Overwegingen
Ten aanzien van het griffierecht
1. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de voorwaarden voldoet. Dit betekent dat eiseres geen griffierecht hoeft te betalen.
Ten aanzien van het beroep
2. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als journalist/redacteur voor 8,58 uur per week. Op 14 november 2016 viel eiseres uit voor haar werk omdat zij met voetballen een elleboogstoot tegen het hoofd gekregen had. Hierdoor liep zij een hersenschudding (commotio cerebri) op. Vanaf 12 november 2016 ontving eiseres van verweerder een Ziektewet-uitkering. Vervolgens is met het primaire besluit de uitkering van eiseres in het kader van de EZWb beëindigd.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en de Ziektewet-uitkering van eiseres per 23 april 2018 beëindigd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 16 maart 2018, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 maart 2018, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 maart 2018 ten grondslag gelegd.
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat ze meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Ze heeft het postcommotioneel syndroom, daardoor is zij op fysiek en cognitief gebied meer beperkt dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Ten onrechte zijn geen beperkingen aangenomen op handelingstempo. Verder vindt eiseres dat zij beperkter is op blootstelling aan lichtflitsen dan door de deskundige verzekeringsarts is aangenomen. Ook is eiseres het niet eens met de gestelde urenbeperking van 20 uur, omdat hiermee onvoldoende recht gedaan wordt aan haar beperkingen. Ten slotte vindt eiseres de geduide functies ongeschikt omdat deze onvoldoende rekening houden met haar beperkingen.
5. De rechtbank heeft aanleiding gezien om drie onafhankelijke medisch deskundigen te benoemen. Allereerst zijn neuropsycholoog T. Koene en vervolgens psychiater D.J. Veltman benoemd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn in de rapporten van Koene en Veltman geen nieuwe inzichten naar voren gekomen ten aanzien van de medische feiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 30 juli 2019 aangegeven dat hij de bevindingen van Koene niet volgt, omdat zij niet deskundig is uitspraken te doen over de belasting in geduide functies. In zijn rapport van 14 april 2020 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan het standpunt van Veltman niet te volgen, omdat de opmerkingen van Veltman vanuit zijn psychiatrisch referentiekader zijn gegeven en niet voldoen aan de definities en specifieke eisen van de FML. Daarom heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanvullende beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich vervolgens aangesloten bij het voorstel om een verzekeringsarts in te schakelen als deskundige. Ten slotte heeft de rechtbank verzekeringsgeneeskundige A.L. Mathoera benoemd als deskundige.
6. Deskundige Mathoera heeft op 24 december 2020 rapport uitgebracht over, kort gezegd, de belastbaarheid van eiseres per 24 april 2018. De deskundige heeft geconcludeerd dat eiseres vanaf 24 april 2018 beperkt was in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. De deskundige acht eiseres verdergaand beperkt dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep op herinneren en verdelen van aandacht. In andere categorieën van de FML ziet de deskundige geen aanleiding om de belastbaarheid te wijzigen.
7. Verweerder heeft het deskundigenrapport van Mathoera aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep voorgelegd. In het rapport van 12 januari 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het standpunt van de deskundige gevolgd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen van eiseres op herinneren en verdelen van aandacht aangenomen en neergelegd in een nieuwe FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de eerder geduide functies, ook met de extra beperkingen, geschikt blijven.
8. Eiseres heeft op 3 februari 2021 gereageerd op het rapport van deskundige Mathoera. Eiseres kan zich niet vinden in de bevindingen van de deskundige en stelt dat meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen.
Het oordeel van de rechtbank
9. In deze zaak staat ter discussie of verweerder op goede gronden de Ziektewet-uitkering van eiseres per 23 april 2018 heeft beëindigd.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt.
11. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of het rapport van laatstbenoemde deskundige, verzekeringsarts Mathoera, haar overtuigend voorkomt. De rechtbank richt zich voornamelijk op dit rapport omdat het rapport een verzekeringsgeneeskundig sluitstuk vormt van bevindingen van de benoemde deskundigen.
12. Deskundige Mathoera heeft het dossier bestudeerd en informatie van derden bij de beoordeling betrokken. De deskundige heeft de informatie van de eerder door de rechtbank benoemde deskundigen Koene en Veltman en medische informatie van een neuropsycholoog, neuroloog, revalidatiearts, GZ-psycholoog en ergotherapeut bij het onderzoek meegenomen. Omdat eiseres al door de twee eerder benoemde deskundigen persoonlijk is onderzocht heeft de deskundige eiseres niet op het spreekuur gezien. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het rapport van de deskundige blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft inzichtelijk, consistent en gemotiveerd de problematiek van eiseres en de daaruit voortvloeiende beperkingen beschreven. De rechtbank neemt zodoende de conclusies en bevindingen van de deskundige over.
