Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
11 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aansprakelijkheid van bestuurders. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 19 augustus 2014 uitspraak deed in de onderliggende zaak. De Hoge Raad heeft de relevante feiten en het verloop van het geding in feitelijke instanties samengevat, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof. De kern van de zaak betreft de vraag of het hof ambtshalve de aansprakelijkheid had moeten beoordelen naar Arubaans recht, in plaats van Nederlands recht.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder, Boekel de Nerée N.V., zijn begroot op een totaal van € 4.829,34.
Deze uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en het handhaven van de rechtszekerheid, door te bevestigen dat de eerder genomen beslissingen van lagere rechters in deze zaak correct zijn geweest.