Conclusie
[verzoeker](hierna respectievelijk: ‘de curator’ en ‘[verzoeker]’)
1.[verweerster 1]
[verweerster 2]
[verweerster 3] B.V.
[verweerder 4](hierna afzonderlijk: ‘[verweerder 4]’)
Grassroots Lawyers N.V.
[verweerster 6](hierna afzonderlijk: ‘[verweerster 6]’)
(hierna beiden gezamenlijk: ‘Grassroots c.s.’)
promissory note(een verklaring tot aanvaarding van het zijn van hoofdelijke medeschuldenaar) door de echtgenote van [verzoeker] te laten vernietigen op de voet van art. 1:88-89 BW Sint Maarten (hierna: ‘BWSM’), aldus het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. [verweerder 4] en [verweerster 6] hebben vervolgens hoger beroep ingesteld. Het Gemeenschappelijk hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft in hoger beroep geoordeeld dat de door [verweerder 4] en [verweerster 6] verkozen processtrategieën verdedigbaar waren en dat [verweerder 4] en [verweerster 6] geen beroepsfout hebben gemaakt door [verzoeker] niet te wijzen op en/of te adviseren over de (eventuele) mogelijkheid om de
promissory notete laten vernietigen door de echtgenote van [verzoeker]. In cassatie valt de curator deze oordelen aan.
1.Feiten
promissory notegetekend, waarbij hij zich hoofdelijk schuldenaar verklaart voor een schuld van S.D. Technologies N.V. (hierna, als in het bestreden vonnis: ‘VT SXM’) [2] aan Sonesta.
Engagement Letter for Legal Servicesd.d. 17 januari 2019 ondertekend op briefpapier van [verweerder 4]. [3] Daarin verklaart hij onder andere de
General Terms & Conditionsvan [verweerder 4] te hebben ontvangen en daarmee akkoord te zijn. Het doel van de inschakeling van [verweerder 4] is: “
Legal representation and legal related work in the case filed by Resort of the World N.V., h.o.d.n. Sonesta MAHO Beach Resort and Casino.” De cliënten zijn [verzoeker] en twee vennootschappen waarvan hij bestuurder is: VT SXM en Virtual Technology Anguilla Distribution Limited (hierna: ‘VTA’).
If you do not agree with the judgement (...) you can always appeal your case. (...). However, we do not recommend to appeal the case as you have never denied the claims made by Resort of the World N.V.” [5]
This is really tough on me and I am completely heart broken. I would like to know if I can come see you on Monday or one of your Lawyers to start the Appeal or stop this Bankruptcy until the case is review[ed] properly.” [7] Per e-mail van 16 december 2019 bericht [verweerder 4] dat hij, noch zijn kantoorgenoten, tijd hebben voor [verzoeker] en verwijst hem naar drie met name genoemde advocaten. [8]
2.Procesverloop
Eerste aanleg
promissory note. [verweerder 4] is uitsluitend ingeschakeld ten behoeve van de procedure die Sonesta tegen twee vennootschappen van [verzoeker] en hemzelf [[verzoeker],
A-G] is begonnen. De curator zegt dat [verweerder 4] toen had moeten zien dat de echtgenote niet akkoord was en [verzoeker] had moeten wijzen op de mogelijkheid van buitengerechtelijke vernietiging door haar. Het in r.o. 2.1. aangehaalde doel van de inschakeling van [verweerder 4] gecombineerd met de omstandigheid dat [verweerder 4] zich daadwerkelijk voor [verzoeker] in do procedure bij het Gerecht heeft gesteld, brengt het Gerecht tot het oordeel dat daaruit in elk geval niet een te beperkte opdracht aan hem kan worden afgeleid, zoals [verweerder 4] bepleit. De Engagement Letter en het feit dat [verweerder 4] de mogelijkheid had inhoudelijk verweer te voeren tegen de vordering op grond van de
promissory notestelden hem in de gelegenheid om voluit zijn cliënt te adviseren zijn echtgenote de toestemming van [verzoeker] te laten vernietigen. En om deze vernietiging in de procedure in te brengen door middel van een incident tot tussenkomst waarbij de echtgenote als tussenkomende partij aan de zijde van [verzoeker] tot afwijzing van de vordering van Sonesta zou concluderen.
promissory note. Echter, duidelijk blijkt uit de stukken dat [verzoeker] niet juridisch geschoold is; hij is afhankelijk van de advisering van [verweerder 4]. Door in het geheel niet in te gaan op de mogelijkheid van de buitengerechtelijke vernietiging op grond van artikel 1:88 jo. 89 BW heeft [verweerder 4] [verzoeker] niet in de gelegenheid gesteld om, in overleg met zijn echtgenote, een beslissing te nemen of hij hiervan gebruik wilde maken of niet. Dat had [verweerder 4] als redelijk handelend en bekwaam advocaat wel moeten doen. Temeer omdat deze wetsartikelen staan in het teken van bescherming van het huwelijksvermogen en ook dit een belang is van zijn cliënt dat [verweerder 4] zich had moeten aantrekken. Om deze reden acht het Gerecht het niet van belang dat de echtgenote van [verzoeker] niet de cliënt van [verweerder 4] was. (…)
promissory note.”
