ECLI:NL:PHR:2025:926

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
23/02546
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en redelijke termijn in hennepstekkenhandel

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 2 september 2025, betreft het een conclusie van de procureur-generaal over profijtontneming in het kader van een hennepstekkenhandel. De betrokkene, geboren in 1969, werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak draait om de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van hennepstekken, waarbij het hof de periode van 8 december 2016 tot en met 17 januari 2017 als relevant beschouwde. Het hof baseerde de berekening van het voordeel op concrete verkoopinformatie uit een agenda en sms-berichten, waarbij het aantal verkochte hennepstekken werd vastgesteld op 21.041. De bruto opbrengst werd berekend op € 79.281,50, waarna kosten van € 50.161,25 in mindering werden gebracht, resulterend in een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van € 29.120,25. De betrokkene voerde aan dat de berekening van het voordeel niet correct was en dat de kosten niet goed waren vastgesteld. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie faalden en dat de redelijke termijn in deze zaak was overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf tot vernietiging van de uitspraak. De zaak heeft ook samenhang met een andere zaak (23/02549).

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02546 P
Zitting2 september 2025
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 28 juni 2023 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 29.120,00 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 582 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaak 23/02549. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. S.P.H. Brinkman, advocaat in 's‑Hertogenbosch, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
In de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak, waarin ik vandaag eveneens concludeer, heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de betrokkene bij arrest van 28 juni 2023 veroordeeld wegens 1. ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel’ en 2. ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’.
De middelen betreffen de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Voordat ik de middelen bespreek, geef ik de overwegingen van het hof met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de aanvulling op het verkorte arrest en relevante passages uit de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota weer.
’s Hofs overwegingen, de aanvulling op het verkorte arrest en de overgelegde pleitnota
6. Het hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen (met weglating van verwijzingen):

Schatting van het voordeel
Het hof berekent het voordeel overeenkomstig het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 36e d.d. 18 april 2017 (hierna: het rapport) waarbij onder meer is uitgegaan van de Notitie wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij d.d. 2 juni 2014 (hierna: de notitie).
Periode
In het rapport heeft de politie de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de concrete verkoopinformatie uit de agenda van [A] waarin de bestellingen van hennepstekken werden genoteerd. Deze verkoopinformatie betreft de periode van 8 december 2016 tot en met 17 januari 2017.
Het hof heeft in het hiervoor vermelde arrest in de strafzaak met parketnummer 20-001908-21 met betrekking tot feit 1, het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet, een langere periode bewezenverklaard, namelijk van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017. Nu echter over de periode van 19 september 2016 tot 8 december 2016 geen gedetailleerde verkoopinformatie beschikbaar is zal het hof in het voordeel van de veroordeelde bij de berekening van het wederrechtelijk voordeel uitgaan van de in het rapport onderzochte en gerelateerde periode van 8 december 2016 tot en met 17 januari 2017.
Aantal verkochte hennepstekken
Na analyse van de verkoopinformatie vermeld in de aangetroffen agenda en in een aantal sms-berichten die zijn aangetroffen op de inbeslaggenomen telefoons is door de politie het aantal minimaal verkochte hennepstekken berekend. Het hof sluit zich evenals de rechtbank aan bij deze berekening en de daaraan ten grondslag liggende motivering.
Het hof gaat er derhalve van uit dat in de periode van 8 december 2016 tot en met 17 januari 2017 ten minste zijn verkocht:
- van het soort Amnesia: 17.135 hennepstekken;
- van het soort Bubbles: 3.906 hennepstekken.
Totaal: 21.041 hennepstekken
Verkoopopbrengst hennepstekken
Evenals de rechtbank zal het hof voor de bepaling van de verkoopprijzen geen aansluiting zoeken bij het rapport van de politie. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van alle verkochte Amnesia hennepstekken in het voordeel van de betrokkene moet worden aangesloten bij de verkoopprijs die is gehanteerd bij de pseudokoop op 6 januari 2017. Tijdens deze pseudokoop is door [betrokkene 1] , medewerker van de betrokkene, medegedeeld dat het een rustige periode was en dat de hennepstekken daarom voor € 4,00 per stuk konden worden aangeboden. Gelet op de relatief korte periode die bij de berekening van het wederrechtelijk voordeel wordt gehanteerd en de verkoopprijzen niet in de zwarte agenda zijn genoteerd, zal het hof uitgaan van de door [betrokkene 1] genoemde verkoopprijs. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat er in de betreffende periode andere verkoopprijzen zouden zijn gehanteerd.
Met betrekking tot de verkoopprijs van de Bubbles-hennepstekken sluit het hof aan bij het sms-bericht van 7 januari 2018, waarin wordt vermeld dat de verkoopprijs € 3,00 per stuk is, maar dat ze voor € 2,75 per stuk aangeboden kunnen worden, met welke prijs ook akkoord wordt gegaan. Ook ten aanzien van de Bubbles-hennepstekken zijn in de zwarte agenda geen verkoopprijzen van de bestellingen genoteerd, waardoor er geen verdere aanknopingspunten zijn dat er in de periode van 8 december 2016 tot en met 17 januari 2017 andere prijzen dan € 2,75 per stuk zouden zijn gehanteerd.
Bruto opbrengst
In totaal werden in de periode van 8 december 2016 tot en met 17 januari 2017 besteld en geleverd: 17.135 hennepstekjes A (soort: Amnesia) en 3.906 hennepstekjes B (soort: Bubbles).
De berekening van het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel voor de hennepstekjes A (Amnesia) luidt dan als volgt:
17.135 x € 4,00 = € 68.540,00
De berekening van het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel voor de hennepstekjes B (Bubbles) luidt dan als volgt:
3.906 x € 2,75 = € 10.741,50
Totale bruto opbrengst A + B = € 79.281,50
Op grond van het voorgaande bedraagt het totaal bruto wederrechtelijk verkregen voordeel€ 79.281,50.
Kosten
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag derhalve de kosten, die in directe relatie staan met het delict en als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
In het voormelde rapport d.d. 18 april 2017 wordt gerelateerd dat tijdens het politieonderzoek Bilbao een aantal keren is gezien dat kort voordat bestellingen aan een koper worden overgedragen een aantal dozen met hennepstekken bij een loods op de [a-straat 1] te [plaats] worden afgeleverd. Nu niet is vastgesteld dat de betrokkene en zijn medeplegers zich bezig hielden met het telen van de hennepstekken zal het hof ervan uitgaan dat [A] als een tussenhandelaar zoals bedoeld in de notitie dient te worden beschouwd. Uit de notitie volgt dat in het geval dat een stekkenkweker zijn stekken verkoopt aan een tussenhandelaar, het gemiddelde aankoopbedrag per hennepstekje € 1,00 is.
Gelet op het voorgaande bedragen de aanschafkosten voor 21.041 hennepstekken:

