Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het verlenen van verstek tegen VDM,
- het tussenvonnis van 23 mei 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 20 september 2018,
- het rolbericht van 1 oktober 2018 zijdens [gedaagde sub 2] houdende enkele opmerkingen op het proces-verbaal,
- het rolbericht van 2 oktober 2018 zijdens Tranquillitas houdende enkele opmerkingen op het proces-verbaal.
2.De feiten
LENINGOVEREENKOMST(…)
1.LENING
3.RENTE
4.LOOPTIJD VAN DE LENING
Bijlagebij deze Leningsovereenkomst is de ondertekende pandakte bijgevoegd.
1.Functie en bevoegdheden
after saleswerkzaamheden) vooral in het buitenland, ter plaatse van de door de klanten gekochte jachten.
Freezing Injunction’). Op 28 maart 2017 is bij VDM een
receivernaar Engels recht benoemd, dat wil zeggen een persoon die ten behoeve van een private partij (‘ [naam partij] ’) toezicht houdt op de zekerheden die ten gunste van laatstgenoemde door VDM zijn gegeven. Er is geen sprake van de situatie dat VDM – in Nederlands-rechtelijke termen gezegd – in staat van faillissement is verklaard. De activiteiten van VDM liggen evenwel stil in afwachting van nadere financiering ter verhelping van de bestaande liquiditeitsproblemen dan wel vereffening van het vermogen. [gedaagde sub 2] staat in relatie tot de vennootschap buitenspel sedert de oplegging van de Freezing Injunction.
3.Het geschil
- i) € 379.507,35 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 december 2016 tot de dag der algehele voldoening,
- ii) € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de gewone wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot de dag der algehele voldoening,
- iii) € 3.160,79 aan kosten van conservatoir beslag en
- iv) de (na)kosten van het geding, te vermeerderen met de gewone wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis,
4.De beoordeling in de zaak tegen VDM
inzake de rechtsmacht
5.De beoordeling in de zaak tegen [gedaagde sub 2]
inzake de geldigheid van de dagvaarding
bondte laten uitgeven, hetgeen een aanwijzing is dat het formele bestuur van de vennootschap niet daadwerkelijk het beleid bepaalde.
zowelvoor zover Tranquillitas betalingsonwil aan de zijde van VDM/ [gedaagde sub 2] stelt (waarbij mede van belang is dat niet alleen de uitgaven aan andere al dan niet exorbitante zaken hebben plaatsgevonden, maar óók de voornoemde betalingen aan Tranquillitas)
alsvoor zover Tranquillitas aan VDM/ [gedaagde sub 2] het verwijt maakt dat er selectief door de vennootschap is betaald (er is geen peildatum gesteld vanaf wanneer er selectief is betaald – wat in beginsel mag – terwijl dat vanwege een aanstaand faillissement onoorbaar was). Ten slotte wordt nog opgemerkt dat als het zo is dat [gedaagde sub 2] heeft bewerkstelligd dat VDM haar verplichtingen tot instandhouding van het pandrecht heeft geschonden, daarmee op zichzelf nog geen schade vast staat (vgl. de uitspraak die de Hoge Raad in het kader van een ‘sub (i)’-geval [Beklamel] deed: Hoge Raad 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627, rechtspraak.nl).