ECLI:NL:RBLIM:2019:11413

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
03/124560-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door het gooien van vuurwerk op de galerij van een woning, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 21 mei 2019 in Weert opzettelijk een ontploffing teweegbracht door een Cobra 6 vuurwerk naar de galerij van een woning te gooien. De verdachte, geboren in 1988, werd bijgestaan door advocaat mr. J. Kersemaekers. Tijdens de zitting op 15 november 2019 zijn de feiten en de tenlastelegging besproken. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omstanders met zich meebracht. De officier van justitie stelde dat het primair feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen sprake was van medeplegen en dat de verdachte niet bewust de kans op letsel had aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door het vuurwerk te gooien, en dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een contact- en locatieverbod. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en andere relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/124560-19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adres] te [woonplaats] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J. Kersemaekers, advocaat kantoorhoudende te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er (na wijziging van de tenlastelegging ter zitting), kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1, primair:samen met een ander opzettelijk vuurwerk (een cobra 6) tot ontploffing heeft gebracht bij een woning. Subsidiair is dit ten laste gelegd als vernieling.
Feit 2:opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen, heeft vervaardigd, voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 primair kan bewezen worden verklaard. De officier van justitie acht niet bewezen dat sprake is geweest van levensgevaar en vordert dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken. Immers werd het vuurwerk van een grotere afstand gegooid en er werden geen personen in de nabijheid gezien. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen, voor wat betreft het opzettelijk voorhanden hebben.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair bepleit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het medeplegen van dit feit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen, nu niet kan worden gesproken van een gezamenlijk plan, een gezamenlijke uitvoering of een gezamenlijke afwikkeling.
De raadsman heeft zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het te duchten gemeen gevaar voor goederen.
De raadsman heeft zich, met de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het te duchten levensgevaar zal moeten worden vrijgesproken. De raadsman heeft zich daarnaast ook op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van het te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zal moeten worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De kans dat iemand zich na middernacht op de galerij bevindt, is aanzienlijk kleiner dan dat dit overdag het geval is. Bovendien heeft verdachte ook verklaard dat hij heeft gekeken of er personen waren op de galerij. Dit was niet het geval. Van (voorwaardelijk) opzet op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel is volgens de raadsman geen sprake geweest.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 primair bepleit dat de rechtbank verdachte partieel zal vrijspreken van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met een Cobra 6. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich er niet van bewust is geweest welk stuk vuurwerk hij in zijn zak had en aangestoken heeft. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de rechtbank derhalve enkel tot een bewezenverklaring kan komen van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing met een stuk vuurwerk met knaleffect.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 bepleit de bewezenverklaring te beperken tot het opzettelijk voorhanden hebben van het in de tenlastelegging genoemde professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair en subsidiair
Bewijsmiddelen [1]
In de nacht van 21 mei 2019 omstreeks 00:10 uur werd [slachtoffer] , de bewoner van de woning aan de [adres slachtoffer] te Weert, in zijn woonkamer wakker van een harde knal. [2]
Ter plaatste constateert verbalisant [verbalisant] dat er schade is aan het raam boven de voordeur van de woning. In de woning en op de galerij voor de woning liggen glasscherven afkomstig van het raam boven de voordeur. Tussen de glasscherven ligt bruin karton. Op de galerij, een paar meter rechts van de voordeur, zit een zwarte vlek op de grond die afkomstig lijkt te zijn van een explosie. Het beton is beschadigd op die plek. [3]
Tijdens het forensisch technisch onderzoek worden kruitresten en glassplinters op de vloer van het balkon en de geur van kruitdamp waargenomen. Op de vloer van de galerij is een zwarte verkleuring zichtbaar. Er liggen glasscherven en diverse kartonnen fragmenten, waarschijnlijk veroorzaakt door en afkomstig van een ontploft explosief, en de stootvoeg van het metselwerk van de voorgevel van de woning aan de [adres slachtoffer] is losgeraakt. Gezien de zwarte verkleuring op de vloer halverwege de galerij, is het aannemelijk dat het gebruikte explosief van de openbare weg op het balkon is gegooid.