21.041 x € 1,00 is € 21.041,00

Uit het dossier komt naar voren dat de veroordeelde in ieder geval [betrokkene 1] en [betrokkene 7] als werknemers in dienst had en hen dus loon moet hebben betaald. Specifieke informatie over de hoogte van het loon ontbreekt echter.
Het hof schat het aandeel van de loonbetalingen aan de werknemers op de helft van het bedrag dat overblijft na aftrek van de aanschafkosten (welk bedrag € 79.281,50 minus € 21.041,00 = 58.240,50 bedraagt), te weten:
€ 29.120,25.
De totale kosten bedragen dan
€ 21.041,00 (aanschafkosten) en € 29.120,25 (loonkosten) te weten:€ 50.161,25.
Conclusie:
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt aldus:
€ 79.281,50 (bruto opbrengst) minus € 50.161,25 (kosten) = € 29.120,25
Gezien het voorgaande stelt het hof het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 29.120,25, afgerond€29.120,00.
Toerekening
Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd zal de vast te stellen betalingsverplichting door betrokkene aan de Staat niet hoofdelijk worden opgelegd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit het dossier niet gebleken is dat de medeplegers van [betrokkene] naast het salaris dat zij van hem ontvingen nog andere inkomsten hadden uit de hennephandel via [A] waar betrokkene de scepter zwaaide.
Het hof stelt voorop dat hoofdelijke toerekening zich enkel kan voordoen indien het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zodanige duidelijke aanwijzingen bevatten dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat twee of meer, bekende of onbekende, daders gezamenlijk de beschikking hebben of gedurende zekere tijd de beschikking hebben gehad over de gehele opbrengst van het strafbare feit en de betrokkene als een van die daders geen, dat vermoeden ontzenuwende, gegevens daaromtrent verschaft. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
Het hof gaat ook niet mee in het standpunt van de verdediging dat slechts een vierde deel van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene zou moeten worden toegerekend. Dat de betrokkene door zijn medewerkers geholpen werd bij de handel in hennepstekken doet niet af aan de omstandigheid dat hij de omzet van deze handel volledig incasseerde en hen als medewerkers, maar niet meer dan dat, betaalde. Als hiervoor overwogen heeft het hof met die kosten rekening gehouden door de omzet na aftrek van de kosten te halveren, nu er wel wat informatie over de hoogte van de betaling aan twee van de werknemers is, maar precieze cijfers over betalingen en periode aan de werknemers ontbreken.’
7. De aanvulling op de verkorte uitspraak houdt onder meer het volgende in (met weglating van verwijzingen):

1. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ex. artikel 36e, lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (…), voor zover inhoudende als bevindingen van rapporteur [verbalisant 1] :
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier, Senior Tactische Opsporing werkzaam bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant, verklaar het volgende:
Op 19 september 2016 werd door de Dienst Regionale Recherche van de Politie Zeeland-West-Brabant een opsporingsonderzoek gestart op verdenking van hennepstekjeshandel onder de naam Bilbao tegen de verdachte: [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1969.
Gedurende dit opsporingsonderzoek zijn meerdere observaties uitgevoerd, waarbij de verdenking van handel in hennepstekjes naar voren kwam. De handel in hennepstekjes vond plaats vanuit het bedrijf [A] . Het bedrijf [A] staat bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als eenmanszaak, waarbij [betrokkene] de eigenaar is.
Buiten de verschillende observaties, die inzichtelijk hebben gemaakt dat er handel in hennepstekjes plaatsvond vanuit het bedrijf [A] , heeft er op vrijdag 6 januari 2017 een pseudokoop plaatsgevonden. Bij de pseudokoop werden 150 hennepstekjes besteld bij het bedrijf [A] , gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats] . Pseudokoper P3010 vertelde tegen een medewerker van [A] , genaamd [betrokkene 1] , 150 stekken nodig te hebben. [betrokkene 1] zei dat ze normaal tussen de € 4,50 en € 5,- kosten, maar dat hij de stekken, aangezien het nu rustig was, voor € 4,- mocht hebben. Afgesproken werd dat hij de stekken op 13 januari 2017 in de morgen op zou komen halen. Vervolgens zag pseudokoper P3010 dat [betrokkene 1] een notitieboekje van het bureau pakte en aan hem vroeg welke naam hij moest noteren. Pseudokoper P3010 noemde de naam ‘ [naam] ’ en zag dat [betrokkene 1] ‘ [naam] ’ opschreef in het notitieboekje en achter de naam 150' en het bedrag € 4,- en zei: "Goed vrijdag". De hennepstekjes zijn vervolgens vrijdag 13 januari 2017 vanuit [A] , door de pseudokopers samen met [betrokkene 1] , opgehaald bij loods [nummer ] aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Op 17 januari 2017 werden op verschillende locaties, die gedurende de observaties en pseudokoop bekend zijn geworden, doorzoekingen gedaan. Hierbij werden vele hennepstekjes aangetroffen in een loods [nummer ] aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Aantreffen agenda (notitieboekje)
Bij het bedrijf [A] werd ook een agenda aangetroffen. In deze agenda stonden verschillende namen met daarvoor een getal/aantal geschreven. In de agenda stond achter bijna elk getal/aantal een grote letter ‘A’ of ‘B'.
Ik zag dat in de agenda op de bladzijde van vrijdag 13 januari 2017 stond geschreven:
‘150
A [naam] h 4,-'
Dit betrof de notitie die was gemaakt na het kopen van 150 hennepstekjes voor het bedrag van € 4,- door pseudokoper P3010, oftewel ‘ [naam] ’. In de agenda stonden vele soortgelijke notities bestaande uit een aantal en een A of een B. Een groot aantal notities waren doorgestreept of voorzien van een krulletje.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Onderzoek agenda
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zijn notities uit de agenda in de berekening meegenomen die zijn doorgestreept en waarvoor een krulletje staat.
In de berekening wordt ervanuit gegaan dat een krulletje of het feit dat er een streep door staat aangeeft dat de levering en betaling van hennepstekjes heeft plaatsgevonden. Tevens zijn in een aantal inbeslaggenomen en uitgelezen gsm’s een aantal sms-berichten aangetroffen die overeenkomen met notities van bestelde hennepstekjes in de agenda. Ook deze zijn verwerkt in de berekening
Overeenkomst informatie inbeslaggenomen gsm's met notities agenda
De inbeslaggenomen gsm’s werden onderzocht. In de gsm’s stonden onder andere onderstaande teksten die deel uitmaakten van sms-berichten en overeenkwamen met notities in de agenda.
SMS- bericht d.d. 12-01-2017(
hof: zie dossierpagina 1700)
Bestelling van [naam] van 150 babies kush with '450 babies am’ voor 19 januar’.
Tevens wordt gevraagd om het telefoonnummer van ED.
Mij, rapporteur, is ambtshalve bekend dat ‘am‘ staat voor de hennepsoort Amnesia
Notitie agenda:
19-01-2017: 450 A [naam] [telefoonnummer 1]
Notities agenda m.b.t. levering hennepstekjes A (Amnesia)
Naar aanleiding van bovengenoemde bevindingen is het zeer aannemelijk dat de onderstaande notities in de agenda duiden op de bestelling en levering van hennepstekjes A (Amnesia) Dit betreffen dus de notities die overeenkomen met sms-berichten op de gsm's, de notities waarvoor krulletjes staan of notities die zijn doorgestreept.

Periode 8 t/m 11 december 2016
- 325 A [plaats]
- 100 A [betrokkene 4]
- 90 A [betrokkene 2]
(hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 9-12-2016 bewijsmiddel 2)
- 350 A [naam]
- 350 A [naam]
- 100 A [betrokkene 2]
(hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 9-12-2016 bewijsmiddel 2).

Periode 12 t/m 14 december 2016
- 350 A [naam]
- 500 A [naam]
- 250 A [naam]
- 200 A [naam]
- 600 A [naam]
- 160 A [naam]
- 470 A [naam]

Periode 15 t/m 18 december 2016
- 55 A [naam]
- 160 A [naam]
- 250 A [naam]
- 220 A [naam]
- 130 A [naam]
- 300 A [naam]

Periode 19 t/m 21 december 2016
- 80 A [naam]
- 500 A [naam]
- 400 A [naam]
- 330 A [naam]
- 160 A [naam]

Periode 22 t/m 25 december 2016
- 130 A [naam]
- 250 A [naam]
- 310 A [telefoonnummer 2] ( [naam] )
- 600 A [naam]
- 300 A naam niet leesbaar

Periode 26 t/m 28 december 2016
- 900 [betrokkene 3] (ronde plug)
(hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 19-12-2016 bewijsmiddel 2)ambtshalve is mij, rapporteur, bekend dat de term ‘ronde plug’ of ‘stekplug’ betrekking heeft op de vorm van de voedingsbodem waarin de hennepstek wordt gekweekt.
- [naam] 500 (stond op geeltje in agenda met krulletje erachter)
(hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 27-12-2016 bewijsmiddel 2)

Periode 29 december 2016 t/m 1 januari 2017
- 350/110/460 A [naam]
- 200 A [betrokkene 4] (
hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 30-12-2016 bewijsmiddel 2)
- 180 A [naam]
- 680 A [naam] (4,-)
(Een bedrag van € 4,- is in de berekening opgenomen)

