ECLI:NL:RBAMS:2021:5696

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
C/13/676618 / HA ZA 19-1307 tsv
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op basis van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking in verband met raider attacks op Moldavische aandelen

In deze zaak vorderen de eisers, twee Moldavische zakenpartners, dat de rechtbank vaststelt dat de gedaagde, een voormalige Moldavische politicus en zakenman, onrechtmatig heeft gehandeld door hun aandelen in verschillende Moldavische vennootschappen te ontvreemden. De eisers stellen dat zij economisch eigenaar waren van de aandelen in Victoria Asigurari en AVB Prim, die door de gedaagde onder zijn regie zijn ontvreemd via een serie onrechtmatige handelingen, waaronder het gebruik van de Moldavische rechterlijke macht. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de Nederlandse rechter internationale rechtsmacht heeft om over deze vorderingen te oordelen. De gedaagde betwist de aansprakelijkheid en voert aan dat de eisers niet de juridische eigenaren van de aandelen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de UBO is van de vennootschap OPH, die de aandelen heeft verkocht aan een derde partij. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de eisers op basis van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking in beginsel toewijsbaar zijn, en laat de gedaagde toe om tegenbewijs te leveren. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/676618 / HA ZA 19-1307
Vonnis van 6 oktober 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] (Duitsland),
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 1] Vor der Höhe (Duitsland),
eisers,
advocaat mr. P.D. Olden te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
laatstelijk bekende woonplaats te [woonplaats 2] (Moldavië),
gedaagde,
advocaat mr. I. Wassenaar te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 december 2014,
  • het vonnis van de rechtbank van 10 februari 2016,
  • het arrest van het gerechtshof van 12 september 2017,
  • het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 2019,
  • de akte hervatting procedure, tevens wijziging van eis, met producties, van [eisers] ,
  • de conclusie van antwoord, met producties, van [gedaagde] ,
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 29 april 2021, met de daarin genoemde stukken,
  • de akte van [eisers] van 19 mei 2021, met producties,
  • de akte van [gedaagde] van 2 juni 2021, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eisers] zijn vrienden en zakenpartners uit Moldavië. Zij zijn geen familie. Tezamen hielden zij aandelen in verschillende Moldavische financiële instellingen. [eiser 1] is ook actief geweest in de Moldavische politiek. In 2010 hebben beiden om politieke redenen Moldavië verlaten.
2.2.
[gedaagde] is een zakenman en voormalige Moldavische politicus. Hij heeft directe en indirecte belangen in diverse ondernemingen in en buiten Moldavië.
2.3.
[gedaagde] hield een middellijk belang van 27,2% in de Moldavische verzekeringsmaatschappij Victoria Asigurari SRL (hierna:
Victoria Asigurari). Dit belang hield hij via [naam 1] , zijn zuster (hierna:
[naam 1]). Voorts hield [gedaagde] via Victoria Invest Ltd (hierna:
Victoria Invest) een 17,1%-belang in Victoriabank SRL, een Moldavische bank (hierna:
Victoriabank).
2.4.
Bij vonnissen van 11 en 19 maart 2010 (hierna ook:
de Moldavische vonnissen) heeft het Economisch Gerecht in [woonplaats 2] (Moldavië) bij verstek enkele aandelentransacties in Moldavische vennootschappen vernietigd, althans ontbonden. De vonnissen hebben betrekking op aandelen in de volgende vennootschappen:
een 50,4%-belang in Victoria Asigurari, gehouden door [naam 2] en [naam 3] . Als gevolg van de executie van dit vonnis van 11 maart 2010 is een 54,5%-belang in Victoria Asigurari overgegaan naar [naam 1] (het verschil tussen beide percentages houdt, naar [eisers] onbetwist hebben gesteld, verband met een tussentijdse uitgifte; als gevolg van de executie van het vonnis zijn ook de later uitgegeven aandelen overgegaan). In combinatie met haar reeds gehouden belang in Victoria Asigurari van 27,2%, steeg het door [naam 1] gehouden belang in Victoria Asigurari tot (afgerond) 81,7%. Victoria Asigurari hield op dat moment een 3,88%-belang in Victoriabank;
een 100%-belang in AVB Prim SRL (hierna:
AVB Prim), gehouden door [naam 4] . De aandelen zijn als gevolg van de executie van het vonnis van 19 maart 2010 overgegaan naar Financial Investment Corporation ltd (hierna:
FIC), een vennootschap waarvan [gedaagde] de
ultimate beneficial owner(hierna:
UBO) is. AVB Prim hield op dat moment een 5,76%-belang in Victoriabank.
Een 100%-belang in Financiar Invest SRL (hierna:
Financiar), gehouden door [naam 5] . De aandelen zijn als gevolg van de executie van dit vonnis van 19 maart 2010 overgegaan naar [naam 6] en [naam 7] . Financiar hield op dat moment een 4,91%-belang in Victoriabank;
een 100%-belang in Provileg Invest SRL (hierna:
Provileg), gehouden door [naam 8] . De aandelen zijn als gevolg van de executie van dit vonnis van 19 maart 2010 overgegaan naar [naam 9] . Provileg hield op dat moment een 4,03%-belang in Victoriabank;
een 100%-belang in Maxim Profit Invest SRL (hierna:
Maxim Profit), gehouden door [naam 10] . De aandelen zijn als gevolg van dit vonnis van 19 maart 2010 overgegaan naar [naam 11] (zuster van [naam 9] ) en [naam 12] . Maxim Profit hield op dat moment een 4%-belang in Victoriabank.
2.5.
Deze vonnissen zijn op of omstreeks 18 mei 2010 geëxecuteerd, met gevolg dat de voormalig rechthebbenden op de aandelen op 19 mei 2010 het stemrecht in de algemene vergadering van aandeelhouders van Victoriabank is ontzegd. Tijdens deze vergadering is besloten tot een dividenduitkering en tot wijziging van de samenstelling van het bestuur. [gedaagde] is benoemd tot voorzitter van de raad van bestuur van Victoriabank.
2.6.
Tijdens een persconferentie op 11 augustus 2010 in Moldavië, georganiseerd door
the Organisation of European Values, is [gedaagde] er door verschillende sprekers van beschuldigd corrupt te zijn. Door [eisers] is [gedaagde] ervan beschuldigd dat hij hun (indirect en via
nominees) gehouden belangen in Victoriabank onder aanwending van zijn invloed op de rechterlijke macht heeft ontvreemd. Zo heeft [eiser 2] tijdens die persconferentie onder meer verklaard:
“(…) It is not our goal to inform you in one hour about all the evidence, because this will require not only one hour, but probably weeks. (…) the materials supporting our proofs will be placed on a website. (…) the most important common point between us. The beneficiary to all these attacks is the same person - [gedaagde] . Do you think this is coincidence?” (…)”
2.7.
De tegen de onder 2.4 bedoelde vonnissen ingestelde hoger beroepen en cassatieberoepen zijn tussen september 2010 en januari 2011 verworpen. Naar aanleiding van de arresten in cassatie hebben onder meer [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 8] , Provileg, [naam 17] , Maxim en [eisers] gezamenlijk een procedure tegen de Republiek Moldavië voor het EHRM aanhangig gemaakt. Zij beroepen zich in die procedure op schending van artikel 6 EVRM en artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM (aanhangig onder nr. 40339/11 en 42006/11).
2.8.
Victoria Asigurari en AVB Prim hebben op 22 oktober 2010 hun belangen van 3,88%, respectievelijk 5,76% in Victoriabank overgedragen aan Victoria Invest. Als gevolg van deze overdrachten steeg het belang van Victoria Invest in Victoriabank van 17,1% naar (afgerond) 26,75%.
2.9.
OTIV Prime Holding B.V. (hierna:
OPH) is een Nederlandse vennootschap. Bestuurder van OPH is Sovereign, een Nederlandse trustmaatschappij. OPH was tot 15 december 2011 enig aandeelhouder van OTIV Prime Financial B.V. (hierna:
OPF), later Generashon Financial B.V. genaamd. Sovereign was tot die datum ook bestuurder van OPF.
2.10.
Op 21 februari 2011 hebben de volgende transacties plaatsgevonden:
OPF heeft van [naam 1] een belang van 81,7% in Victoria Asigurari verkregen tegen uitgifte van 2.945.810 aandelen OPF aan [naam 1] ;
Voor J.W. van Zaane, notaris te Amsterdam, is een
deed of transfer of shares, verleden betreffende de 2.945.810 aandelen OPF die [naam 1] op 21 februari 2011 krachtens uitgifte had verkregen. De akte vermeldt dat [naam 1] deze aandelen is gaan houden voor rekening en risico van [gedaagde] . Blijkens de overdrachtsakte hebben [naam 1] en [gedaagde] de juridische, respectievelijk economische gerechtigdheid tot de 2.945.810 aandelen OPF overgedragen aan OPH tegen een koopprijs van € 2.945.810. Met betrekking tot de betaling van de koopprijs is in de akte bepaald:
[OPH] shall not pay the consideration in cash. The obligation to pay the consideration is hereby converted into a debt of [OPH] to [ [gedaagde] ] in relation to the waiver by [ [gedaagde] ] of the right to receive the purchase price in cash, pursuant to which [OPH] hereby acknowledges the said debt of the said amount to [ [gedaagde] ], whereas [ [gedaagde] ] accepts the said debt of the said amount [€ 2.945.810]. Pursuant to said conversion, [ [naam 1] ] and [ [gedaagde] ] [have] no longer a claim on [OPH] concerning the purchase and sale of the shares. The consideration for the shares has thus been paid by way of entering into the said debt. [ [naam 1] ] and [ [gedaagde] ] hereby [grant] discharge for the payment of the consideration.