Op basis van het onderzoek concludeert de politie dat op de galerij van voornoemde woning een zwaar explosief tot ontploffing is gebracht, waarbij het zeer waarschijnlijk ging om een Cobra 6. Op basis van het onderzoek heeft de politie tevens geconcludeerd dat door de explosie gemeen gevaar is ontstaan voor goederen en dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan voor personen, bewoners, passanten en dieren die zich in de nabijheid van de plaats van ontploffing van het explosief bevonden. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting en ten overstaan van de politie verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van aangever is gereden en dat hij inderdaad vuurwerk richting de woning van aangever heeft gegooid. Hij heeft verklaard dat het een impulsieve actie was en dat er geen sprake was van een vooraf besproken plan. Het vuurwerk had hij nog in zijn broekzak zitten. Het was zijn bedoeling om aangever flink te laten schrikken. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] in de auto is blijven wachten. [5]
Bewijsoverwegingen
Opzettelijk een ontploffing teweeg brengen
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, bewezen dat verdachte op 21 mei 2019 opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht op de galerij van een woning gelegen aan de [adres slachtoffer] te Weert door willens en wetens een stuk aangestoken vuurwerk, een Cobra 6, naar de woning te gooien.
Het verweer van de raadsman dat het opzet van verdachte niet gericht was op het aansteken van een Cobra 6 wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist dat het opzet van verdachte gericht is geweest op het teweegbrengen van een ontploffing. Uit de verklaring van verdachte volgt dat zijn opzet was gericht op het teweeg brengen van een ontploffing door een explosief aan te steken en richting de woning van aangever te gooien om hem te laten schrikken. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij zwaar illegaal vuurwerk bij zich had, waaronder Cobra’s 6. Verdachte heeft aangegeven dat hij zich bij het aansteken van het vuurwerk er niet van vergewist heeft welk stuk vuurwerk hij gepakt heeft en aangestoken heeft en vervolgens in de richting van de woning van aangever heeft gegooid. Door aldus te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans voor lief genomen om een Cobra 6 aan te steken en naar de woning van aangever te gooien. Uit het verrichte forensisch technisch onderzoek volgt dat het zeer waarschijnlijk een Cobra 6 betrof die tot ontploffing is gekomen.
De rechtbank is daarom, anders dan de raadsman, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk vuurwerk (Cobra 6) aan te steken en naar de woning van aangever te gooien.
Gemeen gevaar voor goederen
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten was, zoals bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. Door een aangestoken stuk vuurwerk, in dit geval een Cobra 6, op de galerij van de woning te gooien, was schade aan de woning voorzienbaar. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt nu er aanzienlijke schade aan het raam boven de voordeur en het metselwerk van de voorgevel van de woning is ontstaan.
Levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is verder van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is geweest.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat door de ontploffing van het stuk vuurwerk in kwestie levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Voorop gesteld dient te worden dat voor een bewezenverklaring ter zake van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht slechts vereist is dat het opzet van verdachte gericht is geweest op het teweegbrengen van een ontploffing. Het opzet hoeft niet gericht geweest te zijn op het teweegbrengen van de in sub 1-3 van dat artikel genoemde gevolgen. Het gaat om de vraag of naar algemene ervaringsregels het te duchten gevaar voor verdachte redelijkerwijs voorzienbaar was bij het verrichten van de verboden gedraging.
Wat betreft de gevaarzetting voor personen overweegt de rechtbank dat verdachte een Cobra 6 heeft laten ontploffen op de galerij van een woning. De woning maakt deel uit van een appartementencomplex, midden in een woonwijk. In eerder genoemd proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek staat vermeld dat de combinatie van vuurwerk en de locatie van afsteken van een dergelijk vuurwerk veel schade kan veroorzaken. Betreffend vuurwerk is geëxplodeerd waardoor er scherven rondvlogen. Personen die zich dicht bij deze explosies bevinden kunnen daardoor ernstig letsel oplopen met mogelijk fatale gevolgen.
Uit de verklaring van aangever blijkt dat hij zich op het moment van de ontploffing in zijn woning bevond. Bovendien heeft de mogelijkheid bestaan dat zich personen op de galerij van de woning bevonden op het moment dat verdachte het brandend stuk vuurwerk (Cobra 6) gooide. De rechtbank is van oordeel dat het onder deze omstandigheden voor verdachte, zoals voor ieder redelijk denkend mens, redelijkerwijs voorzienbaar was dat door de door hem opzettelijk veroorzaakte ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van de woning, te weten [slachtoffer] en/of ander of anderen te duchten was.
Hier doet niet aan af dat op het moment van de ontploffing niemand zich op de galerij bevond. Voor zover het verweer van de verdediging al begrijpelijk en onderbouwd is dat verdachte enerzijds impulsief heeft gehandeld en anderzijds zich ervan zou hebben vergewist dat niemand zich op de galerij bevond, vindt dit zijn weerlegging in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Vanaf de plaats waar verdachte het vuurwerk heeft gegooid heeft hij onvoldoende overzicht om vast te kunnen stellen of iemand zich op de galerij bevindt of net de galerij op wil komen vanuit de hal. Voorts is niet noodzakelijk dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Waar het om gaat is of dit gevaar door de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Onder voornoemde geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat dit het geval is geweest.
