In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel was toegebracht aan het slachtoffer. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van 9 november 2017, waarin de politierechter een taakstraf had opgelegd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 november 2016 in IJmuiden, waar de verdachte de aangever, [slachtoffer], een vuistslag op de mond gaf, wat resulteerde in het verlies van twee voortanden en andere verwondingen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 juli 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. Het hof oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de mishandeling met zwaar lichamelijk letsel, werd wel bewezen verklaard. Het hof concludeerde dat de reactie van de verdachte niet voldeed aan de vereisten van proportionaliteit, en verwierp het beroep op noodweer.
De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de impact op het slachtoffer, die aanzienlijke lichamelijke schade had opgelopen. Het hof benadrukte dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.