ECLI:NL:RBAMS:2018:222

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
13.752051-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Krakow, Third Criminal Division, op 26 augustus 2016. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1991 en thans gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van een strafbaar feit dat onder de Poolse wetgeving valt. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare zitting op 4 januari 2018.

De verdediging heeft betoogd dat de overlevering zou leiden tot een schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, omdat het Poolse rechtssysteem niet meer voldoet aan de eisen van een rechtsstaat. De rechtbank erkent dat er zorgelijke ontwikkelingen zijn in Polen, maar oordeelt dat de huidige situatie, mede door de lopende artikel 7-procedure van de EU, niet leidt tot een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding voor drie maanden af, omdat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en staat de overlevering toe. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.752051-17
RK-nummer: 17/7448
Datum uitspraak: 18 januari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 augustus 2016 door
the District Court in Krakow, Third Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 januari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M.R. Slaghekke, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable pre-trial decision, uitgevaardigd op
10 augustus 2012 door
the Regional Court in Krakow, Eleventh Criminal Division, met zaaknummer XI Kp 350/12/P.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Polen strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Dreigende schending van de fundamentele rechten van de opgeëiste persoon

Door de raadsvrouw is betoogd, zakelijk weergegeven, dat indien de opgeëiste persoon aan Polen wordt overgeleverd, hij het risico loopt om het slachtoffer te worden van een schending van, naar de rechtbank begrijpt, artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘Handvest’). De reden hiervoor is dat het rechtssysteem van Polen niet meer voldoet aan de eisen van een rechtsstaat. De hervorming van de rechterlijke macht heeft tot een inbreuk op het beginsel van de scheiding der machten geleid. De rechterlijke macht in Polen is onder de volledige politieke controle van de regering gebracht. Intussen is de Europese Commissie een zogeheten ‘artikel 7-procedure’ gestart, wat niet eerder in de geschiedenis van de Europese Unie (‘EU’) is gebeurd. Dit onderstreept de uitzonderlijkheid en de ernst van de situatie.
De overleveringsprocedure is gebaseerd op vertrouwen tussen de EU-lidstaten in elkaars rechtssysteem. De ‘artikel 7-procedure’ doorkruist dit vertrouwen en leidt ertoe dat geen opgeëiste personen meer aan Polen zouden moeten worden overgeleverd, nu inwilliging tot schending van onder andere het recht op een eerlijk proces zal leiden. Dat geldt zeker als het EAB zoals in dit geval is gericht op een berechting die nog moet plaatvinden.
Subsidiair wordt om aanhouding voor een termijn van tenminste drie maanden verzocht, teneinde te bezien of de Poolse autoriteiten de aanbevelingen van de Europese Commissie zullen naleven.
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer geconcludeerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een zorgelijke ontwikkeling in Polen. Op dit moment is binnen EU-verband echter de artikel 7-procedure gestart en is door de Europese Commissie een nieuwe aanbeveling inzake de rechtsstaat tot Polen gericht. Deze inspanningen strekken er toe te voorkomen dat de door de raadsvrouw geschetste situatie in de verdere toekomst zou kunnen ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bij de huidige stand van zaken niet worden geoordeeld dat overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen tot een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, in het bijzonder artikel 47 Handvest, zal leiden.
In het licht van dit oordeel zal de rechtbank ook het subsidiair gedane aanhoudingsverzoek afwijzen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Krakow, Third Criminal Divisionten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.