Periode 2 t/m 4 januari 2017
- 420 A [naam]
- 20 A [betrokkene 5] (hof:
zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 22-12-2016 bewijsmiddel 2)
- 120 A [naam]
- 100 A [naam]
- 16 A [betrokkene 3]
- 430 A [naam] (435 aanbetaald) al betaald
- 300 A [naam]
- 40 A [naam]

Periode 9 t/m 11 januari 2017
- 115 A [naam]
- 180 A [naam]
- 900 A [naam]
- 420 A [naam]
- 400 A naam niet leesbaar

Periode 12 t/m 15 januari 2017
- 170 A 4,-
(een bedrag van € 4,- per stekje is in de berekening opgenomen)
- 165 + 140 9 A [betrokkene 2]
(hof: zie voor de corresponderende sms-berichten d.d. 11-1-2017 e.v. bewijsmiddel 3).
- 150 A [naam] h a 4,-
(een bedrag van € 4,- per stekje is in de berekening opgenomen)
betreft bestelling pseudokoop
- 400 A [naam]
- 150 A [naam]
- 20 A [naam]

Periode 16 t/m 18 januari 2017
- 500 A [betrokkene 6] (
hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 15-1-17 bewijsmiddel 2).
- 330 a [naam]
- 240 A [naam]
Op basis van bovengenoemde aantekeningen betreft het minimaal aantal in de periode 8 december 2016 t/m 18 januari 2017 verkochte hennepstekjes A (Amnesia):

17.135 hennepstekjes A (Amnesia)

Notities agenda m.b.t. levering hennepstekjes B (Bubbels)
In de agenda werden in de periode 8 december 2016 tot en met 18 januari 2017 ook notities aangetroffen van getallen/aantallen met daarachter de letter B en een naam voorzien van een krulletje of met een streep erdoor.
De letter B staat gezien het sms-bericht van ' [betrokkene 4] ' over ‘400 bubbeltjes’ zeer waarschijnlijk voor stekjes van de hennepsoort ‘bubbels'
(hof: zie voor het betreffende sms-bericht d.d. 03-01-2017 met de vraag naar '400 bubbeltjes‘ bewijsmiddel 2).
De in de agenda aangetroffen notities met de letter ‘B‘ betreffen:
- 25 B [naam]
- 85 B [naam]
- 70 B [naam]
- 140 B [naam] 200
- 150 B [naam]
- 540 B [naam] + 51 B
- 100 B [naam]
- 250 B [naam]
- 45 B [naam]
- 175 B [naam]
(hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 29-12-2016 bewijsmiddel 2)
- 500 B [betrokkene 4] 2,75 + 80 B (
hof: zie voor het corresponderende sms-bericht d.d. 3-1-2017 bewijsmiddel 2).
Opmerking rapporteur: 2,75 staat zeer waarschijnlijk voor de prijs van een ’bubble stekje’.
- 400 B [naam]
Tevens staan op een aantal in de agenda geplakte geeltjes, notities met daarop een naam, een aantal en een krulletje of met een streep erdoor. Aannemelijk is dat deze bestellingen geleverd zijn. Dit betreffen onder andere onderstaande notities.
- [naam] 225 B
- [naam] 600 B
- [naam] 300 B betaald
- [naam] 375 A + 70 B + 100 B
Op basis van bovengenoemde aantekeningen betreft het minimaal aantal in de periode 8 december 2016 t/m 18 januari 2017 verkochte hennepstekjes B (Bubbles):

3906.hennepstekjes B (Bubbles)