2.11.
OPF heeft op 24 februari 2011 een belang van 26,75% in Victoriabank verkregen tegen uitgifte van 15.106.754 aandelen.
2.12.
Krachtens verscheidene vonnissen van Moldavische rechtbanken, in de loop van 2011 gewezen, zijn aandelen van vennootschappen met belangen in de Moldavische banken Victoriabank, Banca de Economii S.A. (hierna:
Banca de Economii), respectievelijk Asito S.A. (hierna:
Asito) overgegaan op andere personen. De grondslag voor de toewijzing van de door de eisers in de verschillende procedures ingestelde vorderingen is telkens borgtocht. Het gaat om de volgende vonnissen:
krachtens vonnis van de rechtbank Causeni van 16 mei 2011 is een 100%-belang in Zilena Com SRL (hierna:
Zilena) en in Minerva SRL (hierna:
Minerva), overgegaan op de Nieuw-Zeelandse vennootschap Rietel Ltd. Zilena en Minerva hielden belangen van 8,52%, respectievelijk 9,97% in Banca de Economii;
krachtens vonnis van de rechtbank Stefan Voda van 14 april 2011 is een 100%-belang in Atrium Ltd (gevestigd te Belize; hierna:
Atrium) overgegaan op [naam 13] . Atrium hield op dat moment een 5,76%-belang in Victoriabank. Dit vonnis is bij verstek gewezen. Bij vonnis van 5 oktober 2011 is het daartegen door Atrium ingestelde verzet gegrond geoordeeld;
krachtens een vonnis van de rechtbank Botanica van 20 mei 2011 is een 100%-belang in (i) Moldovan Investments Ltd (hierna:
Moldovan) en (ii) Insurance Consult SRL (hierna:
Insurance Consult) overgegaan naar Lokkert Ltd. Moldovan en Insurance Consult hielden op dat moment belangen in Asito van 48,33%, respectievelijk 34,80% in Asito.
2.13.
Op 15 december 2011 heeft OPH de aandelen in OPF verkocht en geleverd aan [naam 14] (hierna:
[naam 14]) tegen een koopprijs van USD 75 of 80 miljoen. Met betrekking tot de verkrijgingstitels van de aan [naam 14] overgedragen aandelen in OPF vermelden de partijen bij deze akte (waaronder OPH):
[OPH] acquired the shares as follows
- with respect to the shares numbered 1 through 18,000, by notarial deed of transfer on the twenty-ninth of September two thousand ten, executed for me, civil law, notary,
- with respect to the shares, numbered 18,001 through 2,963,810, by notarial deed of transfer on the twenty-first of February two thousand eleven, executed for me, civil law notary; and
- with respect to the shares, numbered 2,963,810 [bedoeld zal zijn: 2,963,811 – rechtbank] to 18,070,564, by notarial deed of transfer on the twenty-fourth of February two thousand eleven, executed for me, civil law notary.
2.14.
[naam 15] heeft op 20 december 2010 onder meer verklaard:
The undersigned: Mrs [naam 15] (…) (“the Shareholder”) herewith confirms that she directly owns (…) 100% of the issued share capital (“the Shares”) of Victoria Invest Ltd (…) and furthermore the Shareholder hereby confirms that 100% of the economic ownership of the Shares belongs to mr [gedaagde] (…).
2.15.
Diverse brieven (hierna ook:
de verklaringen van de nominees), alle gedateerd 14 december 2011 en gericht aan advocaten van [eisers] , luiden als volgt:
[eiser 1] : Benificial Ownership of Shares in Financiar Invest SRL
I write with reference to the above matter.
I have been the legal owner of a 50% shareholding in Financiar Invest SRL from 1 August 2007 until the present day. I was the legal owner of these shares at the time a 4.91% shareholding in Victoriabank SA was misappropriated from the ownership of Financiar Invest SRL by a decision of the District Economic Court made on 19 March 2010, enforced on 18 May 2010 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appear as the registered owner of the aforementioned shares in Financiar Invest SRL, I in fact hold them for the benefit of Mr. [eiser 1] .
I also confirm that, as the legal owner of these shares I give my consent for [eiser 1] to pursue any action he deems necessary in respect of his beneficial ownership of Victoriabank SA held through Financiar Invest SRL.
(…)
[handtekening]
[naam 17] ”
[eiser 2] : Benificial Ownership of Shares in Victoria Asigurari SRL
I write with reference to the above matter.
I was the legal owner of a 27.2% shareholding in Victoria Asigurari SRL from 3 January 2007 until 18 May 2010. As at 18 May 2010, Victoria Asigurari SRL, held a 3.88% shareholding in Victoriabank SA. My legal ownership of Victoria Asigurari SRL shares was misappropriated by a decision of the District Economic Court made on 11 March 2010, enforced on 18 May 2010 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appear as the registered owner of the aforementioned shares in Victoria Asigurari SRL, I in fact held them for the benefit of [eiser 2] .
I also confirm that I give my consent for [eiser 2] to pursue any action he deems necessary in respect of his beneficial ownership in Victoria Asigurari SRL and the Victoriabank SA shares held through it.
(…)
[handtekening]
[naam 2] ”
[eiser 1] & [eiser 2] : Benificial Ownership of Shares in AVB-Prim SRL
I write with reference to the above matter.
I was the legal owner of AVB-Prim SRL from 03 October 2006 until 17 May 2010. As at 17 May 2010, AVB-Prim SRL held a 5.76% shareholding in Victoriabank SA. My legal ownership of AVB-Prim SRL shares was misappropriated by a decision of the District Economic Court made on 19 March 2010, enforced on 17 May 2010 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appear as the registered owner of AVB-Prim SRL, I in fact hold for the benefit of [eiser 1] and [eiser 2] .
I also confirm that, as the legal owner of AVB-Prim SRL, I give my consent for [eiser 2] and [eiser 1] to pursue any action they deem necessary in respect of their beneficial ownership of Victoriabank SA held through AVB-Prim SRL.
(…)
[handtekening]
[naam 4] ”
[eiser 1] : Benificial Ownership of Shares in Minerva SRL
I write with reference to the above matter.
I have been the legal owner of Minerva SRL from the date of its incorporation until the present day. I was the legal owner of 99.2% of Minerva SRL at the time a 9.97% shareholding in Banca de Economii was misappropriated from the ownership of Minerva SRL by a decision of the Causeni Court on 16 May 2011, enforced on 12 July 2011 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appeared as the registered owner of the aforementioned shares in Minerva SRL, I in fact held it for the benefit of [eiser 2] .
I also confirm that I give my consent for [eiser 2] to pursue any action they deem necessary in respect of their beneficial ownership of Minerva SRL and the Banca de Economii shares held through it.
(…)
[handtekening]
[naam 16] ”
[eiser 2] : Benificial Ownership of Shares in Victoria Asigurari SRL
I write with reference to the above matter.
I was the legal owner of a 27.2% shareholding in Victoria Asigurari SRL from 3 January 2007 until 18 May 2010. As at 18 May 2010, Victoria Asigurari SRL, held a 3.88% shareholding in Victoriabank SA. My legal ownership of Victoria Asigurari shares was misappropriated by a decision of the District Economic Court made on 11 March 2010, enforced on 18 May 2010 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appear as the registered owner of the aforementioned shares in Victoria Asigurari SRL, they were in fact held for the benefit of [eiser 1] .
I also confirm that I give my consent for [eiser 1] to pursue any action he deems necessary in respect of his beneficial ownership in Victoria Asigurari SRL and the Victoriabank SA shares held through it.
(…)
[handtekening]
[naam 3] ”
[eiser 1] & [eiser 2] : Benificial Ownership of Shares in Provileg Invest SRL
I write with reference to the above matter.
I have been the legal owner of Provileg Invest SRL from 13 August 2007 until the present day. I was the legal owner of Provileg Invest SRL at the time a 4.04% shareholding in Victoriabank SA was misappropriated from the ownership of Provileg Invest SRL by a decision of the District Economic Court on 19 March 2010, enforced on 18 May 2010 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appear as the registered owner of Provileg Invest SRL, I in fact hold it for the benefit of [eiser 1] and [eiser 2] .
I also confirm that, as the legal owner of Provileg Invest SRL, I give my consent for [eiser 2] and [eiser 1] to pursue any action they deem necessary in respect of their beneficial ownership in Victoriabank SA held through Provileg Invest SRL.
