Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een gewaarmerkt afschrift van een proces-verbaal aangifte d.d. 16 mei 2014 van de Politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2014205214-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 1 tot en met 3):
als de op 16 mei 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben werkzaam als beleidsmedewerker bij de Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO) gevestigd in Den Haag. Namens het bestuur van deze organisatie ben ik gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte omdat er heimelijk vertrouwelijke gesprekken zijn opgenomen en gebruikt welke zijn gevoerd tussen commissieleden van de NVAO.
Het ministerie van onderwijs heeft op 6 augustus 2013 de NVAO gevraagd om onderzoek te doen naar de kwaliteit van de Hbo opleiding international business and management studies op de Europort business school.
Na aanleiding van dit verzoek is er door het NVAO een commissie samengesteld bestaande uit deskundigen die inzicht hebben in het soort onderwijs dat gegeven wordt op de Europort business school. Deze commissie wordt ook wel visitatiepanel genoemd.
Op 27 en 28 januari 2014 is er door de commissie op afspraak een bezoek gebracht aan de Europort business school te Rotterdam. De commissie heeft gebruik gemaakt van een door de directeur [verdachte] daartoe ter beschikking gesteld lokaal. De werkzaamheden bestonden onder meer uit het voeren van gesprekken met direct betrokkenen bij de opleiding zoals leerlingen, management en leraren. Verder hebben we stukken bekeken zoals dossiers en studiemateriaal. Verder is er door de commissie intern beraad gevoerd.
De gesprekken die intern zijn gevoerd hebben een vertrouwelijk karakter. Tijdens het voeren van de gesprekken was de deur van het lokaal gesloten. Bij het voeren van het intern beraad waren alleen de genoemde leden van de commissie en de ondersteuning aanwezig.
Op 12 februari 2014 ontving ik een e-mail van directeur [verdachte] . In deze e-mail stelt [verdachte] dat hij kennis heeft genomen van de besprekingen die hebben plaatsgevonden tussen de commissieleden. In dit e-mailbericht herken ik de citaten "in hun eigen waarheid zouden zijn gaan geloven" en "sociaal wenselijke antwoorden" als zinnen die uitgesproken zijn in het onderlinge beraad van de commissie.
Op 20 februari 2014 heeft het terugkoppelingsgesprek plaatsgevonden. In dit gesprek reageerde [verdachte] hierop door bekend te maken dat een individu, niet zijnde hij en niet namens hem, geluidsopnames heeft gemaakt van het bezoek van het visitatiepanel en dat de geluidsopnames hem ter hand zijn gesteld en hij ze heeft beluisterd.
Geen van de commissieleden was op de hoogte van de afluisterapparatuur en niemand heeft toestemming gegeven voor het afluisteren van de gesprekken.
Op 13 maart 2014 ontving ik van [verdachte] een inhoudelijke reactie op het conceptrapport van de NVAO. In deze reactie zijn ook transcripties opgenomen van de vertrouwelijke gesprekken die door de commissie onderling zijn gevoerd.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. De verklaring van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2017 verklaard:
Ik ben algemeen directeur van de Europort Business School (EPBS) in Rotterdam. Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) was een visitatiepanel opgericht om onderzoek te verrichten op de EPBS.
Na het bezoek van de commissie aan de EPBS zijn de geluidsopnames van de commissievergaderingen op een usb-stick aan mij ter hand gesteld door [betrokkene 3] .
Voorafgaand aan het onderzoek heeft [betrokkene 1] , beleidsmedewerker bij de NVAO, een bezoek gebracht aan de school. Ik ben toen met [betrokkene 1] door de school gelopen om een geschikte ruimte te vinden.
Ik was mij ten volle van bewust van de vertrouwelijkheid van de gesprekken die door de NVAO in de betreffende ruimte zouden worden gevoerd. De bedoeling van die gesprekken was juist om daarbij vrijuit met docenten, studenten en met de leden onder elkaar te kunnen spreken.
Ik heb mij gerealiseerd toen ik de usb-stick van [betrokkene 3] aannam en hij aan mij vertelde wat er opstond, dat de vertrouwelijkheid van de gesprekken geschonden zou worden.
Nadat ik alles had uitgewerkt, heb ik exemplaren van de transcripties van de geluidsopnames verstrekt aan medewerkers van de EPBS en een exemplaar aan de NVAO. Vervolgens heb ik de geluidsopnames weer in handen gesteld van [betrokkene 3] .
3. Een gewaarmerkt afschrift van een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 augustus 2014 van de Politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2014205214-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 74 tot en met 76):
als de op 7 augustus 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
[A] B.V. verhuurt het gebouw aan het [a-straat 1] te Rotterdam aan de EPBS.
Ongeveer twee jaar geleden heb ik beveiligingscamera's laten ophangen in het gebouw. Ik heb dit systeem gebruikt om een visitatiepanel af te luisteren. Het panel heeft een bezoek gebracht aan onze school. De geluidsopname is gelukt.
Ik heb de apparatuur waarmee het gesprek is opgenomen vanaf de gang verlengd naar het lokaal. Dat heb ik de dag ervoor gedaan. Ik heb de opname beluisterd en daarna heb ik het gemeld bij [verdachte] .
Ik heb niemand van de commissie op de hoogte gesteld dat ik het gesprek zou opnemen."