13. Omdat de door de onafhankelijke deskundige Mathoera gestelde beperkingen zijn overgenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 12 januari 2021, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperkingen te twijfelen.
14. Volgens eiseres heeft deskundige Mathoera ten onrechte gesteld dat er geen cognitieve beperkingen zijn. Uit de informatie van neuropsycholoog Fasotti blijkt namelijk dat eiseres wel cognitieve beperkingen heeft en ook deskundige Veltman heeft op vasthouden van aandacht beperkingen aangenomen. Deskundige Mathoera bespreekt dat eiseres volgens de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel heeft. Volgens de deskundige vormen de onderzoeksbevindingen van Fasotti geen aanleiding om in de FML beperkingen op te nemen op vasthouden van aandacht, omdat in het Basisinformatie Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) vasthouden van de aandacht veel ruimer gedefinieerd wordt dan enkele deeldomeinen van aandacht. Voor het CBBS is uitsluitend het richten van aandacht en niet het verwerken van informatie van belang. Volgens de standaarden van het CBBS heeft eiseres dus geen cognitieve beperkingen. De rechtbank volgt deskundige Mathoera hierin, omdat dit een verzekeringsgeneeskundig onderwerp is.
15. Eiseres stelt dat zij ten onrechte niet beperkt is geacht op handelingstempo. Veltman heeft eiseres hier immers wel beperkt voor geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop gereageerd in zijn rapportage van 14 april 2020 en toegelicht dat het bij handelingstempo gaat om een aanmerkelijk gestoord handelingstempo in het dagelijks leven, zoals bijvoorbeeld met aankleden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep denkt niet dat de deskundige de bedoeling heeft gehad eiseres zo beperkt te achten. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt. Weliswaar motiveert Veltman de beperking op handelingstempo met het voorbeeld dat eiseres snel vermoeid raakte door haar werk als postbode, maar dit werk kan niet gelijkgesteld worden met een handeling in het dagelijks leven.
16. Eiseres vindt zichzelf beperkter op blootstelling aan lichtflitsen dan de deskundige heeft aangenomen omdat zij overgevoelig is voor prikkels. Dit wordt volgens haar bevestigd in de brief van Fasotti en de rapportage van Koene. Fasotti spreekt over ernstige afwijkingen op het gebied van de auditieve concentratie en Koene over auditieve aandachtsproblemen, vertraagde informatieverwerking en inhibitieproblemen. In de medische informatie ziet de rechtbank echter geen aanleiding dat eiseres beperkter geacht had moeten worden op blootstelling aan lichtflitsen dan zij reeds is geacht in de FML.
17. Volgens eiseres is een urenbeperking van 20 uur onvoldoende. Haar revalidatietraject kan niet gecombineerd worden met een baan van 20 uur per week, 4 uur per dag. Bovendien is de hersteltijd die eiseres nodig heeft te lang. Rond datum in geding heeft eiseres een baan als postbode gehad. Hoewel hier normaal gesproken 6 uur voor stond, was zij in werkelijkheid gemiddeld 17 tot 20 uur bezig met haar werkzaamheden. Dat een verdergaande urenbeperking gerechtvaardigd is volgt volgens eiseres uit het rapport van Veltman.
18. De rechtbank overweegt dat bij het vaststellen van een urenbeperking sprake is van een professionele inschatting van een verzekeringsarts. De deskundige heeft in zijn rapport gemotiveerd waarom de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde urenbeperking volgens hem een redelijk inschatting is van de mogelijkheden van eiseres. Hierbij heeft de deskundige de vereiste hersteltijd om haar dagelijkse handelingen voort te kunnen zetten, namelijk dagelijks drie rustmomenten van 20 minuten, betrokken. De rechtbank overweegt verder dat Veltman zich in zijn rapport niet uitdrukkelijk over een urenbeperking heeft uitgelaten. Hij heeft de vraag of sprake moet zijn van een verdergaande urenbeperking in het midden gelaten, omdat precisering van de urenbeperking volgens hem niet tot zijn expertise behoort. Wat betreft het revalidatietraject van eiseres overweegt de rechtbank nog dat eiseres hier in mei 2018 mee gestart is, terwijl datum in geding 23 maart 2018 is. Op datum in geding stond het revalidatietraject van eiseres dus nog niet in de weg aan een urenbeperking van 20 uur. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de urenbeperking zoals vastgesteld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en onderschreven door de deskundige.