(…)
[handtekening]
[voornaam onleesbaar] [naam 8] ”
[eiser 1] & [eiser 2] : Benificial Ownership of Shares in Maxim Profit Invest SRL
I write with reference to the above matter.
I have been the legal owner of Maxim Profit Invest SRL from 18 October 2007 until the present day. I was the legal owner of Maxim Profit Invest SRL at the time that a 4% shareholding in Victoriabank SA was misappropriated from the ownership of Maxim Profit Invest SRL by a decision of the District Economic Court on 19 March 2010, enforced on 17 May 2010 by an amendment to the register of shareholders.
I write to confirm that, whilst I appear as the registered owner of Maxim Profit Invest SRL, I in fact hold it for the benefit of [eiser 1] and [eiser 2] .
I also confirm that, as the legal owner of Maxim Profit Invest SRL, I give my consent for [eiser 2] and [eiser 1] to pursue any action they deem necessary in respect of their beneficial ownership of Victoriabank SA held through Maxim Profit Invest SRL.
(…)
[handtekening]
[naam 17] ”
2.16.
Een schriftelijke verklaring van [naam 14] , gedateerd 31 oktober 2014, houdt onder meer het volgende in:
22. (…) [I]n the summer of 2011, there had been a number of scandals in the Republic of Moldova associated with the misappropriation of the shares of certain banks (including [Victoriabank]) and insurance companies. These events were referred to in the mass media as “corporate raids” or “raider attacks”. A number of speeches by the leadership of the Republic of Moldova were also devoted to these events.
23. Specifically, information from these sources revealed that shares in various joint stock companies had been reregistered from companies owned by Viorel and [eiser 1] to companies owned by [gedaagde] . These share transfers were effected through ultra vires court proceedings in the Republic of Moldova. However, no thorough and objective investigation was carried out by the law-enforcement and judicial bodies. Instead, unlawful criminal proceedings were brought against [eiser 1] and [eiser 2] and therefore, fearing unlawful arrest, the Topa’s were forced to leave Moldova.
(…)
29. As a result of the negotiations, the parties came to the following agreement:
 the subject of the asset sale agreement would be stated as assets with respect to which there were no third party claims and no ongoing legal proceedings, but the amount of the agreement would be specified as the value of all the assets – 75 million US dollars. [gedaagde] persuaded (…) me, that this would allow the price of the assets to be fixed and that it would not change in future;
 our side would transfer 5 million US dollars separately from the transfer of the aforementioned funds, to another company designated by the seller, which was not participating in the asset sale. This amount would be used by [gedaagde] to implement the agreements with [eiser 1] and [eiser 2] , which would remove all legal claims regarding the disputed assets. [gedaagde] stated that this was a demand of his lawyers who had perceived risks in the transfer of funds from his corporate structures as a form of admission of guilt of the accusations brought by [eiser 1] and [eiser 2] ;
 as for the transfer of the 5 million US dollars, [gedaagde] would, pursuant to such transfer, secure the purchaser's control over the disputed assets, and would subsequently provide a written waiver by the former owners of any claims with respect to the disputed assets. [gedaagde] did not subsequently provide any such waiver or confirmation.
30. The asset sale was structured as two separate transactions: (1) the “Main Transaction” – as alleged by [gedaagde] , this related to undisputed shares in [Victoriabank], Alfa-Engineering SRL and [Victoria Asigurari] and (2) “the Hidden Transaction” – this related to the shares over which [gedaagde] acknowledged there were some “minor” outstanding differences between himself and [eiser 1] and [eiser 2] .
31. The “Main transaction” – the acquisition from [OPH] of 100% of the shares in [OPF] (owned by [gedaagde] ). [OPF] owns:
 6,688,130 shares in [Victoriabank], which at the time of the transaction constituted 26.7525% of the total quantity of issued shares in the bank.
 a 81.7628% holding of the share capital in the insurance company [Victoria Asigurari].
 a 100% holding in Alfa-Engineering SRL.
Under the terms of the agreement [OPF] changed its name to Generashon Financial BV.
The “Main transaction” dealt with the undisputed assets although it later appeared that these assets were also stolen.
32. The “Hidden transaction” – comprised the acquisition of the following assets owned by [gedaagde] :
 6,633,996 shares in [Banca de Economii], which at the time of the transaction constituted 28.3422% of the total quantity of voting shares in that bank.
 1,821,610 shares in [Victoriabank], which at the time of the transaction constituted 7.2864% of the total number of issued shares in that bank.
 3,866,669 shares in [Asito], which constitutes 83.1267% of the total quantity of issued shares in that insurance company.
The “Hidden transaction” was supposed to deal with the disputed assets.
(…)
The Hidden Transaction.
48. The “hidden transaction” was effected by means of the transfer, by [gedaagde] , of his control over holding companies which held shares in other companies, to my authorised representatives. Control was transferred through the issuance of general powers of attorney and the replacement of the shareholders and directors.
49. No written share purchase agreements were entered into. No money changed hands (the full payment of the 75 million US dollars was made within the ambit of the “Main transaction”). The shares of all the holding companies were re-registered into the names of mine and [naam 18] 's [ [naam 18] , een zakenpartner van [naam 14] – rechtbank] trusted representatives. Those same persons were appointed as directors and attorneys of the relevant companies. These steps were made upon payment of USD 5 million, but before payment of the amounts under the “Main transaction”.
50. As soon as the 5 million US dollar transaction was made, [naam 18] had a meeting in [gedaagde] ’s offices. He met [naam 19] ( [gedaagde] ’s consultant) and [naam 20] (…). [naam 19] instructed [naam 20] to re–register the relevant shares in the names of myself and [naam 18] (or our trusted persons as directed by us).
[naam 20] confirmed that “everything will be done as requested”. [naam 18] noted that [naam 20] and [naam 21] had a “spotless reputation” in Moldovan business circles; therefore, [naam 18] did not have any doubt that the re-registration would be made appropriately. It was a transaction “on trust”.
2.17.
Een schriftelijke verklaring (vertaald van het Oekraïens naar het Engels) van [naam 18] (hierna:
[naam 18]), gedateerd 24 december 2014, houdt onder meer het volgende in:
“In Autumn 2011, I participated in the negotiations for the purchase of the shares of Moldovan banks Victoriabank and Banca de Economii, the shares of the Moldovan company styled Asito Insurance Company, and some other Moldovan Assets by an old acquaintance of mine and my partner [naam 22] .
I had my own interest in this transaction, namely a 50% option for the purchased assets.
The seller of those assets was [gedaagde] (…).
(…)
An agreement (consisting of two parts, a secret one and a public one) was made in December 2011 between [naam 22] and [gedaagde] with my intermediation, in accordance with the terms of which [naam 22] became the owner of the aforesaid assets after having paid USD 80 million to [gedaagde] .
After the closure of the said transaction, I participated in the management of the assets received under the said transaction, together with [naam 22] .
(…)
I and [naam 22] as well as our relations and acquaintances began to have problems after we, being the shareholders, initiated the removal of [naam 23] , President of Victoriabank, and a representative of [gedaagde] , from the management of the said bank between November 2013 and 2014
Immediately after those events large-scale acts aimed at the criminal prosecution and intimidation began in the Republic of Moldova in respect for me, my relations, and my acquaintances.
(…)
Being afraid of an unlawful arrest and arbitrary behavior of the law-enforcement bodies of the Republic of Moldova and seeing the impunity connected with their acts, I also have to stay beyond my country.
Approximately in late spring of 2014, I had a conversation with [eiser 1] and [eiser 2] . They are two Moldovan businessmen who are acquaintances of mine.
In the past [eiser 1] and [eiser 2] were business partners of [gedaagde] . In 2010 and 2011, [gedaagde] committed a hostile takeover and took possession of the Moldovan assets of [eiser 1] and [eiser 2] including the shares of Moldovan banks Victoriabank and Banca de Economii and the shares of Asito Insurance Company. (…)
On October 8, 2014, I and [naam 22] met the English lawyers of [eiser 1] and [eiser 2] (…) in Rome, Italy, whom we told about the details of the transaction with [gedaagde] conducted in 2011.
[naam 22] prepared written explanations concerning those circumstances together with the English lawyers of [eiser 1] and [eiser 2] and signed them on October 31, 2014.
(…)
After those events, I met [gedaagde] in December 2014 in Vienna, Austria. (…)
At the meeting, [gedaagde] did not deny he was aware of the problems which I, [naam 22] and our relations and acquaintances had with the law-enforcement bodies of the Republic of Moldova.
[gedaagde] told me that all those problems could be settles immediately (in particular, all accusations against me and [naam 22] as well as our relations and acquaintances would be cancelled) if [naam 22] and I renounced our evidence in favor of [eiser 1] and [eiser 2] . (…)
He also threatened that if we did not do it, I and [naam 22] as well as our relations and acquaintances would also be brought to criminal responsibility in the territory of the Republic of Moldova and sentenced to a long imprisonment.
(…)”
2.18.
