Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3. de Audi R8 Quatro met kenteken [kenteken 2] : € 43.000,-
4. de Skoda Fabia met kenteken [kenteken 3] : € 7.000,-
9. de Mercedes Benz AMG met kenteken [kenteken 4] : € 37.843,-
10. de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 5] : € 5.000,-
11. de Chevrolet Camaro met kenteken [kenteken 6] : € 25.000,-
12. de Mercedes C180 met kenteken [kenteken 7] : € 25.000,-
2. de Audi S3 met kenteken [kenteken 8] € 27.932,-
5. de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 9] : € 21.023,-
6. de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken 10] : € 2.000,-
7. de Mercedes Benz met kenteken [kenteken 11] : € 29.067,-
8. de Skoda Fabia met kenteken [kenteken 12] € 1.727,-
13. de Audi S3 Limousine met kenteken [kenteken 13] : € 27.241,-
Anders dan het tweede lid stelt het derde lid van artikel 36e Sr niet de eis dat die ‘andere strafbare feiten’ door de betrokkene zijn begaan; voldoende is dat aannemelijk wordt dat de betrokkene uit die strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Als ook aan de overige toepassingsvoorwaarden van het derde lid van artikel 36e Sr is voldaan, is het onder omstandigheden mogelijk om op grond van die bepaling wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen van een betrokkene die is veroordeeld wegens witwassen. Dat is bijvoorbeeld mogelijk wanneer uit een kasopstelling blijkt dat de betrokkene de beschikking heeft gekregen over een vermogensbestanddeel terwijl niet blijkt dat dit vermogensbestanddeel een legale herkomst heeft en/of datde betrokkene in een bepaalde periode uitgaven heeft gedaan die niet met zijn legale inkomsten kunnen worden verklaard, en het mede in het licht daarvan aannemelijk is dat het bewezenverklaarde misdrijf ‘of andere strafbare feiten’ hebben geleid tot wederrechtelijk voordeel voor de betrokkene. De rechter is in dat geval niet gehouden te concretiseren welke ‘andere strafbare feiten’ op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de betrokkene het op basis van zo’n kasopstelling geschatte wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. (Vgl. HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:414.) Het is dus mogelijk dat een vermogensbestanddeel waarover de betrokkene de beschikking heeft en dat het voorwerp vormt ten aanzien waarvan het misdrijf witwassen is begaan – zoals in een geval als dit waarin aan een rechtspersoon kennelijk een startkapitaal dat afkomstig is uit enig misdrijf ter beschikking is gesteld zonder enige reële tegenprestatie
–in een kasopstelling wordt betrokken en op die manier meetelt als vermogensbestanddeel van de betrokkene in de berekening van het op grond van het derde lid van artikel 36e Sr te ontnemen voordeel.
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
10 december 2024.