ECLI:NL:RBAMS:2007:BC2661
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in onroerend goed zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2007 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiseres in conventie, Heitma Holding B.V., had verzet aangetekend tegen een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis dat in de plaats treedt van een notariële akte voor de levering van onroerend goed. De rechtbank heeft het verzet niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals vereist door artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank benadrukte dat de wettelijke regeling beoogt rechtszekerheid te waarborgen en dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid niet afhankelijk is van de omstandigheden van het geval.
De reconventionele vordering van [A] Holding c.s. werd afgewezen, omdat er een onlosmakelijk verband bestond tussen deze vordering en de veroordeling in het verstekvonnis. De rechtbank oordeelde dat de reconventionele vordering niet los kon worden gezien van de conventionele vordering, die in het dictum van het verstekvonnis was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat de niet-ontvankelijkheid van het verzet ook van toepassing was op de reconventionele vordering, omdat deze samenhing met de conventionele vordering.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de omstandigheden die door [A] Holding c.s. werden aangevoerd, niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de kosten van het verzet en de reconventionele procedure aan de zijde van Heitma begroot en [A] Holding c.s. veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad van de kostenveroordeling bepaald.