Een ongedateerde verklaring van [naam 24] (hierna:
[naam 24]) luidt in de vertaling, voor zover van belang, als volgt (productie 22 van [eisers] ):
I, [naam 24] , worked in the District Economic Court of Chișinău starting in 2003 (…). In 2006, with the help of [gedaagde] , who was close to the President of Moldava at that time, [naam 25] , I was appointed Chairman of the Chișinău District Economic Court.
Throughout this period, the judges of the District Economic Court and I were subjected to pressure from the authorities for the purpose of passing illegal rulings (there were lots of them and it is practically impossible to list them as many of the victims of these rulings refused to oppose their lawlessness). They were mainly connected with the transfer of rights of ownership in favour of officials. In most of the significant cases, pressure was brought by [gedaagde] who was the personal envoy and plenipotentiary of [naam 25] for transmitting [naam 25] ’s orders. I note that later it turned out that [gedaagde] had often performed his own transactions to seize other people’s property by merely referring to [naam 25] .
Since the end of 2009, after the removal of the Communist Party ( [naam 25] ) from power, [gedaagde] completely took control over the justice system in Moldova. He used direct blackmail and threats of dismissal, promises of rapid promotion and appointments to head important cases, material and other rewards as well as direct smears on judges.
Those judges who questioned performing [gedaagde] ’s direct instructions were encouraged to speak with the President of the Supreme Court of Justice ( [naam 26] ) and the Chairman of the Supreme Council of Magistracy ( [naam 27] ). The higher courts provided assurances to the doubting judges that their decisions would be fine, their decisions would be supported by the Supreme Court of Justice, and the Supreme Council of Magistracy would protect them against investigation. (…)
In 2010, I was forced to personally take part in [gedaagde] ’s seizure of the Victoriabank shares owned by [eiser 1] and [eiser 2] . (…) These actions to seize the shares of Victoriabank were premeditated long before 2010. The proof of this is the joint trip which [gedaagde] and I made to Rome in September 2009 (La Russie hotel in the centre of Rome). There, under blackmail, I promised [gedaagde] that I would resolve the issue of taking the Victoriabank shares away from [eiser 1] and [eiser 2] .
(…)
The court filings were accepted by the judges [naam 28] , [naam 29] and [naam 30] of the District Economic Court retroactively, that is they bear a date well before when they were actually received by the court. The Head Clerk (…) recorded these filings in the log by erasing other records and assigning non-existent case numbers and incoming documents (this fact is confirmed by erasures in the log visible to the naked eye). Coordinated actions were also taken for summoning the victims to court. They were not actually summoned to a single hearing. By means of pressure by the Minister [naam 31] , on the Director of the Moldova Post Office, the court summonses to the victims were returned by the postman with a notification of the recipient’s refusal to accept the summons (although in fact nothing of the sort had taken place). At the court hearing during the review in the Economic Court of Appeal, the document was presented with the notification from the Head of the Post Office that in reality these summons had not even arrived at the postal unit. (…) All of the cases were actually fabricated in the course of 1 month.
I received the cases from the District Economic Court and was required to uphold these decisions without even looking into the folder, for the speedy transfer of cases to the Supreme Court of Justice, where these cases were already awaited (the President of the Supreme Court of Justice at the time was [naam 26] ). They called me to clarify when I could send them. I signed four decisions. Since one case was fabricated upon the application of [gedaagde] ’s brother-in-law, Eduard [naam 1] against his wife, [gedaagde] ’s sister, Vera [naam 1] , at [gedaagde] ’s demand a fifth case was signed by my deputy, Judge Moraru. In all the cases, the second and third judges were [naam 32] and [naam 33] . Similar schemes were used by [gedaagde] in the seizure of the Topa’s’ property in the ASITO insurance company and Savings Bank (Banca de Economii) a year later, in 2011. In the same way the Victoriabank shares were seized, these cases were directly dealt with by [gedaagde] , who by that time was the First Vice-Chairman of the Moldovan Parliament and completely in control of the judicial system, the prosecutors’ office and the Centre for Combatting Economic Crimes and Corruption. The aforementioned judges had nothing to do with the seizure of Asito and Sberbank. It was simply the same system of pressure and blackmail of the judges at work.
I know that following the seizure of property, [gedaagde] always filed criminal suits against the victims. (…)
I regret my complicity and that I was forced to personally take part in the illegal court decisions under pressure of crude blackmail and threats. I am ready to provide further details on the above circumstances, subject to the safety of my family and me.
2.19.
In een verklaring van [naam 24] van 28 oktober 2015, afgelegd tegenover een Nederlandse notaris, staat onder meer het volgende:
“I, [naam 24] (…) was informed that persons named [eiser 1] en [eiser 2] submitted in Dutch civil proceedings before the Amsterdam District Court as Exhibit 22 a statement that they attribute to me (the “Statement”). (…) The Statement cannot attributed to me. I never made a statement with the same or similar contents as the Statement. In the regard, I deem it to be relevant that the Statement is not dated and was not been signed by me. Also, I do not know the meaning or purpose of the – most illegible – stamp at the right bottom of the pages of the Statement.”
2.20.
Een verklaring van [naam 18] , vertaald naar het Engels, van 17 september 2020, luidt onder meer als volgt:
“(...) In order to deny his testimony, in 2015, [naam 24] was also brought to the said Dutch notary. Earlier, he reported direct threats to him and his family from [gedaagde] ’s men. [naam 24] also confirmed he was ready to testify before the Dutch court if he and his family were granted immunity. (…)”
2.21.
[eisers] zijn in Nederland een procedure begonnen tegen onder meer OPH en [gedaagde] . Deze rechtbank heeft bij vonnis van 8 maart 2017 de vorderingen tegen OPH afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof Amsterdam, na een tussenarrest van 27 november 2018, bij eindarrest van 16 juli 2019 [1] OPH veroordeeld tot het vergoeden van de schade van [eisers] , nader op te maken bij staat, uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking voor zover deze betrekking heeft op de door [eisers] op 11 maart 2010 indirect gehouden aandelen Victoria Asigurari en op de door AVB Prim op 11 maart 2010 gehouden aandelen Victoriabank. De Hoge Raad heeft op 12 maart 2021 het cassatieberoep tegen de arresten van het gerechtshof verworpen. [2]

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers] en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade van [eisers] ;
voor recht verklaart dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van [eisers] en verplicht is de schade van [eisers] te vergoeden;
[gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt:
1) in de door [eisers] geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
2) in de proceskosten en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding en uitgangspunten

4.1.
Het gaat in deze (hoofd)zaak, kort gezegd, om de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is tegenover [eisers] wegens de ontvreemding in 2010-2011 van de in dit geding bedoelde aandelen AVB Prim en Victoria Asigurari. [eisers] stellen, maar [gedaagde] betwist, dat zij toentertijd economisch eigenaren van die aandelen waren. De gestelde aansprakelijkheid wordt door [eisers] zowel gebaseerd op onrechtmatige daad als op ongerechtvaardigde verrijking.
4.2.
Bij de beoordeling van de vorderingen dient het volgende mede tot uitgangspunt.
(1) In een door [gedaagde] opgeworpen bevoegdheidsincident is uiteindelijk geoordeeld dat aan de Nederlandse rechter internationale rechtsmacht toekomt om over de vordering van [eisers] te oordelen voor zover het de gestelde ontvreemding van de aandelen AVB Prim en Victoria Asigurari betreft. Voor het overige komt de Nederlandse rechter in het geschil tussen [eisers] en [gedaagde] geen internationale rechtsmacht toe. Zie de onder 1.1 genoemde arresten van het gerechtshof Amsterdam van 12 september 2017 [3] en van de Hoge Raad van 29 maart 2019 [4] .
(2) In de procedure tussen [eisers] en OPH is geoordeeld dat OPH jegens [eisers] aansprakelijk is voor de door hen geleden schade voor zover de vordering is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking. OPH is echter jegens hen niet aansprakelijk voor zover de vordering is gebaseerd op onrechtmatige daad. Zie de onder 2.21 genoemde arresten van het gerechtshof Amsterdam van 27 november 2018 en 16 juli 2019, alsmede het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2021.
4.3.
Op zichzelf terecht is door [gedaagde] aangevoerd dat de onder (1) bedoelde uitspraken in het bevoegdheidsincident en de onder (2) vermelde uitspraken tegen medegedaagde OPH, geen gezag van gewijsde hebben ten aanzien van de vordering in de hoofdzaak tussen [gedaagde] en [eisers] . Maar anders dan [gedaagde] kennelijk meent, betekent dit niet dat aan die uitspraken geen enkele betekenis toekomt bij de beoordeling van de vordering in de hoofdzaak, voor zover gericht tegen hemzelf. Mede gelet op artikel 21 Rv brengen de eisen van een goede procesorde naar het oordeel van de rechtbank mee dat inmiddels van [gedaagde] een (nadere) verduidelijking mag worden verwacht, voor zover tussen partijen geschilpunten bestaan die het gerechtshof in de onder (1) bedoelde procedures in zijn nadeel heeft beslist mede op de grond dat hij geen, of onvoldoende duidelijke, standpunten heeft ingenomen over door [eisers] verdedigde stellingen. Voor zover [gedaagde] dit nog steeds nalaat en zich in de hoofdzaak (opnieuw) beperkt tot ontkenningen, zullen zijn desbetreffende standpunten of verweren thans, als onvoldoende gemotiveerd, worden gepasseerd.
