aanzien van die schadepost niet ontvankelijk verklaard.
De kosten voor de cilindersloten en het modem komen in beginsel wel voor vergoeding in aanmerking. Bewezen is dat verdachte de beschikking had over sleutels van de woning van het slachtoffer, en toegang had tot haar internetnetwerk, zodat er voor haar alle aanleiding bestond om de sloten en het modem te vervangen. De kosten van de cilindersloten zijn apart gespecificeerd, te weten € 197,50. De factuur ter onderbouwing van de kosten voor het vervangen van de modem ziet blijkens het onderwerp op meer, immers:
“Herstel en advies werkzaamheden inbraakschade, cilinders vervangen, advies camera systeem & deurbel, herstel modem & instellingen”. Nu niet zonder nader onderzoek te achterhalen is welke kosten op de vervangingswerkzaamheden ten aanzien van het modem en de cilindersloten zien en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren, worden alleen de kosten van de cilindersloten toegewezen en wordt de benadeelde partij ten aanzien van de rest niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank maakt hierbij gebruik van haar schattingsbevoegdheid en vindt een matiging van 50% op het gevorderde bedrag in verband met nieuw voor oud op zijn plaats.
Ten aanzien van de posten inbraakpreventie en autosleutel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Van de inbraakpreventie is niet komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met de in zaak A onder 3, 4, 5 of 6 bewezen verklaarde feiten.
Wat betreft de autosleutel kan niet worden bewezen dat deze sleutel daadwerkelijk door verdachte is weggenomen. De autosleutel zat niet bij de onder verdachte in beslag genomen sleutels van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de post gegevensdragers vindt de rechtbank vergoeding tot een bedrag van € 1.200,50 billijk. De benadeelde partij kon door toedoen van verdachte zodanig lang niet over haar gegevensdragers beschikken in verband met noodzakelijk onderzoek daaraan door de politie, dat zij zich genoodzaakt zag nieuwe aan te schaffen. De rechtbank vindt een matiging van 50% op het gevorderde bedrag in verband met nieuw voor oud op zijn plaats.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.299,25 (€ 1.200,50 + 98,75 (materiaal cilindersloten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij (onder meer) recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien de benadeelde partij ten gevolge van de strafbare feiten geestelijk letsel heeft opgelopen of sprake is van aantasting van de persoon ‘op andere wijze’.
De benadeelde partij heeft weliswaar geen concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van de strafbare feiten psychisch letsel is ontstaan, maar de rechtbank is van oordeel dat in dit geval de aard en de ernst van de normschending zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte de benadeelde partij gedurende enkele maanden stelselmatig en op verregaande wijze heeft belaagd en daarmee haar gevoel van veiligheid ernstig heeft aangetast. Verdachte plaatste onder andere camera’s en afluisterapparatuur in haar woning, had toegang tot haar gegevensdragers en inzage in haar e-mailverkeer en volgde haar door middel van bakens die in haar voertuigen waren geplaatst.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, rekening houdend met het feit dat zij vanwege andere gebeurtenissen reeds onder behandeling van een psychotherapeut was, en rekening houdend met de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, acht de rechtbank in dit geval een vergoeding van € 2.000,- passend en billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (1 januari 2022).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partijen door het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Beide benadeelde partijen vorderen vergoeding van dezelfde materiële schade aan/in hun woning. [slachtoffer 2] heeft daarvoor verwezen naar de vordering van [slachtoffer 1] . Voor zover de vordering wordt toegewezen doet de rechtbank dat aan [slachtoffer 1] .
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. De rechtbank vindt voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen een eigen risico hebben moeten betalen aan de verzekering in verband met schade die aan de woning en de goederen in de woning is veroorzaakt door de ontploffing. Deze twee schadeposten ten bedrage van elk € 150,- zullen derhalve worden toegewezen. Wat betreft de lamellen, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en acht een bedrag van € 1.250,- billijk. De lamellen waren reeds in 2013 aangeschaft zodat een matiging in verband met nieuw voor oud op zijn plaats is.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.550,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 maart 2022).
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. De benadeelde partijen kunnen het resterende deel van hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Omdat geen opgave is gedaan van de hoogte van de immateriële schade zullen de benadeelde partijen voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen dit deel van hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 8 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is niet door de benadeelde partij zelf ingediend, maar door mevrouw [slachtoffer 3] . Anders dan de raadsman heeft aangevoerd is in dit geval geen machtiging vereist, aangezien het niet gaat om een minderjarige, een onder curatele gestelde of een vennootschap.
Uit de e-mail die als bijlage bij het formulier Verzoek tot schadevergoeding is gevoegd blijkt duidelijk dat de benadeelde partij vergoeding van de door hem geleden schade wenst.
