ECLI:NL:CRVB:2021:1587
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Ziektewet en de rol van deskundigenrapporten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die zich op 1 december 2014 ziek meldde met psychische en lichamelijke klachten, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 1 januari 2016, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren en voerde hij aan dat hij op de datum in geding niet over benutbare mogelijkheden beschikte en dat er verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen.
De Raad benoemde een deskundige om de situatie van appellant te beoordelen. Het deskundigenrapport concludeerde dat appellant op de datum in geding niet in een situatie van geen benutbare mogelijkheden verkeerde. De deskundige gaf aan dat de FML voldoende rekening hield met de psychische klachten van appellant, maar dat er enkele aanpassingen nodig waren. De Raad oordeelde dat het deskundigenrapport zorgvuldig en consistent was en dat de conclusies van de deskundige gevolgd konden worden. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, maar het Uwv werd wel veroordeeld in de proceskosten van appellant, en er werd schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, en wees het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente af. De redelijke termijn was met meer dan anderhalf jaar overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.000,-, waarvan € 400,- voor het Uwv en € 1.600,- voor de Staat. De proceskosten werden ook toegewezen aan appellant, met een totaalbedrag van € 2.609,82 voor het Uwv en € 133,50 voor de Staat.