4.4.
Het vorenstaande geldt overeenkomstig voor de oordelen van het gerechtshof in de onder (2) bedoelde procedure, gelet op het feit dat [gedaagde] de UBO van OPH is. Hij heeft dat weliswaar in dit geding voor het eerst ontkend, maar het gerechtshof heeft dit in zijn arrest van 12 september 2017, rov. 2.1 en 3.6, als vaststaand aangenomen, waartegen in cassatie geen klacht is gericht. Hierbij komt bovendien dat de rechtbank [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling van het bevoegdheidsincident in dit geding een daarop gerichte vraag heeft gesteld, waarop de advocaat van [gedaagde] namens hem heeft geantwoord:
“Het gestelde UBO-schap van [gedaagde] wordt vooralsnog niet ontkend, maar het ligt wel vrij ingewikkeld.”
Onder deze omstandigheden brengen de eisen van een goede procesorde mee dat [gedaagde] in dit stadium van de procedure niet kan volstaan met een enkele ontkenning dat hij UBO van OPH is. Het feit dat hij daarmee wél heeft volstaan, brengt mee dat aan die ontkenning wordt voorbijgegaan. Daarmee staat ook in dit geding vast dat [gedaagde] de UBO van OPH. is. Gelet op zijn daarmee vaststaande belang bij en verbondenheid met die vennootschap en gezien de eisen van een goede procesorde, kan [gedaagde] in dit geding ook niet volstaan met loutere ontkenningen van geschilpunten die het gerechtshof in het nadeel van OPH heeft beslist mede op de grond dat zij geen, of onvoldoende duidelijke, standpunten heeft ingenomen over door [eisers] verdedigde stellingen.
Behandeling van de preliminaire verweren van [gedaagde]
4.5.
In zijn conclusie van antwoord heeft [gedaagde] de volgende verweren aangevoerd voor het geval dat de rechtbank hem in beginsel aansprakelijk acht tegenover [eisers] op grond van een door hem gepleegde onrechtmatige daad. De rechtbank houdt daarbij de volgorde en de typering aan die is te vinden in randnummer 1.4 van de conclusie van antwoord, welke verweren nader zijn uitgewerkt in die conclusie en tijdens de mondelinge behandeling van de zaak.
a.
De vorderingen van [eisers] zijn verjaard naar het toepasselijke Moldavische recht
4.6.
Omdat partijen in hun conclusies en tijdens de mondelinge behandeling van de zaak onvoldoende duidelijke standpunten hebben ingenomen over dit verweer, heeft de rechtbank hen in de gelegenheid gesteld zich daarover in een nadere akte verder uit te laten. Beide partijen hebben die gelegenheid benut.
4.7.
Op grond van hun, in zoverre eensluidende, stellingen gaat de rechtbank ervan uit dat dit verweer moet worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 267, 272, 277 en 1424 van het toepasselijke Moldavische Burgerlijk Wetboek (MBW). Deze bepalingen zijn ook in een Engelse vertaling in het geding gebracht door [eisers] als productie 93 bij hun na de mondelinge behandeling genomen akte. De rechtbank zal de zakelijke inhoud daarvan hierna in het Nederlands weergeven, maar bedoelt daarmee niet in enig opzicht afstand te nemen van de in het geding gebrachte Engelse vertaling, waarvan de juistheid niet door [gedaagde] is bestreden.
Zakelijk weergegeven en voor zover relevant, houden deze bepalingen het volgende in. De toepasselijke algemene verjaringstermijn is drie jaren. Deze termijn begint te lopen vanaf het moment waarop de benadeelde bekend is geworden met de inbreuk op zijn desbetreffende recht, of daarvan op de hoogte had behoren te zijn. Specifiek ten aanzien van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad begint de verjaringstermijn te lopen vanaf de datum waarop de benadeelde zowel bekend is geworden met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon, of daarmee bekend had behoren te zijn. Een lopende verjaring wordt onder meer, en voor zover in dit geding van belang, gestuit door het uitbrengen van een dagvaarding [de rechtbank begrijpt: waarin een op het desbetreffende, gestelde, recht gebaseerde vordering wordt ingesteld].
4.8.
Voor zover bij de beoordeling van dit verweer ook artikel 166 van het Moldavische Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (MRv) een rol speelt, is het volgende van belang. Een Engelse vertaling van die bepaling is door [gedaagde] in het geding gebracht als productie 6b bij akte naar de mondelinge behandeling. Deze bepaling bevat, kort gezegd, een gedetailleerde lijst van eisen waaraan een dagvaarding in het algemeen moet voldoen. Ook hier geldt dat de rechtbank de inhoud daarvan in het Nederlands zal weergeven, maar daarmee niet bedoelt enige afstand te nemen van de in het geding gebrachte Engelse vertaling van deze bepaling, waarvan de juistheid niet door [eisers] is bestreden. Met inachtneming van dit voorbehoud eist artikel 166 lid 2 MRv onder (e) dat in de dagvaarding de feitelijke en juridische omstandigheden worden vermeld waarop de eiser zijn vorderingen baseert alsmede al het bewijs dat hij tot zijn beschikking heeft op het moment waarop de dagvaarding wordt uitgebracht. Onder (opnieuw) (e) - aangenomen wordt dat dit een typefout is - wordt de mogelijkheid genoemd dat in de dagvaarding bovendien verzoeken worden gedaan voor het leveren van (kennelijk aanvullend) bewijs.
4.9.
Tegen de achtergrond van de artikelen 267, 272, 277 en 1424 MBW betoogt [gedaagde] dat de gestelde vordering, indien zij al zou zijn ontstaan, inmiddels is verjaard op grond van de op de persconferentie van 11 augustus 2010 in Moldavië door [eisers] stellig en zonder voorbehoud gedane uitlatingen. Daarin hebben zij onder meer verklaard dat [gedaagde] achter de gestelde ontvreemding van de aandelen (
raider attacks) zat. Daarmee hebben [eisers] zelf blijk gegeven van bekendheid met de gestelde onrechtmatige daad. Gelet op de uitlatingen van [eisers] op de persconferentie hadden zij toen meer dan slechts vermoedens. Op grond van de eigen stellingen van [eisers] staat dus vast dat zij al in augustus 2010 feitelijk bekend waren met de door hen gestelde schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, namelijk [gedaagde] . Zij hebben de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid echter pas in december 2014 uitgebracht. Toen was hun gestelde vordering inmiddels verjaard, aldus nog steeds [gedaagde] .
4.10.
Bij de beoordeling van dit verweer wordt vooropgesteld dat in de hiervoor in rov. 4.3 bedoelde procedures of overigens, geen bewijs is geleverd waaruit met zekerheid blijkt dat de ontvreemding van de hier bedoelde aandelen heeft plaatsgevonden in opdracht van [gedaagde] . Zijn betrokkenheid en die van OPH daarbij kon slechts worden afgeleid uit een reeks elkaar versterkende aanwijzingen die mede de ontvreemding van andere aandelen betroffen dan in dit geding aan de orde. Niet gebleken en ook niet aannemelijk is dat de verklaring van [eisers] tijdens de persconferentie van 11 augustus 2010, dat [gedaagde] achter de gestelde onteigeningen (
raider attacks) zat, was gebaseerd op concrete feitelijke gegevens waarover [eisers] op dat moment beschikten en waaruit de betrokkenheid van [gedaagde] (in voldoende mate) bleek. Veeleer is aannemelijk dat [eisers] , zoals zij in dit geding hebben aangevoerd, met hun uitlatingen in augustus 2010 uiting gaven aan hun
gut feeling.Daartoe draagt ook bij dat uit het (in het geding gebrachte) transcript van de persconferentie blijkt dat [eisers] toen niet de enige sprekers waren. Ook andere sprekers voerden het woord en uit het transcript valt af te leiden dat de gang van zaken niet in alle opzichten als ordelijk viel aan te merken. Onder zulke omstandigheden is niet ongebruikelijk dat iemand die de aandacht wil trekken, zich in enigszins krasse bewoordingen uit. Ook daarom is er aanleiding de door [eisers] gedane uitspraken met enige korrels zout te nemen. Daarvoor is eens te meer aanleiding omdat zij toch nog enige slagen om de arm hielden. Zij hebben immers verklaard dat zij de juistheid van hun standpunt dat [gedaagde] achter de gestelde onteigeningen (
raider attacks) zat, niet aanstonds konden aantonen. Pas later hebben [eisers] de beschikking gekregen over bepaalde gegevens, waaronder informatie die is verkregen met behulp van de in 2012 in het Verenigd Koninkrijk gevoerde procedure (
Norwich Pharmacal Order) en de in 2014 verkregen verklaringen van [naam 14] . Al met al is dus niet duidelijk geworden over welke informatie [eisers] al in augustus 2010 zouden hebben beschikt waaruit op dat moment bekendheid met [gedaagde] als verondersteld aansprakelijke persoon viel op te maken. Op grond van dit alles kan niet worden gezegd dat [eisers] , in de zin van de toepasselijke Moldavische wetsbepalingen, al op 11 augustus 2010 bekend waren met de voor hun schade aansprakelijke persoon.
