Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het [naam] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
- mr. E.P.H. van Esser namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
- [woordvoerder] namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
- mr. V.H. Hammerstein namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] ;
- de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
- mr. J. de Wit namens de benadeelde partij [slachtoffer 4] ;
- de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
2.Inleiding
3.Tenlasteleggingen
Zaak B
4.Voorvragen
5.Waardering van het bewijs
- de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] (zaak A, feit 2 primair);
- de straatroof op [slachtoffer 6] (zaak A, feit 3 primair);
- het voorhanden hebben van een pistool en munitie (zaak A, feit 6);
- de poging tot afpersing van [slachtoffer 7] (zaak B, feit 2 eerste cumulatief/alternatief);
- de straatroof op [slachtoffer 2] (zaak B. feit 4 eerste cumulatief/alternatief);
- de straatroof in vereniging op [slachtoffer 3] (zaak C, feit 1).
- de straatroof op [slachtoffer 1] (zaak A, feit 1);
- de mishandeling van [slachtoffer 1] met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge (zaak A, feit 2 meer subsidiair).
zaak Aacht de rechtbank het als feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dit betekent dat verdachte zich (met anderen) schuldig heeft gemaakt aan een straatroof op [slachtoffer 1] met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge en zware mishandeling van [slachtoffer 1] . Van het overige zal verdachte worden vrijgesproken.
zaak Bacht de rechtbank het als feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dit betekent dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan drie straatroven op [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 8] , een poging daartoe op [slachtoffer 7] en mishandeling van [slachtoffer 7] . Van het overige zal verdachte worden vrijgesproken.
zaak Czal verdachte van beide feiten worden vrijgesproken.
.De rechtbank interpreteert deze bewoordingen in het licht van de context waarin verdachte dat zegt (de verdachten zitten in de auto en zijn op zoek naar slachtoffers die ze van hun horloge kunnen beroven) zo dat verdachte het gebruik van twee scooters de beste manier vindt om mensen (van hun horloge) te beroven. Op de camerabeelden is zichtbaar dat bij de beroving van [slachtoffer 4] en haar vriendin de daders op deze manier te werk zijn gegaan. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte een van de daders is geweest.
6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
7.Motivering van de straf
8.Beslag
9.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
[slachtoffer 4] € 15.400,-
[slachtoffer 2] € 25.500,-
Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 150,-
Jas € 424,15
Implantaten € 13.500,-
Overige (niet vergoede) medische kosten € 1.557,41
10.Tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
- in zaak A als feit 2 primair, feit 3, feit 5 en feit 6 tenlastegelegde;
- in zaak B als feit 2 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde en feit 4 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde;
- in zaak C als feiten 1 en 2 tenlastegelegde
[verdachte], daarvoor strafbaar.
5 (vijf) jaren.
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van € 38.727,01 (achtendertigduizendzevenhonderdzevenentwintig euro en één cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 februari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 13.727,01 (dertienduizendzevenhonderdzevenentwintig euro en één cent) aan materiële schade en € 25.000,- (vijfentwintigduizend euro) aan immateriële schade.
[slachtoffer 4]toe tot een bedrag van € 15.400,- (vijftienduizendvierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 november 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 14.400,- (veertienduizendvierhonderd euro) aan materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan immateriële schade.
[slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 25.500,- (vijfentwintigduizendvijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 december 2016) tot aan de dag van de algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 3]en
[slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
mrs. A.K. Glerum en M. van der Kaay, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,