Kosten
Tijdens het onderzoek werd een aantal keer gezien dat de bestellingen op dinsdag of vrijdag afgeleverd werden en dat kort hiervoor een aantal dozen met stekken afgeleverd werden op een stashplaats op [a-straat ] te [plaats] . Vervolgens werden de stekjes korte tijd later overgedragen aan een koper.
Derhalve wordt voor de berekening van de kosten per hennepstek de notitie 'berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij, van het Functioneel Parket Afpakken gebruikt. In deze notitie staat onder andere vermeld dat in het geval dat een stekkenkweker zijn stekken verkoopt aan een tussenhandelaar, zoals bijvoorbeeld ook in dit geval een growshop, de gemiddelde kosten per hennepstekje van € 1,- reëel lijken.
Aan kosten wordt voor het totaal van 21.041 hennepstekjes afgetrokken een bedrag van:
21.041 x € 1,- = € 21.041,- (kosten)
2. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 2] :
Goednummer: 17-0018-006
Nokia telefoon type RM-1134 Zwart
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking
(hof: op 17 januari 2017)aan de [b-straat 1] te [plaats] (pand van bedrijf [A] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Ik heb de contacten en inhoud van de sms-berichten bekeken en zag hierin dat bijna al het sms-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk hennepstekken.
Ik heb de sms-berichten bekeken en vergeleken met de aangetroffen agenda, die vermoedelijk diende als bestelagenda voor de hennepstekken. De data en hoeveelheden die in de agenda zijn aangetroffen en die overeenkomen met de sms-berichten uit deze GSM heb ik hier beschreven.
3. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 2] :
Goednummer: 17-0018-001
Nokia RM-1134 met IMEI-nummer [nummer ] .
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (
hof: op 17 januari 2017) aan de [b-straat 1] te [plaats] (pand van bedrijf [A] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau. Tijdens het uitvoeren van de pseudokoop heeft de betreffende opsporingsambtenaar gehoord van verdachte [betrokkene 1] dat het telefoonnummer van hem ( [betrokkene 1] ) [telefoonnummer 3] betreft.
Tijdens het veiligstellen van deze GSM door de afdeling digitale recherche is duidelijk geworden dat het nummer van deze GSM [telefoonnummer 3] is.
Ik heb de contacten en inhoud van de sms-berichten bekeken en zag hierin dat bijna al het sms-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk hennepstekken.
Ik heb de SMS berichten bekeken en vergeleken met de aangetroffen agenda. De data en . hoeveelheden die in de agenda zijn aangetroffen én die overeenkomen met de SMS berichten uit deze GSM heb ik hier beschreven.
4. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 18 januari 2017 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 3] :
Op 17 januari 2017 werd door mij [verbalisant 3] , voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [A] , [b-straat 1] te [plaats] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
- contant geld met een totaalbedrag van 15.960,-.
- zwarte agenda van 2017 met diverse notities van namen en aantallen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2017 (…) voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 4] :
Op 17 januari 2017 werd in het bedrijfspand " [A] " aan de [b-straat 1] te [plaats] een doorzoeking verricht. Tijdens de doorzoeking werd een zwarte agenda uit 2017 met handgeschreven notities in beslag genomen. Ik zag dat de agenda vanaf bladzijde 8 december 2016 tot en met bladzijde 6 februari 2017 met handgeschreven cijfers en namen vol geschreven was. Ik zag dat op een aantal bladzijdes gele notitieblaadjes geplakt waren. Ik zag dat die blaadjes vol geschreven waren met namen en bedragen. Ik zag dat bijna achter elk cijfer een grote letter ‘A’ of een grote letter ‘B' en daarachter een naam geschreven stond. Ik zag op de bladzijde van vrijdag 13 januari 2017 dat ‘150A [naam] h +4’ stond geschreven.
en
met in de bijlagen (…) afschriften van pagina’s van de betreffende agenda en daarin geplakte notitieblaadjes.
6. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot pseudokoop d.d. 16 januari 2017 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van politiële pseudokoper P3010:
Op 06 januari 2017 kreeg ik van mijn begeleidingsteam van de Regiopolitie Zeeland Midden West Brabant instructies ten behoeve van een lopend rechercheonderzoek genaamd Bilbao. Ik, P3010, kreeg van mijn begeleidingsteam de opdracht om hennepstekken te bestellen bij de " [A] [plaats] ", [b-straat 1] te [plaats] , teneinde te komen tot de koop van 150 hennepstekken.
Op vrijdag 06 januari 2017, genoemd bedrijf binnen. Op het moment dat ik het kantoortje inliep, herkende ik de man aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto, als zijnde [betrokkene 1] . Ik heb hem gevraagd: "Ik moet een kamertje opruimen en heb volgende week plantjes nodig." Hierop hoorde ik [betrokkene 1] zeggen: "Bedoel je stekken?". Ik antwoordde hierop: "Ja stekken". Hierop hoorde ik [betrokkene 1] antwoorden: "Nee, of wil je stekken kopen?” Hierop antwoordde ik: "Ja, ik wil stekken kopen". Ik hoorde vervolgens [betrokkene 1] zeggen: "Ja dat kan, ik dacht dat je kwam brengen, stekken heb ik genoeg. Hoeveel stekken heb je nodig." Ik heb hierop geantwoord: "Ik heb 150 stekken nodig"
Hierop hoorde ik [betrokkene 1] meteen zeggen: "‘Vrijdag kan ik dan wel leveren." Ik heb meteen gevraagd: “Wat ben ik dan kwijt voor de stekken?" Waarop ik [betrokkene 1] hoorde antwoorden: “Normaal kosten ze tussen de € 4,50 en € 5, maar het is nu rustig en je kunt ze voor € 4,00 hebben." Hierop heb ik tegen [betrokkene 1] gezegd: "Dat is prima dan kom ik ze vrijdag (13-01-2017) in de morgen halen."