4.11.
Overigens kan evenmin worden gezegd dat zij daarmee toen bekend hadden behoren te zijn. In de gegeven omstandigheden waren er op 11 augustus 2010 weliswaar kennelijk aanwijzingen dat [gedaagde] op enigerlei wijze betrokken was bij de
raider attacks, maar op zichzelf brengt dit nog niet mee dat [eisers] er toen ermee bekend behoorden te zijn dat die betrokkenheid een zodanige vorm of omvang had, dat [gedaagde] op grond daarvan tegenover hen aansprakelijk was voor de daardoor geleden schade. In de gegeven omstandigheden konden zij daarom redelijkerwijs ertoe besluiten eerst bewijs te verzamelen voor de juistheid van hun stellige indruk dat [gedaagde] bij de
raider attacksbetrokken was, zonder dat daardoor al de verjaringstermijn begon te lopen.
4.12.
Het beroep op verjaring wordt dus verworpen.
b.
[eisers] hadden niet [gedaagde] moeten aanspreken, maar de Moldavische Staat, omdat de beweerdelijk onrechtmatige vonnissen door Moldavische rechters zijn uitgesproken
4.13.
Dit verweer faalt. [eisers] houden [gedaagde] immers aansprakelijk voor zijn betrokkenheid bij de ontvreemding van hun aandelen. Naar hun stelling komt deze betrokkenheid erop neer dat [gedaagde] door een samenhangend geheel van handelingen ‘achter de schermen’ de instructies gaf en de maatregelen trof die deze ontvreemding tot doel hadden en die daartoe daadwerkelijk hebben geleid, waarna de daarmee onrechtmatig gemaakte winst is weggesluisd. De Moldavische vonnissen zijn slechts een schakel in dit samenhangend geheel van handelingen. Zij worden mede aan de vordering om voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [eisers] heeft gehandeld, ten grondslag gelegd vanwege de gestelde onrechtmatige beïnvloeding door [gedaagde] van de totstandkoming en de inhoud daarvan. Gezien dit alles kan niet worden gezegd dat [eisers] in dit geval uitsluitend de Moldavische staat hadden kunnen en moeten aanspreken. Als de door [eisers] gemaakte verwijten juist zijn, is het immers [gedaagde] die onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
c.
[eisers] hebben geen belang bij hun vorderingen omdat zij de ontvreemde aandelen niet in eigendom hadden
4.14.
De - tijdens de mondelinge behandeling nog verder uitgewerkte - stelling dat in dit geding de juridische eigenaren van de aandelen als eisers hadden moeten optreden en niet de economische eigenaren daarvan, [eisers] , berust niet op een goede juridische grond. Omdat de economische eigendom van die aandelen een waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, zoals ook in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 27 november 2018, rov. 4.18.1, is overwogen, zou het onrechtmatig zijn om [eisers] van die economische eigendom te beroven. Daarom hebben zij het rechtens vereiste belang in de zin van artikel 3:303 BW om tegen de gestelde ontvreemding van die aandelen en de daarin besloten liggende verarming, rechtsmaatregelen te treffen.
d.
Omdat de Moldavische vonnissen niet tegen [eisers] waren gericht, is de onrechtmatige daad die [eisers] aan hun vordering ten grondslag leggen, niet jegens hen gepleegd
4.15.
Voor zover dit verweer voortbouwt op de hiervoor onder (b) en/of (c) genoemde verweren of die verweren in andere woorden herhaalt, faalt het op de hiervoor in 4.13 en 4.14 genoemde gronden.
Voor zover dit verweer een verdergaande strekking heeft, is dit onvoldoende toegelicht, zodat het al daarom geen doel treft.
e.
De Nederlandse procedures zijn in feite een verkapt hoger beroep van de Moldavische procedures. Dit is misbruik van procesrecht.
4.16.
Ook dit verweer bouwt voort op het hiervoor onder (b) genoemde verweer of herhaalt dit in andere woorden. Het faalt.
f.
[eisers] zijn geen “onmiddellijk betrokken persoon” in de zin van artikel 3:302 BW
4.17.
Het standpunt van [gedaagde] dat [eisers] niet tot de kring van personen als bedoeld in artikel 3:302 BW behoren, is onjuist. De rechtsverhouding in verband waarmee in dit geval de verklaring voor recht wordt gevorderd, is namelijk de (gestelde) niet-contractuele verbintenis op grond van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking tussen [eisers] en [gedaagde] . [eisers] zijn onmiddellijk betrokken bij die gestelde rechtsverhouding.
g.
De door [eisers] gestelde connexiteit van deze procedure met de Nederlandse rechtssfeer is gekunsteld. Ook dit is misbruik van procesrecht.
4.18.
Ook dit verweer gaat niet op. Vooropgesteld wordt dat over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter al eerder is beslist, zodat die bevoegdheid al een gegeven is. Verder is evident dat connexiteit bestaat tussen enerzijds de door [eisers] ingestelde vordering tegen [gedaagde] in privé wegens, kort gezegd, zijn gestelde regiefunctie bij de onrechtmatige ontvreemding van hun aandelen, en anderzijds de door hen tegen de Nederlandse vennootschap OPH, waarvan [gedaagde] de UBO is, ingestelde vordering wegens het feit dat OPH als gevolg van die ontvreemding ongerechtvaardigd is verrijkt. Van gekunsteldheid is dus geen sprake, laat staan van misbruik van procesrecht.
h.
De stellingen en vorderingen van [eisers] vergen dat de Nederlandse rechter zich een oordeel vormt over de vraag of de Moldavische vonnissen en procedures onrechtmatig waren. Daartoe is de Nederlandse rechter niet geëquipeerd.
4.19.
Ook dit verweer bouwt voort op, of herhaalt, het hiervoor onder (b) genoemde verweer. Het faalt op de gronden als hiervoor in 4.13 vermeld. Ten overvloede wordt overwogen dat het overbodig is dat de Nederlandse rechter zich een oordeel vormt over de Moldavische vonnissen en procedures bij de beoordeling van de tegen [gedaagde] gerichte vorderingen. Nog meer ten overvloede verwijst de rechtbank naar de overwegingen van het gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 16 juli 2019, rov. 3.17-3.23, waarop [gedaagde] in dit geding niet is teruggekomen, in samenhang met hetgeen in 4.3 van dit vonnis is overwogen.
i.
De beweerdelijk onrechtmatige Moldavische vonnissen dienen in Nederland te worden erkend op basis van de Gazprom-criteria
4.20.
Het antwoord op de vraag of de Moldavische vonnissen in Nederland dienen te worden erkend, is niet relevant voor de beoordeling van de tegen [gedaagde] gerichte vorderingen op de onder 4.13 genoemde gronden. Het verweer treft al daarom geen doel. Ten overvloede wordt overwogen dat deze vonnissen in Nederland niet kunnen worden erkend; zie rov. 3.24 van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juli 2019.
j.
De stellingen waarop [eisers] de gestelde onrechtmatige daad van [gedaagde] baseren, zijn zo vaag dat [gedaagde] zich daartegen nauwelijks adequaat kan verweren
4.21.
Dit verweer treft geen doel omdat de stellingen van [eisers] ruimschoots voldoen aan de vereiste precisie en onderbouwing om [gedaagde] in staat te stellen zich daartegen naar behoren te verdedigen.
k.
De Nederlandse rechter komt niet toe aan waardering van het door [eisers] in het geding gebrachte bewijsmateriaal omdat zij niet hebben voldaan aan hun stelplicht. Bovendien schiet dit bewijsmateriaal tekort.
4.22.
Dit verweer faalt voor zover het de stelplicht van [eisers] betreft. De feiten en stellingen die zij aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, zijn voldoende precies om, indien bewezen, tot toewijzing van de vorderingen te leiden. Zij hebben dus voldaan aan hun stelplicht, zodat het verweer in zoverre niet opgaat.
De vraag of zij door het aangedragen bewijsmateriaal zijn geslaagd in het leveren van het van hen te verlangen bewijs behoort niet worden behandeld bij de door [gedaagde] aangevoerde preliminaire verweren, maar bij de beoordeling van de vorderingen zelf. De rechtbank komt daarop hierna onder 4.36 terug.
4.23.
Naast de hiervoor besproken preliminaire verweren, heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling - voor een deel op het voorgaande voortbouwend - ook nog het volgende preliminaire verweer aangevoerd.
[eisers] waren geen economisch eigenaren van de aandelen AVB Prim en Victoria Asigurari ten tijde van de ontvreemding daarvan
4.24.
