ECLI:NL:HR:2016:394

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
10 maart 2016
Zaaknummer
14/06071
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en toepasselijkheid van Nederlands of Arubaans recht in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van bestuurders. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 19 augustus 2014 uitspraak deed in de onderliggende zaak. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties samengevat, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof. De kern van de zaak betreft de vraag of het hof ambtshalve de aansprakelijkheid had moeten beoordelen naar Arubaans recht, in plaats van Nederlands recht.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder, Boekel de Nerée N.V., zijn begroot op een totaal van € 4.829,34.

Deze uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en het handhaven van de rechtszekerheid, door te bevestigen dat de eerder genomen beslissingen van lagere rechters in deze zaak correct zijn geweest.

Uitspraak

11 maart 2016
Eerste Kamer
14/06071
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
BOEKEL DE NERÉE N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en BDN.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 491756/HA ZA 11-1787 van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011, 21 maart 2012 en 5 december 2012;
b. het arrest in de zaak 200.124.642/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 augustus 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
BDN heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor BDN toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van15 januari 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van BDN begroot op € 2.629,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 maart 2016.