De vordering is voor wat betreft de herstelwerkzaamheden schuurdeur en de nieuwe voordeursloten inhoudelijk niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
Wat betreft de gestolen gereedschappen en de audioapparatuur blijkt uit bijlagen bij de vordering dat hiervoor aan de benadeelde partij door de verzekering reeds een bedrag van
€ 1.789,14 is toegekend. Niet is onderbouwd waarom daarboven nog een vergoeding door de rechtbank zou moeten worden toegekend.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 868,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (20 maart 2022)
.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 4] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Zaak B
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde (deels) rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij zal echter in zijn vordering voor deze schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wat betreft de gestolen deurbel blijkt uit de vordering dat hiervoor aan de benadeelde partij door de verzekering reeds een bedrag van € 250,- is toegekend.
Ten aanzien van de overige materiële schade (hout-/schilderwerk) is de vordering onvoldoende onderbouwd.
Van de slaapmedicatie is niet komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde feit. Bovendien ontbreekt ook hier een nadere onderbouwing.
Immateriële schade
De benadeelde partij zal voor wat betreft de immateriële schade in de vordering eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Affectieschade
Ook ten aanzien van de affectieschade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld dat zijn echtgenote als gevolg van de mishandeling blijvend en ernstig letsel heeft opgelopen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade is onvoldoende komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het in zaak B onder 2 bewezenverklaarde feit. Dit geldt ook voor de gevorderde reiskosten (opgenomen in rubriek 5 proceskosten) die zien op het herstel/vervanging van kleding en sieraden en dus als materiële schade moet worden beschouwd. Uit het dossier blijkt niet dat door de bewezenverklaarde mishandeling schade aan een spijkerbroek, ski-pully, en sieraden is ontstaan of dat de eigen bijdrage zou zijn aangesproken voor medische behandeling.
De benadeelde partij zal daarom voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien ten gevolge van de strafbare feiten sprake is van lichamelijk letsel, zoals blijkt uit het Forensisch Geneeskundig Letselverslag van 8 februari 2022.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, en rekening houdend met de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, acht de rechtbank in dit geval een vergoeding van € 250,- passend en billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (23 januari 2022).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38v, 38w, 55, 57, 138ab, 139d, 157, 285b, 300, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair, 1 subsidiair en 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 primair, 3, 4, 5, 6, en 8 ten laste gelegde en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van feit 2 primair:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Ten aanzien van feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6:
De eendaadse samenloop van
belaging (feit 3)
en
het met het oogmerk dat daardoor een gesprek / telecommunicatie / andere gegevensoverdracht / andere gegevensverwerking door een geautomatiseerd werk wederrechtelijk wordt afgeluisterd / afgetapt / opgenomen een technisch hulpmiddel op een bepaalde plaats aanwezig doen zijn (feit 4)
en
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf overneemt (feit 5)
en
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c wordt gepleegd:
een computerwachtwoord en daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk, verwerven en voorhanden hebben (feit 6).
Ten aanzien van feit 8:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels
Zaak B:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van zaak A onder 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 8 en zaak B onder 1 en 2:
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van zaak A onder 2 primair en 3:
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Algemene voorwaarden:
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de
reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig
identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te
stellen;
- Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De
reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het
toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht
herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of
behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de
reclassering;
- Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en
instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het
toezicht;
- Als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee
instemt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in
een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische
Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt totdat de
reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven
weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven
weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering buiten
het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt
hierover vooraf met de reclassering, waarna de reclassering beslist.
