Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Katowice(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
on imposing detention on remand, uitgevaardigd door
the Katowice-Wschód District Court in Katowice, met kenmerk: V Kp 613/17.
4.Strafbaarheid
5.Onschuldverweer
Offence IIomschreven feit niet kan hebben gepleegd, omdat hij van oktober 2005 tot en met oktober 2007 in Polen gedetineerd was. De raadsman verwijst hierbij naar een Poolse – niet-vertaalde – bijlage bij zijn pleitaantekeningen.
6.De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a OLW
7.Beroep op mensenrechtenschendingen
8.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW
- het onderzoek is in Polen aangevangen;
- de bewijsmiddelen bevinden zich in Polen;
- verdovende middelen werden in Polen in beslag genomen;
- één of meer medeverdachten werden elders (in IJsland) aangehouden.
- Welke instantie legt de toets van artikel 4 lid 7 onder a Kaderbesluit EAB aan en in het geval dat dit de rechtbank is, is die toets dan beperkt tot een marginale toets?
- Spelen humanitaire gronden een rol in die toets?
- Welke rol speelt de sociale re-integratie van de opgeëiste persoon in deze toets?
- Speelt de Petruhhin-jurisprudentie een rol in de aan te leggen toets? In die zin dat wanneer de opgeëiste persoon onderdaan is van, dan wel geworteld is in een derde lidstaat (niet zijnde de uitvaardigende of uitvoerende lidstaat) en het feit mede gepleegd is op het grondgebied van die lidstaat, die lidstaat op de hoogte gebracht dient te worden en in voorkomend geval op verzoek van deze laatste lidstaat (deze persoon door de uitvoerende lidstaat) aan hem dient over te leveren (vgl. het antwoord op vraag 1 inz. Petruhhin, d.d. 6 september 2016, C182/15, ECLI:EU:C:2016:630)?
Popławski), punten 20-21). Een marginale toetsing van de vordering van de officier van justitie is daarmee niet onverenigbaar.
feitelijkeoverlevering. Voorts overweegt de rechtbank dat het Kaderbesluit voorziet in de mogelijkheid om gewicht toe te kennen aan de kansen op sociale re-integratie van de opgeëiste persoon in artikel 4, punt 6, en artikel 5, punt 3; aan deze bepalingen is in Nederland uitvoering gegeven in artikel 6, vijfde lid, OLW. Op grond van deze systematiek ziet de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat humanitaire omstandigheden en sociale re-integratie ook een rol kunnen spelen bij de toepassing van artikel 4, punt 7, van het Kaderbesluit waaraan artikel 13 OLW uitvoering geeft. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met het feit dat art. 4, punt 7, Kaderbesluit een uitzondering is (weigering van de tenuitvoerlegging van het EAB) op de hoofdregel (tenuitvoerlegging van het EAB). De uitzondering moet strikt worden uitgelegd [2] .
uitleveringaan een
derde land(niet zijnde de uitvaardigende of de uitvoerende lidstaat) en dat een uitleveringsverzoek van een derde land thans niet aan de orde is zodat deze vraag reeds daarom buiten het beoordelingskader van onderhavig EAB valt.
9.Aanhoudingsverzoek
mogelijkook zal verzoeken tot overlevering van de opgeëiste persoon.
10.Slotsom
11.Toepasselijke wetsartikelen
12.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowiceten behoeve van het in Polen tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.