Ik zag dat [betrokkene 1] een klein notitieboekje oppakte van het bureau en dit opende, ik hoorde hem toen vragen: "Op welke naam?" Ik zag dat [betrokkene 1] de naam ‘ [naam] ’ opschreef en achter de naam ‘150' en het bedrag ‘€ 4,00'.
7. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot pseudokoop d.d. 16 januari 2017 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van politiële pseudokoper P3010:
Op vrijdag, 13 januari 2017 kreeg ik, samen met P3011 van mijn begeleidingsteam van de Regiopolitie Zeeland Midden West Brabant instructies ten behoeve van een lopend rechercheonderzoek genaamd BILBAO. Ik, P3010, kreeg van mijn begeleidingsteam de opdracht om, samen met P3011, de, op vrijdag 06 januari 2017, bestelde 150 hennepstekken bij het bedrijf genaamd [A] [plaats] , [b-straat 1] te [plaats] , daadwerkelijk te kopen.
Ik ben meteen het kantoortje ingelopen en zag de mij bekende [betrokkene 1] . Ik zag tevens dat er nog een man in het kantoortje was gezeten. Ik herkende deze man als zijnde: [betrokkene] , geboren [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] .
Ik heb toen mij gericht naar [betrokkene 1] en hem gezegd: “Ik kom mijn doosje halen.”
Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: “Bestelde plantjes, voor wie?" Ik noemde hem de naam: “ [naam] " zoals we die vrijdag 06 januari 2017 ook afgesproken hadden. Ik hoorde hem toen zeggen, waarbij hij zich ook richtte naar [betrokkene] : “Oh ja, [naam] . die heb ik 2, maar dat waren 150 stekken?" Hierop bevestigde ik het aantal en zei tegen [betrokkene 1] : “Die waren voor € 4,00." Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: “Ja 150 stekken voor € 4,00 is € 600,00." Ik heb toen € 600,00 overhandigd.
Op de vraag van P3011 of wij niet mee konden rijden, hoorde ik [betrokkene 1] zeggen: ‘Dat is goed, rijdt maar achter mij aan.” Ik hoorde hem ook zeggen, zichzelf richtende tot [betrokkene] : "‘Ik haal even die stekken op en ben zo terug."
(…)
Hierop zijn wij de loods [plaats] (
hof: aan [a-straat ] te [plaats]) binnengelopen. Hierop pakte [betrokkene 1] een met tape afgesloten doos. Ik hoorde hem zeggen: “Dit zijn er 126, en dan doe ik er nog 27 in een andere doos." Ik zag vervolgens dat [betrokkene 1] uit de kweekkast een blad met 126 henneptoppen pakte. Vervolgens kregen wij een verhuisdoos, waarin [betrokkene 1] de 2 dozen stopte. Vervolgens liepen P3011 en ik weer naar de uitgang.
8. Het proces-verbaal van bevindingen uittreksel Kamer van Koophandel en Kadaster d.d. 14 februari 2017 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 5] :
Op dinsdag 20 september 2016 werd een aanvraag uittreksel Kamer van Koophandel ingediend. De resultaten van de bevragingen werden op woensdag 21 september 2016 verstrekt en de bevindingen zijn hieronder weergegeven:
KvK-nummer: [nummer ]
Handelsnaam: [A]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
Startdatum onderneming: 15-02-2013
Bezoekadres: [b-straat 1] , [plaats]
Eigenaar: [betrokkene]
Geboortedatum en plaats: [geboortedatum] -1969, [geboorteplaats]
Datum in functie: 15-02-2013
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2017 (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
Ik ben sinds een paar maanden bij [A] actief. Ik begon daar om 09.00 tot ongeveer 17.00 of 18.00 uur. Ik werk daar maandag, dinsdag en donderdag en vrijdag.
V: Wie is de eigenaar/uitbater van [A] ?
A: [betrokkene] .
V: Wat is je relatie tot de eigenaar/uitbater van [A] ?
A: Hij is mijn baas.
V: Heb je inkomsten, zo ja waar bestaan die uit?
A: Bij [A] factureer ik 23,75 per uur bruto.
10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2017 (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik werk bij mijn schoonvader als vakkenvuller in [A] voor 20 uur per week.
V: Waar werk je?
A: [A] .
V: Wat is je inkomen?
A: Om en nabij de 650 euro per maand.
11. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2017 (…), voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Waar ken je [A] van?
A: Dat is mijn eigen bedrijf.
V: Hoe vaak kom je bij [A] ?
A: Bijna iedere dag, dit is heel verschillend, soms een paar uur maar nooit een hele dag.
V: Wie neemt er waar voor u als u er niet bent?
A: Mijn schoonzoon [betrokkene 7] werkt 20 uur per week in mijn bedrijf en daarnaast sinds 3 maanden [betrokkene 1] , hij werkt 4 dagen per week in mijn bedrijf behalve op woensdag.
12. De ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [A] mijn zaak was.
13. De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik haalde de omzet van [A] altijd zelf op. Ik heb mijn medewerkers nooit toegang willen geven tot de geldstromen.’
8. Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 14 juni 2023 blijkt dat de raadsvrouw het woord heeft gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. In verband met de ontnemingsvordering is het volgende aangevoerd:
’31. De verdediging persisteert bij de verweren die in eerste aanleg zijn gevoerd. Het OM is bij een vrijspraak van cl. niet-ontvankelijk. Subsidiair moet de vordering worden afgewezen nu het dossier niet aannemelijk maakt dat cl. voordeel heeft genoten uit deze vermeende handel. Meer subsidiair kan de verdediging zich vinden in de berekening van de Rb. van het totale voordeel van € 39.621,22 maar betwist dat aan cl. een groter deel moet worden toegerekend vanwege zijn vermeende rol als initiator en organisator. Het enkele feit dat hij de eigenaar was van de winkel is, is daarvoor onvoldoende.
32. Voor het subsidiaire standpunt betwist cl. uitdrukkelijk dat hij iets heeft verdiend. Hij heeft uw hof ook uitgelegd dat, als hij iets verdiend zou hebben, hij niet zo vreselijk in de schulden zou zijn gekomen. Dan had hij ook geen lening hoeven af te sluiten om zijn bedrijf te starten.