Medeplegen
Ten aanzien van het aan verdachte onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen overweegt de rechtbank als volgt. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de verklaring van verdachte en de verklaring van [medeverdachte] , de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] niet voldoende is gebleken. [medeverdachte] had kennelijk geen rol in de uitvoering bij het veroorzaken van de explosie. Ook is niet voldoende gebleken van een gezamenlijk plan. Niet blijkt voorts dat [medeverdachte] voor haar rekening heeft genomen dat [verdachte] een zwaar explosief tot ontploffing zou brengen. Nu de vereiste samenwerking onvoldoende is gebleken kan ook niet worden aangetoond dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Concluderend acht de rechtbank feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte deze feiten heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting;
  • het verkort proces-verbaal van onderzoek vuurwerk d.d. 5 juni 2019;
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 21 mei 2019 te Weert opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 6 op de galerij van een woning, gelegen aan de [adres slachtoffer] , te gooien, althans dat vuurwerk aan te steken, waardoor die Cobra 6 tot ontploffing is gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woning en gemeen gevaar voor goederen te duchten was en
- terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner van die woning, te weten [slachtoffer] , te duchten was, althans levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
Feit 2:
op 21 mei 2019 te Weert, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- een stuk knalvuurwerk (Ground Maroon) (Super Cobra 6 It 2014, Di Blasio Elio, NEM 48,5 gram) en
- een stuk knalvuurwerk Flash Banger (Horror 6, 1531-F4-351/2013 NEM 50 gram) en
- drie stuks knalvuurwerk (Vlinder) (Fuse Crackers 825) en
- een stuk knalvuurwerk Flash Banger met fontein, voorbelading (Fünke Scream 5S FP5S-A NEM, 5 gram flash en 11,6 gram overig), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Feit 2
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het rapport ten behoeve van de raadkamerzitting voorlopige hechtenis van 8 augustus 2019.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met een aantal strafverminderende factoren en te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die in ieder geval voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest. Voorts heeft de raadsman aangegeven dat de verdediging zich kan vinden in het eventueel opleggen van bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een flinke ontploffing door een stuk aangestoken vuurwerk op de galerij van een woning gelegen aan de [adres slachtoffer] te Weert te gooien. Verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van een zwaar explosief, te weten een Cobra 6. De explosie vond plaats midden in een woonwijk, net na middernacht. Door de explosie is materiële schade aangericht aan de woning van aangever. Ook was aangever op het moment van de explosie aanwezig in zijn woning. Door zijn handelen heeft verdachte een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waardoor levensgevaar voor aangever is ontstaan. Bovendien hadden de gevolgen van het handelen van verdachte vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer zich op het moment van de explosie personen op de galerij hadden bevonden. Het is geenszins de verdienste van verdachte dat er geen lichamelijk letsel is veroorzaakt.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat niet alleen sprake was van gemeen gevaar voor goederen, maar ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Door de explosie zijn mensenlevens mogelijk in gevaar gebracht. Wat het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing zo ernstig maakt, is dat de gevolgen ervan tevoren volstrekt niet te overzien waren. Ook weegt mee dat het handelen van verdachte specifiek gericht was op een persoon, de bewoner van de betreffende woning. Het risico dat de schade groter zou zijn dan nu het geval was heeft verdachte op de koop toe genomen.
De verdachte had ten tijde van het delict in zijn auto bovendien nog meerdere stuks Cobra 6 voor handen en een aanzienlijke hoeveelheid andersoortig zwaar professioneel vuurwerk van vergelijkbare kracht. Dit vuurwerk valt, net als de Cobra 6, onder de categorie zwaar professioneel vuurwerk dat – als het daartoe al geschikt is – uitsluitend onder strenge voorwaarden door deskundigen mag worden afgeschoten. Voor ondeskundig gebruik brengt dit vuurwerk grote gevaren voor de gebruiker, maar ook voor anderen, met zich. De rechtbank rekent het verdachte eveneens zwaar aan dat hij, terwijl hij wist dat dit vuurwerk illegaal was, het toch voorhanden heeft gehad in zijn auto.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten. Daarbij werkt strafverzwarend dat uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 oktober 2019, blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor het opzettelijk voorhanden hebben van illegaal vuurwerk.