19. Ten slotte vindt eiseres dat de aangenomen urenbeperking niet goed gemotiveerd is. Ter onderbouwing hiervan heeft de gemachtigde van eiseres op de zitting gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 januari 2021.Deze uitspraak betreft echter een situatie waarin de verzekeringsarts niet kenbaar getoetst heeft aan de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid en slechts een summier lichamelijk onderzoek plaatsgevonden heeft. Die situatie is in deze zaak niet aan de orde. De deskundige heeft de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid in zijn rapport expliciet benoemd en eiseres is overigens door zowel Koene als Veltman drie uur lang onderzocht.
20. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bevindingen van deskundige Mathoera gevolgd worden. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze bevindingen heeft overgenomen, berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag.
Arbeidskundige bespreking
21. Bij de vraag of eiseres kan werken in de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voor eiseres heeft vastgesteld,gaat de rechtbank uit van de beperkingen zoals deze zijn vastgelegd in de FML van 12 januari 2021.
22. Voor het selecteren van functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het zogenaamde CBBS-systeem gebruikt. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder uitgaan van de juistheid van dat systeem.Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep per geduide functie toegelicht waarom de functie geschikt is voor eiseres. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende onderbouwd waarom de geduide functies, ook met de extra beperkingen, geschikt zijn voor eiseres.
23. Eiseres stelt dat zij de functies productiemedewerker industrie en productiemedewerker textiel niet kan uitoefenen omdat haar beperking op geluidsbelasting in deze functies wordt overschreden. De rechtbank stelt vast dat bij beide functies, volgens het CBBS-systeem, geen kenmerkende belasting bestaat op het gebied van geluid. Bij beide functies is de geluidsbelasting dus niet boven normaal en is geen sprake van een omgeving met veel lawaai. Daarom is bij deze functies, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake van een overschrijding van de beperkingen op geluidsbelasting.
24. Ten slotte vindt eiseres dat haar hersteltijd te lang is om de geduide functies te kunnen verrichten. De hersteltijd van eiseres is reeds meegenomen in de vastgestelde urenbeperking. Omdat de geduide functies deze urenbeperking niet overschrijden is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de geduide functies voldoende rekening heeft gehouden met de hersteltijd van eiseres.
25. De arbeidsdeskundige heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres (ten minste één van) de geselecteerde functies kan verrichten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
Immateriële schadevergoeding
26. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade (ISV) wegens overschrijding van de redelijke termijn. Voor de beoordeling daarvan is de jurisprudentie van de Hoge Raad van belang.
27. Volgens vaste jurisprudentie geldt dat een uitspraak in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn is gedaan als de rechtbank niet binnen twee jaar uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In die termijn is de duur van de bezwaarfase begrepen. De termijn begint op de dag van ontvangst van het bezwaarschrift en eindigt op de dag van de uitspraak in het beroep. Als de redelijke termijn is overschreden, moet de rechtbank beoordelen in hoeverre die overschrijding is toe te rekenen aan verweerder en in hoeverre aan de rechtbank. De bezwaarfase mag daarbij niet langer dan een half jaar duren en de beroepsfase niet langer dan anderhalf jaar. De ISV bedraagt forfaitair € 500,- per half jaar (of deel daarvan) van overschrijding.
28. De rechtbank ziet aanleiding om de redelijke termijn met een jaar te verlengen in verband met de drie door de rechtbank benoemde deskundigen. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres op 29 november 2017 ontvangen. Tot de datum van deze uitspraak zijn er dus (afgerond) 4 jaren en 6 maanden verstreken. De totale overschrijding – rekening houdende met de hiervoor genoemde termijnoverschrijding – bedraagt hierdoor afgerond 18 maanden. Uitgaande van een tarief van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan dat de redelijke termijn is overschreden, leidt dit tot een ISV van € 1.500,-. Het bestreden besluit is genomen op 25 maart 2018, dus binnen een half jaar. De volledige termijnoverschrijding is daardoor aan de rechtbank toe te rekenen. Daarom veroordeelt de rechtbank de Staat tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,-. Omdat het bedrag van de ISV minder dan € 5.000,- beloopt, hoeft de Staat niet in de gelegenheid te worden gesteld hierop schriftelijk of mondeling verweer te voeren.
29. Verweerder heeft terecht besloten dat eiseres vanaf 23 april 2018 geen recht heeft op een Ziektewet-uitkering. Het beroep is daarom ongegrond.
30. De rechtbank veroordeelt de Staat in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 0,5).