Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Voorgeschiedenis
the Prosecutors’s Office at the Appeal Court of Athens, Griekenland, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker naar Griekenland, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek;
the Prosecutor’s Office at the Appeal Court of Athens, was uitgevaardigd, door een Griekse rechter was getoetst dan wel dat deze door een Griekse rechter kon worden getoetst. Daarmee was niet voldaan aan het vereiste van de mogelijkheid om de beslissing van de (Griekse) officier van justitie om een EAB uit te vaardigen, voorwerp te laten uitmaken van een beroep in rechte en wel een beroep dat volledig voldoet aan de door een effectieve rechterlijke bescherming gestelde eisen.
3.Verzoeken
€ 12.290,voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
€ 8.606,30voor de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure;
€ 680, de kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure.
4.Standpunt van het Openbaar Ministerie
nimmertot overlevering kon leiden, hetgeen vereist is om een niet-ontvankelijkverklaring te kunnen gelijkstellen met een weigering. Er zijn in deze zaak veel vragen gesteld aan de Griekse autoriteiten om te achterhalen of de beslissing van de Griekse officier van justitie om het EAB uit te vaardigen, door een Griekse rechter was of kon worden getoetst, maar de antwoorden die daarop volgden waren niet volledig. Hierop heeft de rechtbank de procedure beëindigd door de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Uit de door de Griekse autoriteiten verstrekte informatie bleek
nietdat de beslissing het EAB uit te vaardigen niet was of kon worden getoetst; er kon op basis van die informatie slechts niet worden vastgesteld dat dit
welhet geval was. In andere zaken waarin de Griekse officier van justitie een EAB had uitgevaardigd en waarin om dezelfde aanvullende informatie als in deze zaak was verzocht, is op dit punt volledigere informatie verstrekt. Uit die informatie bleek genoegzaam dat de beslissing tot uitvaardiging van het EAB wel was of kon worden getoetst door een Griekse rechter, op grond waarvan de rechtbank de overlevering ook heeft toegestaan. De officier van justitie wijst in dit verband op de uitspraak van deze rechtbank van 10 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het onderhavige EAB nimmer tot overlevering had kunnen leiden en kan de niet-ontvankelijkverklaring niet worden gelijkgesteld met een weigering, aldus de officier van justitie.
5.Het nadere standpunt van de raadsvrouw van verzoeker
6.Toetsingskader
7.Oordeel van de rechtbank
mogelijkook andere informatie hadden kunnen verstrekken, doet daar niet aan af. Feit is dat die informatie in deze zaak niet is verstrekt en dat de rechtbank op grond daarvan heeft geconcludeerd dat in deze zaak niet was voldaan aan het vereiste van de mogelijkheid om de beslissing van de (Griekse) officier van justitie om een EAB uit te vaardigen, voorwerp te laten uitmaken van een beroep in rechte. De gevolgen hiervan zijn voor de opgeëiste persoon immers dezelfde als bij een weigering, namelijk dat hij op grond van dit EAB niet kon worden en ook niet is overgeleverd. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het billijk om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen.
8.Beslissing
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
- € 12.260,vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure;
- € 8.606,30,voor kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure;
680,voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoeken zijn gemaakt.
WIJST AFhetgeen meer of anders is gevorderd.