Ter terechtzitting is gebleken dat tijdens de periode van voorarrest de vader van verdachte is overleden. Verdachte heeft, naar aangeven van verdachte en zijn raadsman, niet de mogelijkheid gekregen om bij de crematie van zijn vader aanwezig te zijn. Dit heeft een grote impact gehad op verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het niet toestaan van verdachte om bij de crematie van zijn vader aanwezig te zijn, tegen het licht van de feiten waarvan hij verdachte werd, als vexatoir moet worden gekwalificeerd. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat strafvermindering geboden is.
Reclassering Nederland heeft op 8 augustus 2019 ten behoeve van de raadkamerzitting voorlopige hechtenis een rapport over verdachte opgemaakt. De reclassering heeft in dit rapport een aantal voorwaarden voorgesteld, inhoudende een meldplicht bij de reclassering, een alcoholverbod, een contactverbod en een locatieverbod met aangever en het meewerken aan diagnostiek en de daarbij geïndiceerde behandeling.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de voorwaarden verbinden zoals voorgesteld door de reclassering in het rapport ten behoeve van de raadkamerzitting van 8 augustus 2019.
Alles afwegende en rekening houdend met het ontzeggen van verdachte om bij de crematie van zijn vader aanwezig te zijn, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren op zijn plaats is voor de door verdachte gepleegde strafbare feiten. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden verbinden als hierboven genoemd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, het artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en het artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden op het adres Stieltjesstraat 1, 6511 AB Nijmegen (telefoonnummer 088 804 1405). Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Betrokkene werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en met welke frequentie veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke
controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1988, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren niet zal bevinden binnen een straal van 5 kilometer van het GBA-adres van [slachtoffer] , thans [adres slachtoffer] te Weert, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij een Forensische Polikliniek, ter beoordeling van de reclassering.
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.M.A. van Atteveld, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2019.
Buiten staat
Mr. drs. J.M.A. van Atteveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 21 mei 2019 te Weert,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 6,
althans een stuk vuurwerk met knaleffect, in elk geval enig vuurwerk,
tegen de (voor)deur van een woning en/of op/tegen het balkon van een
woning en/of op de galerij van een woning, gelegen aan/nabij de
[adres slachtoffer] , te gooien/werpen, althans dat vuurwerk aan te steken,
waardoor/alwaar die Cobra 6, althans dat vuurwerk, tot ontploffing is
gekomen/gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (voor)deur en/of de woning
en/of in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, te duchten was, en/of
- terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor de bewoner van die woning, te weten [slachtoffer] , die zich in de
onmiddellijke nabijheid van die (voor)deur bevond, te duchten was,
althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2019 te Weert, opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerdere gebouw(en), in elk geval enige object, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, een Cobra 6, althans een stuk voorwerk met
knaleffect, in elk geval enig vuurwerk, tegen de (voor)deur van een
woning en/of op/tegen het balkon van een woning en/of op de galerij
van een woning, gelegen aan/nabij de [adres slachtoffer] ,
gegooid/geworpen, althans dat vuurwerk heeft aangestoken,
waardoor/alwaar die Cobra 6, althans dat vuurwerk, tot ontploffing is
gekomen/gebracht;
2
hij op of omstreeks 21 mei 2019 te Weert, althans in Nederland,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te
weten:
- een stuk knalvuurwerk (Ground Maroon) (Super Cobra 6 It 2014, Di Blasio Elio, NEM 48,5 gram) en/of
- een stuk knalvuurwerk Flash Banger (Horror 6, 1531-F4-351/2013 NEM 50 gram) en/of
- drie stuks knalvuurwerk (Vlinder) (Fuse Crackers 825, althans een of meerdere kokers knalvuurwerk (vlinder) circa 91x38 mm 87,4 gram per stuk) en/of
- een stuk knalvuurwerk Flash Banger met fontein, voorbelading (Fünke Scream 5S FP5S-A NEM, 5 gram flash en 11,6 gram overig),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Weert, proces-verbaalnummer PL2300-2019077662, gesloten d.d. 12 juni 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 164.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 21 mei 2019, dossierpagina 22-23.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2019, dossierpagina 15-16.
4.Het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek d.d. 22 mei 2019, dossierpagina 41-43.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 mei 2019, dossierpagina 100-104.
6.Het verkort proces-verbaal onderzoek vuurwerk Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) d.d. 5 juni 2019, dossierpagina 143-144, met bijlagen op dossierpagina 145-164.