[eisers] hebben hun gestelde economische eigendom van de ontvreemde aandelen gestaafd door schriftelijke en ondertekende kopieën van verklaringen van de juridische eigenaren daarvan – door partijen ook
nomineesgenoemd - in het geding te brengen. De verklaringen zijn gericht tot de advocaten van [eisers] . Hierin verklaren de ondertekenaars dat zij vanaf verschillende momenten in 2006 of 2007 tot aan in elk geval de vonnissen van het Economische Gerecht van 11 en 19 maart 2010 juridische eigenaren waren van de desbetreffende aandelen. Verder verklaren de ondertekenaars dat zij deze aandelen hielden ten behoeve van (één van) [eisers] . Hiermee hebben [eisers] in beginsel de door hen gestelde economische eigendom van de aandelen voldoende onderbouwd.
4.25.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord (randnummer 4.8.) bij gebrek aan wetenschap betwist (i) dat de desbetreffende verklaringen daadwerkelijk door de
nomineesaan de advocaten van [eisers] zijn verzonden en (ii) dat zij echt zijn. Hij heeft bovendien aangevoerd (iii) dat, als de verklaringen juist zijn, die juridische eigenaren als eisers in deze procedure hadden moeten optreden en dus niet [eisers] .
Deze verweren houden om de volgende redenen geen van alle stand.
Ad (i)
4.26.
Het antwoord op de vraag of de verklaringen daadwerkelijk door de
nomineeszijn verzonden is niet van belang omdat [gedaagde] niet betwist dat de in 4.24 bedoelde kopieën conform het origineel zijn en dat de daarin belichaamde verklaringen door de
nomineeszijn afgelegd en ondertekend. Als onderhandse akten hebben de verklaringen vrije bewijskracht tegenover derden zoals [gedaagde] .
Ad (ii)
4.27.
In de omstandigheden van het geval ziet de rechtbank aanleiding om de echtheid van de verklaringen (de uitwendige en formele bewijskracht daarvan) ook tegenover [gedaagde] tot uitgangspunt te nemen, reeds omdat ook hij daarvan in de procedure tot dusver steeds is uitgegaan. Dit blijkt niet alleen uit zijn hele procesvoering tot aan de conclusie van antwoord, maar ook uit de in zijn opdracht opgestelde, en door hem in het geding gebrachte, verklaringen van de deskundigen Efrim en Baiesu, waarin die echtheid tot uitgangspunt dient. Onder deze omstandigheden is het in strijd met een goede procesorde om, na een jarenlange procedure waarin deze verklaringen - en meer in het algemeen de gestelde economische eigendom van de aandelen van [eisers] - steeds mede tot uitgangspunt hebben gediend, nu zonder toelichting de echtheid daarvan te betwisten.
Ad (iii)
4.28.
Zoals ook hiervoor in 4.14 al ten aanzien van verweer (c) is overwogen, berust de stelling dat in dit geding de juridische eigenaren van de aandelen als eisers hadden moeten optreden en niet de economische eigenaren daarvan, [eisers] , niet op een goede juridische grond. Voor de motivering daarvan verwijst de rechtbank naar de genoemde overweging.
4.29.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog de volgende aanvullende verweren aangevoerd: (iv) de verklaringen van de
nomineeszijn gedateerd na de datum van de in Moldavië uitgesproken vonnissen; (v) in deze verklaringen is opgenomen dat de
nomineesaan [eisers] volmacht geven om te procederen, welke volmacht gebrekkig is; (vi) nergens in de verklaringen staat dat de
nomineesal juridisch eigenaar van de aandelen waren ten tijde van de vonnissen en dat zij de rechten die hun dienaangaande toekomen, overdragen aan [eisers] ; (vii) de verklaringen zijn in de tegenwoordige tijd gesteld in plaats van in de verleden tijd.
Ook deze verweren gaan niet op, om achtereenvolgens de volgende redenen.
Ad (iv)
4.30.
De datering van de verklaringen is in dit geval niet relevant voor de (vrije) bewijskracht die aan deze onderhandse aktes toekomt.
Ad (v)
4.31.
De door [eisers] in dit geding ingestelde vordering berust niet mede op een door de
nomineesaan hen verleende volmacht. [eisers] stellen de onderhavige vorderingen immers niet in als vertegenwoordiger van de juridische eigenaar van de aandelen maar krachtens hun eigen recht als economisch eigenaar daarvan. (De juistheid van) het verweer is dus niet relevant.
Ad (vi)
4.32.
Zoals in 4.24 is overwogen, hebben de
nomineesverklaard dat zij vanaf verschillende momenten in 2006 en 2007 tot aan in elk geval de vonnissen van het Economische Gerecht van 11 en 19 maart 2010 - juridische eigenaar waren van de desbetreffende aandelen, die zij hielden ten behoeve van [eisers] . Naar redelijkheid uitgelegd hielden deze verklaringen wel degelijk in dat de
nomineesjuridisch eigenaren van de aandelen waren op het moment waarop de Moldavische vonnissen werden uitgesproken. Voorts volgt uit hetgeen ad (v) is overwogen dat het niet nodig is dat de juridische eigenaren van de aandelen (de
nominees) hun rechten overdroegen aan [eisers] .
Ad (vii)
4.33.
Juist noch relevant is dat de verklaringen van de
nomineesin de tegenwoordige tijd in plaats van de verleden tijd gesteld. De meeste verklaringen zijn immers, voor zover van belang, in de verleden tijd gesteld en bovendien is dit niet relevant omdat die verklaringen redelijkerwijs geen andere uitleg toelaten dan dat de ondertekenaars bewijs wensen te leveren dat zij juridische eigenaren van de aandelen waren tot aan in elk geval het moment van de Moldavische vonnissen en dat zij die aandelen hielden ten behoeve van [eisers] .
4.34.
Gezien dit alles staat in dit geding vast dat [eisers] de economische eigenaren van de aandelen AVB Prim en Victoria Asigurari waren ten tijde van de gestelde ontvreemding daarvan.
4.35.
De rechtbank komt dan nu toe aan de beoordeling van de vorderingen zelf.
De aansprakelijkheid van [gedaagde] tegenover [eisers] op grond van onrechtmatige daad
4.36.
In de kern hebben [eisers] aangevoerd dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover hen heeft gehandeld door een samenhangend geheel van handelingen, meer in het bijzonder:
  • i) door de aandelen in door hen gehouden vennootschappen, onder zijn regie, en door tussenkomst van het door hem gecontroleerde Economische Gerecht in Moldavië, te (doen) ontvreemden (
  • ii) door deze aandelen vervolgens buiten hun zicht te brengen en onder te brengen in de vennootschap OPF, een dochtervennootschap van de door hem gecontroleerde vennootschap OPH, waarvan [gedaagde] de UBO is;
  • iii) door deze aandelen daarna door OPH te laten verkopen aan een derde, [naam 14] , en de opbrengst daarvan voor zichzelf (respectievelijk voor OPH) te behouden.
Aldus handelend heeft hij, primair, [eisers] onrechtmatig hun eigendom ontnomen althans, subsidiair, via OPH bewust geprofiteerd van deze ontneming.
4.37.
[gedaagde] heeft zich beperkt tot algemeen geformuleerde ontkenningen. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat hij geen bestuurder of aandeelhouder is van OPH en dat hem niet persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van eventueel onrechtmatig handelen door OPH.
4.38.
Bij de beoordeling van dit onderdeel van het partijdebat herinnert de rechtbank eraan dat, voor zover het gerechtshof Amsterdam in zijn beide hiervoor in 4.3 vermelde arresten tot beoordelingen is gekomen die op zichzelf, indirect, in het nadeel van [gedaagde] zijn, de eisen van een goede procesorde meebrengen dat inmiddels van hem een (nadere) verduidelijking mag worden verwacht, voor zover tussen partijen geschilpunten bestaan die het gerechtshof in deze procedures in het nadeel van [gedaagde] of OPH heeft beslist mede op de grond dat zij geen, of onvoldoende duidelijke, standpunten hebben ingenomen over door [eisers] verdedigde stellingen. Voor zover [gedaagde] dit nog steeds nalaat en zich in de hoofdzaak (opnieuw) beperkt tot ontkenningen, zullen zijn desbetreffende standpunten of verweren thans, als onvoldoende gemotiveerd, worden gepasseerd. Onder de gegeven omstandigheden is het immers in strijd met de voormelde eisen om alle kaarten tegen de borst te houden en af te wachten in hoeverre [eisers] in staat zijn de juistheid van hun stellingen te bewijzen.
4.39.
De rechtbank acht de hiervoor in 4.36
onder (i)genoemde ontvreemding van de daar bedoelde aandelen én de daarover gevoerde regie door [gedaagde] , voorshands voldoende aannemelijk. Het gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arrest van 16 juli 2019 immers onder meer geoordeeld:
• dat de desbetreffende, voor het Economische Gerecht gevoerde, zaken op de rol van dat Gerecht kennelijk zijn geantedateerd (rov 3.17);
• dat de betekening van de dagvaarding in die zaken voor de desbetreffende zittingen niet heeft plaatsgevonden (rov 3.18 - 3.19);
• dat de desbetreffende vonnissen in een aantal opzichten grote overeenkomsten vertonen, terwijl de daarin genomen beslissingen gemeen hebben dat nauw aan [gedaagde] gelieerde (rechts)personen als eisers zijn opgetreden en hun vorderingen toegewezen hebben gekregen (rov 3.20);
• dat aannemelijk is dat de kamers die in de desbetreffende zaken in hoger beroep en in cassatie hebben beslist niet, zoals wettelijk is voorgeschreven, willekeurig waren samengesteld (rov 3.21).