promissory notebesteedde zij hier geen enkele aandacht aan. Echter, van een redelijk en bekwaam handelende advocaat mag worden gevergd dat zij [verzoeker] erop attendeerde dat, zelfs al zou de echtgenote expliciet hebben gezegd het eens te zijn met de
promissory note, er een mogelijkheid was van de faillietverklaring af te komen door toch deze buitengerechtelijk te vernietigen; dat was immers de hulpvraag waarmee [verzoeker] bij haar aanklopte. Het is dan aan [verzoeker] en aan zijn echtgenote een eigen afweging te maken.
Juridisch kader
Het verwijt dat de curator [verweerder 4] maakt
promissory note– waarin [verzoeker] zich hoofdelijke medeschuldenaar had verklaard voor een schuld van (een van) zijn vennootschappen (zie 3.1.2 [kennelijk wordt rov. 3.1.1 bedoeld,
A-G]) [–,
A-G] met een beroep op artikel 1:88 lid 1 onder c BW door zijn echtgenote buitengerechtelijk kon worden vernietigd, zodat [verzoeker] had kunnen ontkomen aan persoonlijke aansprakelijkheid die uiteindelijk tot zijn faillissement heeft geleid. [verweerder 4] erkent dat hij [verzoeker] niet heeft gewezen op die mogelijkheid, maar meent – zo vat het Hof zijn verweer samen – dat dat in de gegeven omstandigheden geen schending van zijn zorgplicht oplevert.”
Oordeel hof: geen beroepsfout
A-G]). Sonesta stelde een vordering te hebben op VTA. Sonesta had een bestelling geplaatst bij VTA voor de levering van LG tv's en daarvoor USD 83.860 betaald op 29 mei 2017.Toen bleek dat VTA de tv's niet kon leveren binnen de daarvoor gestelde termijn wilde Sonesta terugbetaling van het betaalde bedrag. Op 12 januari 2018 betaalde VTA USD 25.000. Betaling van het resterende bedrag bleef echter uit. Na vele pogingen van Sonesta om haar geld alsnog geïnd te krijgen heeft de gemachtigde van Sonesta VTA bij brief van 16 april 2018 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft [verzoeker] op 13 juni 2018 de
promissory noteondertekend, waarmee hij zichzelf in privé naast VT SXM als hoofdelijke medeschuldenaren [ik begrijp: medeschuldenaar,
A-G] verbond voor de schuld van VTA. In de
promissory noteis een betalingsregeling overeengekomen, die inhield dat op 13 augustus 2018 het volledige bedrag aan Sonesta zou zijn terugbetaald. Toen betaling ook daarna nog uitbleef is Sonesta een incassoprocedure gestart. Op 30 augustus 2018 heeft zij een verzoekschrift bij het Gerecht ingediend, waarin zij de hoofdelijke veroordeling vorderde van [verzoeker] en de twee vennootschappen tot betaling van USD 58.860 (hoofdsom).
promissory noteondertekend. Zijn vrouw was daarvan op de hoogte, zoals zij van de hele kwestie op de hoogte was. Vervolgens heeft [verweerder 4] [verzoeker] voorgehouden dat in het verzoekschrift stond dat hij meermaals de vordering tegenover Sonesta had erkend. Dat werd in een productie (bij het verzoekschrift) bevestigd. [verweerder 4] heeft [verzoeker] voorgehouden dat het een moeilijke zaak zou zijn, dat hij niet de indruk had dat [verzoeker] de
promissory noteniet vrijwillig had ondertekend en dat, wanneer [verzoeker] geen uitleg kon geven over de besteding van het geld hij mogelijk persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld. (…) Verder gaf [verzoeker] meermaals te kennen dat hij Sonesta het geld wilde terugbetalen, maar dat hij daar meer tijd voor nodig had. Hij wilde daarom dat [verweerder 4] zou aansturen op een regeling. Kosten voor een juridisch gevecht wilde hij niet maken, omdat hij dat geld beter aan Sonesta kon betalen[.,
A-G]”
promissory notete vernietigen als hij zich van de mogelijkheid van vernietiging door zijn vrouw bewust was (nog daargelaten of dat tot het beoogde resultaat had geleid):
promissory noteniet vrijwillig had ondertekend en dat, wanneer [verzoeker] geen uitleg kon geven over de besteding van het geld hij mogelijk persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld. Daarmee heeft [verweerder 4] [verzoeker] gewezen op de risico's die hij liep en heeft hij op dat punt aan zijn zorgplicht voldaan. (…)
promissory notedoor de echtgenote kan in deze context niet als een schending van de zorgplicht worden aangemerkt. De vordering van artikel 1:88 BW strekt ter bescherming van de echtgenote en kan daarom alleen door haar worden ingesteld en niet door degene die de schuld is aangegaan. In dit geval was het [verzoeker] die zich – ook namens zijn twee vennootschappen – bij de advocaat meldde en niet (ook) zijn echtgenote, zij was ook niet bij de bespreking aanwezig. Bovendien is naar het oordeel van het Hof gelet op alle omstandigheden, waarbij het uitdrukkelijk de intentie van [verzoeker] was om de zaak te regelen, niet zonder meer een gegeven dat [verzoeker], was hij van de mogelijkheid tot vernietiging door zijn vrouw op de hoogte geweest, haar had aangespoord om daar gebruik van te maken, nog daargelaten of dat tot het beoogde resultaat had geleid. Bij vonnis van 23 juli 2019 zijn [verzoeker] en de twee vennootschappen hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Sonesta van USD 58.860, met rente en proceskosten. Omdat [verzoeker] in eerste aanleg de vordering had erkend, was ook het instellen van hoger beroep weinig zinvol. [verweerder 4] heeft hem dan ook geadviseerd daarvan af te zien. Niet valt in te zien waarom dat advies in de gegeven omstandigheden een schending van de zorgplicht door [verweerder 4] oplevert. Van een beroepsfout is geen sprake.”
