Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de originele dagvaarding van 9 juli 2018, met producties,
- het bij het verstek gewezen vonnis van 22 augustus 2018 van de rechtbank Amsterdam met zaaknummer C/13/651696 / HA ZA 18-752,
- de verzetdagvaarding tevens eis in reconventie van DW van 27 november 2018, met producties,
- het tussenvonnis van 17 april 2019, waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van comparitie van 6 augustus 2019 met de daarin genoemde stukken.
- de akte eiswijziging van [eiser] van 18 september 2019, die door de rechtbank is geweigerd waarna de zaak voor vonnis is verwezen,
2.De feiten
€ 56.000,-, en dat dit geëxecuteerd kan worden. [naam 1] heeft daarnaast aangeraden contact op te nemen met [naam architect] , de door [eiser] ingeschakelde architect, dan wel [eiser] . Hierna heeft [naam 2] gebeld met [naam architect] en ook over het vonnis gesproken.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
NJ1913, p. 692 en rechtbank ’s-Hertogenbosch 22 april 1921,
NJ1922, p. 1013 (nr. 2)).
€ 1.074,00 (1 punt x tarief € 1.074).
NJ1987/406 (
[partijnamen]) en Rechtbank Amsterdam 28 november 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BC2661,
NJF2008/80.)
5.De beslissing
mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2019. [1]