4.40.
Aan deze oordelen van het gerechtshof heeft op onderdelen mede de door [eisers] in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [naam 24] bijgedragen, de toenmalige voorzitter van het desbetreffende Economische Gerecht, welke verklaring is geciteerd onder 2.14 van het tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam van 27 november 2018 (en in dit vonnis is aangehaald onder 2.18). In deze getuigenverklaring staat onder meer (in het Nederlands vertaald) dat [gedaagde] aan het einde van 2009 de complete controle over het justitieel systeem in Moldavië had en daarbij gebruik maakte van blackmail, bedreigingen, beloften en beloningen. Verder maakt de getuige melding van een reis van hemzelf en [gedaagde] naar Rome in 2009, waar hij, “
under blackmail” aan [gedaagde] heeft beloofd dat hij “
would resolve the issue of taking the Victoriabank shares away from [eiser 1] and [eiser 2]”. Verder bevestigde de getuige, kort gezegd, dat de desbetreffende vonnissen “
were actually fabricated in the course of 1 month”. Aan het slot van zijn verklaring betuigt [naam 24] spijt over zijn medeplichtigheid aan deze gang van zaken, maar voegt hij toe dat hij gedwongen was daaraan zijn medewerking te verlenen “
under pression of crude blackmail and threats.” Hij verklaart zich bereid verdere details op te helderen “
subject to the safety of my family and me”.
4.41.
[gedaagde] is op geen van deze feiten en omstandigheden nader ingegaan, hoewel dat - zoals gezegd - onder de gegeven omstandigheden wel van hem had mogen worden verwacht. Daarom staan zij voorshands ook in dit geding vast. Hieraan doet niet of onvoldoende af dat [naam 24] naderhand een verklaring heeft afgelegd van de strekking dat hij de door [eisers] in het geding gebrachte verklaring niet [als de zijne] herkent. In zijn zojuist kort samengevatte verklaring wordt immers enkele malen melding gemaakt van
blackmail and threatsterwijl de getuige zich, blijken de geciteerde slotzin van de verklaring, kennelijk bovendien zorgen maakt over de veiligheid van zijn familie en hemzelf. Onder deze omstandigheden komt aan zijn latere ontkenning dat hij die verklaring heeft afgelegd, voorshands onvoldoende betekenis toe.
4.42.
De juistheid van de hiervoor onder 4.36
onder (ii)genoemde omstandigheid, dat de aanvankelijk aan [eisers] toebehorende aandelen vervolgens zijn ondergebracht in de vennootschap OPF, een dochtervennootschap van de OPH, ligt besloten in de rov 2.7-2.10 van het tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam van 27 november 2018. In dit geding is [gedaagde] daarop niet teruggekomen, zoals van hem verwacht mocht worden als hij niet wenste dat daarvan ook in dit geding voorshands zou worden uitgegaan. Voorts is hiervoor in 4.4 al overwogen dat in dit geding mede tot uitgangspunt dient dat [gedaagde] de UBO van OPH is.
4.43.
Ten aanzien van hetgeen hiervoor in 4.36
onder (iii)is vermeld heeft te gelden dat het gerechtshof Amsterdam in zijn voormelde tussenarrest van 27 november 2018 heeft vastgesteld dat OPH op 15 december 2011 de aandelen in OPF heeft verkocht en geleverd aan [naam 14] , die daarvoor een koopprijs van $ 75 of 80 miljoen heeft betaald. Ook daarop is [gedaagde] in dit geding niet teruggekomen, zodat de juistheid daarvan tussen partijen vaststaat.
4.44.
Uit hetgeen hiervoor in 4.37-4.43 is overwogen, volgt dat de juistheid van de hiervoor in 4.36 onder (i) vermelde stelling van [eisers] tussen partijen voorshands vaststaat en dat hun stellingen onder (ii) en (iii) zijn bewezen. Hieruit volgt dat voorshands vaststaat dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eisers] op de door hen gestelde wijze. Overeenkomstig zijn aanbod zal [gedaagde] tot tegenbewijs worden toegelaten tegen de juistheid van de stelling van [eisers] als vermeld in 4.36 onder (i).
4.45.
Aan het vorenstaande doen de door [gedaagde] aangevoerde verweren dat hij geen bestuurder of aandeelhouder is van OPH en dat hem niet persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van eventueel onrechtmatig handelen door OPH, niet af.
De omstandigheid dat hij geen bestuurder of aandeelhouder is van OPH is niet relevant omdat hij niet door [eisers] in die hoedanigheid aansprakelijk wordt gesteld voor de ontvreemding van hun aandelen. Zij verwijten [gedaagde] dat hij als privé persoon onrechtmatig tegenover hen heeft gehandeld, en daarbij van OPH gebruik heeft gemaakt als instrument.
Ook de gestelde omstandigheid dat [gedaagde] niet persoonlijk een
ernstigverwijt kan worden gemaakt van onrechtmatig handelen door OPH, is - indien al juist - niet relevant. De maatstaf van een persoonlijk ernstig verwijt past immers bij de aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap, maar zoals hiervoor een en andermaal is overwogen, wordt [gedaagde] niet in die hoedanigheid door [eisers] aansprakelijk gesteld.
De aansprakelijkheid van [gedaagde] tegenover [eisers] op grond van ongerechtvaardigde verrijking
4.46.
[eisers] hebben mede gesteld dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt doordat hun ontvreemde aandelen onder zijn regie zijn ingebracht in OPF, welke vennootschap vervolgens door haar moedervennootschap OPH aan een derde is verkocht voor $ 75 of 80 miljoen.
4.47.
Ook op deze grondslag is de vordering in beginsel toewijsbaar. De verarming van [eisers] , gelegen in de ontvreemding van hun aandelen, staat immers vast. Hetzelfde geldt voor de verrijking van [gedaagde] , die immers de UBO is van OPH (zie hiervoor in 4.4). Uit het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 12 september 2017, rov. 3.6, dat in dit geding door [gedaagde] niet opnieuw ter sprake is gebracht, laat staan bestreden, volgt dat aannemelijk is dat het hier gaat om dezelfde aandelen, zodat ook het causaal verband tussen de verarming van [eisers] en de verrijking van [gedaagde] in dit geding vaststaat (zie immers mede hiervoor in 4.3). Enige rechtvaardiging voor deze verrijking is in dit geding niet door [gedaagde] gesteld en evenmin gebleken.
4.48.
[gedaagde] heeft de volgende verweren aangevoerd. Ten eerste heeft hij betoogd dat hij niet is verrijkt omdat hij geen partij was in de Moldavische procedures. Dit verweer faalt omdat deze omstandigheid niet van belang is bij de beoordeling van de onderhavige grondslag van de vordering. Verder heeft hij gesteld dat hij nooit juridisch eigenaar is geworden van de desbetreffende aandelen en dat hij geen aandeelhouder was of is van OPH. Ook deze omstandigheden zijn echter niet van belang voor de beoordeling van de onderhavige grondslag van de vordering. Daarnaast heeft hij opgemerkt dat hij niet de UBO was van OPH. Dit verweer stuit af op hetgeen hiervoor in 4.4 is overwogen. Ten slotte heeft hij aangevoerd dat het ervoor moet worden gehouden dat een eventuele verarming van [eisers] zal worden opgeheven met de schadestaatprocedure tegen OPH. Dit verweer slaagt ook niet, omdat de omvang van de vergoeding eerst in de schadestaatprocedure tussen [eisers] en [gedaagde] aan de orde komt en op dit moment nog niet kan worden vastgesteld dat het nadeel van [eisers] volledig zal worden opgeheven met het resultaat van de schadestaatprocedure tegen OPH, reeds omdat niet duidelijk is of OPH (voldoende) verhaal zal bieden.
4.49.
De vordering, voor zover gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking, is dus toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
laat [gedaagde] toe feiten of omstandigheden te bewijzen waardoor het onder 4.39-4.41 bedoelde, voorshands geleverde, bewijs wordt ontzenuwd dat de hiervoor in 4.36 onder (i) bedoelde aandelen die door [eisers] werden gehouden, onder zijn ( [gedaagde] ) regie, en door tussenkomst van het door hem gecontroleerde Economische Gerecht in Moldavië, zijn ontvreemd;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 november 2021voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
5.3.
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct (op de rolzitting van 3 november 2021) in het geding moet brengen;
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met mei 2022 direct moet opgeven, waarna een dag en tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. J.T. Kruis in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 280;
5.6.
bepaalt dat beide partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzitter, en mr. E. de Rooij en mr. J.T. Kruis, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021. [5]
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is dit vonnis ondertekend door de jongste rechter.