33. Dat hij niets verdiende wordt onverkort ondersteund door de tekstberichten en de woorden die [betrokkene 1] gebruikte. Deze zijn te belangrijk en te veelzeggend. Hij laat aan alles merken dat het zijn handel was die hij aanstuurde. Hij bepaalde eigenhandig de prijs, zonder overleg met anderen. Dit ondersteunt ook het meer subsidiaire standpunt en maakt de overwegingen van de Rb. dat cl. de rol van initiator en organisator was ook onbegrijpelijk en ongefundeerd.
34. De grootste contra-indicatie is dat de veelbesproken zwarte agenda voornamelijk één handschrift bevat. En dat is vooral te zien aan de wijze waarop de notities an sich worden geschreven qua volgorde en informatie. Maar ook hoe de (hoofd)letters 'A', 'F' en 'f', 's' werden geschreven. Die letters zijn overduidelijk steeds door dezelfde persoon geschreven, te weten door de persoon die op 13 januari 2017 de bestelling van ‘
[naam]’ opschreef. De verbalisant zag dit [betrokkene 1] was.
35. Dat maakt dat het voor deze ontneming aannemelijk is dat het de stekkenhandel van [betrokkene 1] was. In het dossier zitten aanwijzingen dat hij hierin geholpen werd door [betrokkene 7] en andere jongens. Zij kwamen ook bij de loodsen.
36. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat cl. [betrokkene 1] hielp. Hij was alleen af en toe aanwezig. Cl. heeft daarover van meet af aan verklaard dat hij de kas van de winkel kwam ophalen. Dit deed hij ook toen de politie binnenviel. De politie heeft niet kunnen vaststellen dat het kasboek dat de verdediging zelf heeft overgelegd, is gevuld met denkbeeldige verkopen omdat de winkel zogenaamd niets zou verkopen. Dit kasboek was kloppend en het vermeende ontbreken van die ene factuur is verklaard in eerste aanleg.
37. Er is niets om te komen tot de toerekening van enig voordeel aan cl.
38. Als uw hof toch tot enige toerekening komt, dan dient het WVV geschat te worden op een vierde deel van € 39.621,22, zijnde € 9.905,30.’
Het eerste middel
9. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 29.120,00.’ De steller van het middel voert aan dat de bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gehanteerde inkoopprijs per hennepstek niet is ontleend aan ‘het gebezigde bewijsmiddel, te weten de notitie van 2 juni 2014’. Daarbij zou zowel de betrokkene als de advocaat-generaal zich in hoger beroep op het standpunt hebben gesteld ‘dat de berekening die de rechtbank hanteerde en welke volgens het vonnis uitging van een inkoopprijs van € 1,75, gevolgd diende te worden.’ De steller van het middel acht de keuze van het hof om, zonder enige uitleg en zonder dit ter zitting aan de orde te stellen, uit te gaan van een inkoopprijs van € 1,00, niet begrijpelijk.
10. Uw Raad heeft in een arrest van 1 oktober 2019 het volgende overwogen: [1]
‘2.3 De rechter kan op grond van art. 36e, achtste lid, Sr bij de bepaling van de hoogte van het voordeel kosten in mindering brengen die rechtstreeks in verband staan met het begaan van de strafbare feiten waarvoor de ontnemingsmaatregel wordt opgelegd en die redelijkerwijs voor aftrek in aanmerking komen. De wetgever heeft de rechter daarbij grote vrijheid gelaten of en zo ja, in welke mate hij rekening wil houden met zodanige kosten. De beslissing daaromtrent behoeft in het algemeen geen motivering. Indien evenwel namens de veroordeelde ter terechtzitting gemotiveerd en met specificatie van de desbetreffende posten het verweer is gevoerd dat bepaalde kosten bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel dienen te worden afgetrokken, zal de rechter bij verwerping van het verweer in zijn uitspraak gemotiveerd tot uitdrukking behoren te brengen hetzij dat de gestelde kosten niet kunnen gelden als kosten die in directe relatie staan tot het delict, hetzij dat zij wel als zodanig kunnen gelden maar dat zij - al dan niet gedeeltelijk - voor rekening van de veroordeelde dienen te blijven. (Vgl. ook HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2913.)
2.4
Voldoende is dat de feiten en omstandigheden waarop de rechter de hoogte van de in mindering te brengen kosten baseert, uit het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken. De aan het middel ten grondslag liggende opvatting dat de rechter de hoogte van die kosten uitsluitend aan wettige bewijsmiddelen mag ontlenen, is onjuist. Het middel faalt in zoverre.’
11. Voor zover aan het middel de opvatting ten grondslag is gelegd dat het hof alleen aan wettige bewijsmiddelen kon ontlenen dat het aankoopbedrag van een hennepstek € 1,00 bedroeg, faalt het derhalve, omdat het uitgaat van een eis die het recht niet kent. Daar komt bij dat de door het hof gehanteerde inkoopprijs per hennepstek van € 1,00 wel degelijk blijkt uit de bewijsmiddelen, namelijk uit de in de aanvulling opgenomen passages uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel (bewijsmiddel 1). Daarin staat onder het kopje ‘kosten’ dat in de notitie ‘berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij’ van het Functioneel Parket Afpakken is vermeld ‘dat in het geval dat een stekkenkweker zijn stekken verkoopt aan een tussenhandelaar, zoals bijvoorbeeld ook in dit geval een growshop, de gemiddelde kosten per hennepstekje van € 1,- reëel lijken.’ [2]
