ECLI:NL:CRVB:2016:3334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor WIA-functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die als schoonmaakster werkte en zich op 25 augustus 2009 ziek meldde. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante na de voorgeschreven wachttijd, met ingang van 21 augustus 2012, geen recht meer had op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet geschikt is voor de functie van samensteller in de kunststof- en rubberindustrie, die haar in het kader van de WIA-beoordeling was toegewezen. Ze stelde dat de functie te zwaar was, dat ze niet voldeed aan de opleidingseisen en dat ze vanwege claustrofobie niet in een gesloten ruimte kon werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland bevestigd, die het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante geschikt werd geacht voor ten minste één van de geselecteerde functies. De Raad heeft de argumenten van appellante over haar geschiktheid en opleidingsniveau verworpen, en geconcludeerd dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de artsen van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.