Aanvullende voorwaarden:
3. Veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in een intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Indien er niet direct aansluitend aan de detentie een plek is in de kliniek waar veroordeelde geaccepteerd is, dan adviseren wij dat hij mee dient te werken aan plaatsing in een kliniek in het kader van overbrugging;
4. Veroordeelde neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten;
5. Veroordeelde werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht en -last;
8. Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties;
9. Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject;
10. Veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. Veroordeelde werkt mee aan urine-, en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht;
11. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangever in onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Het contactverbod dient gecontroleerd te worden door de politie.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de
gestelde voorwaardenen het
uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde:
1. voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
  • [slachtoffer 3] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] )
  • [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] te ‘ [geboorteplaats]
  • [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
2) voor de duur van 5 (vijf) jaren zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter van de adressen waar voornoemde personen wonen en werken, te weten:
  • [adres] (woonadres [slachtoffer 3] )
  • [adres] (1e praktijkadres [slachtoffer 3] )
  • [adres] (2e praktijkadres [slachtoffer 3] )
  • [adres] (werkadres [slachtoffer 3] )
  • [adres] (woon- en werkadres [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] )
3) voor de duur van 5 (vijf) jaren zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 meter van het adres waar de kinderen van [slachtoffer 3] naar school gaan en het adres waar de kinderen van [slachtoffer 3] in het weekend verblijven, te weten:
  • [adres] (school adres kinderen [slachtoffer 3] )
  • [adres] (weekend verblijfadres kinderen [slachtoffer 3] )
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Verklaart verbeurd:
De voorwerpen als genoemd onder de nummers 1 t/m 21 op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De voorwerpen als genoemd onder de nummers 22, 23, 25 en 26 op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Het voorwerp als genoemd onder nummer 24 op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 3]toe tot een bedrag van € € 1.299,25 (duizendtweehonderdnegenennegentig en vijfentwintig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 1 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 3.299,25 (drieduizendtweehonderdnegenennegentig en vijfentwintig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 1 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 53 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot een bedrag van € 1.550,- (vijftienhonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 maart 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van P, [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.550,- (vijftienhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 12 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 26 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 4]toe tot een bedrag van € 868,81 (achthonderdachtenzestig euro en eenentachtig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 20 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 868,81 (achthonderdachtenzestig euro en eenentachtig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade 20 maart 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 17 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 6]toe tot een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € € 250,- (tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 januari 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen
2.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022048294-6 (p.1 001)
3.Een proces-verbaal van bevindingen (aanvullend gesprek aangever) met nummer 2022048294 (p.1 003)
4.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022048294-13 (p.1 018)
5.Een proces-verbaal forensisch onderzoek met nummer PL1300-2022048294-7 (p.1 039)
6.Een proces-verbaal herkenning vuurwerkresten met nummer PL1300-2022048761 (p.1 077)
7.Een geschrift, zijnde een deskundigenverklaring gevaarzetting Super Cobra 6 en vergelijkbare artikelen
8.Een proces-verbaal van bevindingen (aanvullend gesprek aangever) met nummer 2022048294, bijlage 2
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2023, vastgelegd in een proces-verbaal ter
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p.1 220)
11.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048761-13 (p. 70)
12.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p.2 144)
13.Een proces-verbaal van bevindingen iPhone 11 met nummer 2022048294 (p.1 256)
14.Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer 2022048294 (p.4 035)
15.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p. 237)
16.Een proces-verbaal verhoor getuige met nummer 2022048294 (p.1 253)
17.Een proces-verbaal verhoor verdachte met nummer 2022048294 (p.119)
18.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048761-2 (p.2 001)
19.Een proces-verbaal verhoor aangeefster met nummer 2022048294-20 (2.017)
20.Een proces-verbaal van bevindingen aanvullende verklaring [slachtoffer 3] n.a.v. eerste aangifte met nummer
21.Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie met nummer 2022048761-3 (2.015)
22.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048761-2 (p.2 001)
23.Een proces-verbaal van bevindingen aanvullende verklaring [slachtoffer 3] n.a.v. eerste aangifte met nummer
24.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048761-2 (p.2 001)
25.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048761 (p.2 114)
26.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048761-2 (p.2 001)
27.Een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 16139148 (p.2 053)
28.Een proces-verbaal verhoor aangeefster met nummer 2022048294-20 (p.2 017)
29.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048761-2 (p.2 001)
30.Een proces-verbaal van onderzoek GPS baken/aantreffen GPS baken (p.2 097)
31.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048294 (p.2 024)
32.Een proces-verbaal verhoor aangeefster met nummer 2022048294-20 (p.2 017)
33.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p.2 131)
34.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p.2 118)
35.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2023, vastgelegd in een proces-verbaal
36.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p.1 269)
37.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048761 (p.2 114)
38.Een proces-verbaal van aangifte met documentcode 16137650 (p.2 204)
39.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p. 072)
40.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048761-2 (p.2 001)
41.Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2022048294 (p. 2 024)
42.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048204 (p. 2 110)
43.Een proces-verbaal van verhoor aangever ongenummerd (p. 411)
44.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p. 1 269)
45.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p. 14)
46.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p. 2 148)
47.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048284 (p. 2 191)
48.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048761-13 (p. 70)
49.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p. 2 181)
50.Een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2022093116-2 (p.3 013)
51.Een proces-verbaal van verhoor aangever ongenummerd (p.3001)
52.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022093116 (p.3 030)
53.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022048294 (p.3 015)
54.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022093116 (p.3 030)
55.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022093116-3 (p.3 016)
56.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2023, vastgelegd in een proces-verbaal
57.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2022020060-2 (p. 04)
58.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2022020052-3 (p. 01)
59.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2022020052-5 (p. 09)
60.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2022020052-7 (p. 17)
61.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0100-2022020052-6 (p. 40)