12. Het hof heeft onder het kopje ‘Kosten’ overwogen dat niet is vastgesteld dat de betrokkene en zijn medeplegers zich bezig hielden met het telen van de hennepstekken en dat het hof er daarom van uitgaat dat [A] als een tussenhandelaar zoals bedoeld in de notitie dient te worden beschouwd. Dat is, alleen al in het licht van het tot het bewijs gebezigde rapport, geen ontoelaatbare verrassingsbeslissing; het hof was niet gehouden de keuze voor deze inkoopprijs ter terechtzitting aan de orde te stellen. Dat wordt niet anders in het licht van de beslissing van de rechtbank. De rechtbank geeft ook aan dat in de notitie staat vermeld ‘dat in het geval dat een stekkenkweker zijn stekken verkoopt aan een tussenhandelaar, zoals bijvoorbeeld ook in dit geval aan een growshop, de gemiddelde kosten per hennepstekje van € 1,- reëel lijken’, maar heeft de berekening gebaseerd op een andere passage in de notitie, inhoudend ‘dat de tussenhandelaar zijn inkoopprijs verdubbelt’. [3] De rechtbank geeft aan dat deze keuze in ‘het voordeel van de betrokkene’ is, maar geeft voor de keuze geen argumenten. Ook tegen die achtergrond was het hof niet gehouden argumenten te geven voor de andere keuze.
13. Ik wijs er nog op dat uit de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota niet volgt dat enig verweer is gevoerd met betrekking tot deze kostenpost of zelfs de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zodat het hof ook in zoverre niet gehouden was tot een nadere motivering.
14. Het middel faalt.
Het tweede middel
15. Het tweede middel behelst eveneens de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 29.120,00. Het hof zou onvoldoende hebben gereageerd op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs moet worden toegerekend omdat uit het dossier volgt dat de handel in hennepstekken niet van betrokkene maar van medeveroordeelde [betrokkene 1] was.
16. Bij de bepaling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden uitgegaan van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald. [4] Indien de verdediging ter terechtzitting een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt inneemt inzake de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient de rechter, indien de beslissing daarvan afwijkt, op grond van artikel 511e, eerste lid, Sv en artikel 511g, tweede lid, Sv in verbinding met artikel 359, tweede lid, tweede volzin, Sv in zijn uitspraak in het bijzonder de redenen op te geven die tot afwijking van dat standpunt hebben geleid. [5] Van een standpunt dat de verplichting tot beantwoording schept kan slechts sprake zijn indien dat standpunt ‘duidelijk, door argumenten ondersteund en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie’ aan het hof is voorgelegd. [6] De motivering van de verwerping van het standpunt kan ook besloten liggen in gebezigde bewijsmiddelen of in een aanvullende motivering in de bestreden uitspraak. [7]
17. De pleitnotities houden inzake het (meer subsidiair aangevoerde) standpunt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs moet worden toegerekend, slechts in dat als het hof ‘toch tot enige toerekening komt, (…) het WVV geschat (dient) te worden op een vierde deel van € 39.621,22, zijnde € 9.905,30’. Van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is naar het mij voorkomt geen sprake. Een argumentatie voor deze verdeelsleutel ontbreekt.
18. Daar komt bij dat het hof op deze stellingname heeft gereageerd. Het hof heeft onder het kopje ‘Toerekening’ overwogen dat het niet meegaat ‘in het standpunt van de verdediging dat slechts een vierde deel van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene zou moeten worden toegerekend.’ Het hof geeft vervolgens aan waarom het niet meegaat in dit standpunt. Dat de betrokkene door zijn medewerkers geholpen werd bij de handel in hennepstekken, doet er – aldus het hof – niet aan af ‘dat hij de omzet van deze handel volledig incasseerde en hen als medewerkers, maar niet meer dan dat, betaalde’. Met die kosten heeft het hof rekening gehouden door de opbrengst na aftrek van de kosten van de stekken te halveren. Dit oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
19. Het middel faalt.
Slotsom
20. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
21. Ambtshalve wijs ik erop dat het cassatieberoep op 3 juli 2023 is ingesteld en dat Uw Raad meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep uitspraak zal doen. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM wordt overschreden. Nu ook in de hoofdzaak (nr. 23/02549) cassatie is ingesteld en de redelijke termijn ook in die zaak is overschreden, kan in de hoofdzaak worden beoordeeld of deze overschrijding tot compensatie moet leiden en kan in de onderhavige zaak worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [8] Ook voor het overige heb ik ambtshalve geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
22. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1478.
2.De notitie, die zich bij de stukken van het geding bevindt, houdt in: ‘Er van uitgaande dat de stekkenkweker zijn stekken verkoopt aan een tussenhandelaar, bijvoorbeeld een growshop, die ze weer voor de dubbele prijs verkoopt aan de hennepkweker, lijkt een gemiddelde verkoopprijs van € 1,00 reëel. Op grond van bovenstaande kan ten behoeve van de berekening uitgegaan worden van een gemiddelde verkoopprijs van € 1,00.’
3.Deze passage uit de notitie houdt in dat ‘uit onderzoeken bekend (is) dat de stekkenkweker zijn stekjes veelal verkoopt aan een tussenhandelaar, bijvoorbeeld een growshop, die ze weer doorverkoopt aan de uiteindelijke hennepteler. Ten behoeve van de gemiddelde prijs die de stekkenteler ontvangt wordt er van uitgegaan dat de tussenhandelaar zijn inkoopprijs verdubbeld. Op grond van bovenstaande wordt er van uitgegaan dat de stekkenteler de stekjes verkoopt voor een gemiddelde prijs van € 1,75.’
4.Zie onder meer HR 10 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1821,
5.Vgl. in verband met verweren inzake kosten onder meer HR 5 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2913,
6.Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
7.Vgl. HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
8.HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492,