Het verwijt aan [verweerster 6]
promissory notedoor zijn echtgenote. [verweerster 6] heeft niet bestreden dat zij dat niet heeft gedaan, zodat daarvan moet worden uitgegaan. Ook zij meent dat zij daarmee niet haar zorgplicht heeft geschonden.”
Oordeel hof: geen beroepsfout
promissory notewaarop [verzoeker] antwoordde dat zijn echtgenote wist wat er speelde en ook van het bestaan van de
promissory noteop de hoogte was en daarmee instemde. De vader van de echtgenote zou bereid zijn om een bedrag van USD 10.000 te betalen, zodat [verzoeker] op die manier ‘goodwill’ kon tonen aan Sonesta. [verweerster 6] heeft duidelijk gemaakt dat het een moeilijke zaak is en dat er voornamelijk mogelijkheden waren ten aanzien van de steunvordering van de PSB-bank. De afspraak was dat [verweerster 6] zich in het hoger beroep zou richten op het ontbreken van pluraliteit van schuldeisers.”
promissory notete laten vernietigen lag gezien alle omstandigheden niet voor de hand en het niet wijzen op die mogelijkheid is dan ook niet aan te merken als een schending van de zorgplicht. Daarbij is van belang dat de vordering van artikel 1:88 BW strekt ter bescherming van de echtgenote (die zich niet tot [verweerster 6] had gewend) en de omstandigheid dat op grond van artikel 1:89 BW alleen de echtgenote daar een beroep op had kunnen doen. Overigens is het de vraag of met het advies om de vernietigingsgrond door de echtgenote te laten inroepen het faillissement van de baan zou zijn. Bedacht moet worden dat niet de
promissory notemaar het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis aan de faillissementsaanvraag ten grondslag lag.”
3.Bespreking van het cassatiemiddel
Inleiding
A-G] ziet eraan voorbij dat het niet voor de hand ligt dat een cliënt overgaat tot het aanwenden van een beroepsmogelijkheid wanneer zijn advocaat niet daartoe adviseert, nog daargelaten dat ten processe niet vaststaat dat H wist dat hij zelf beroep zou kunnen instellen. De in dit verband nog door het onderdeel vermelde omstandigheid dat H zich niet tot B had gewend ‘in verband met de beslissing van de bedrijfsvereniging en eventueel beroep daartegen’, is te dezen niet van belang. De verplichting van een advocaat om een hem opgedragen zaak met zorg te behandelen brengt immers in beginsel mee dat hij zich niet beperkt tot de verrichtingen waarom zijn client uitdrukkelijk heeft gevraagd, maar dat hij zelfstandig beoordeelt wat voor de zaak van nut kan zijn en daarnaar handelt (vgl. Hof van Discipline 17 sept. 1984, Adv.bl. 1985, p. 248/249).” [23]
dominus litisis en dat hij niet (altijd) verplicht is om – ongeacht de omstandigheden waaronder hij moet adviseren en/of procederen – iedere wellicht denkbare (maar niet voor de hand liggende en/of weinig kansrijke) grond of verweer te onderzoeken en te bespreken met zijn cliënt, laat staan dat hij (zonder meer) verplicht zou zijn om daarop in rechte of buiten rechte een beroep te doen. [26] Een andersluidende opvatting frustreert de (goede) taakuitoefening van de advocaat. [27] Dat is uiteindelijk ook nadelig voor cliënten van advocaten. Aan de advocaat komt dus enige ruimte toe om een eigen professionele inschatting te maken, zolang hij daarbij maar de zorgvuldigheid betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit is bovendien in lijn met tuchtrechtspraak, [28] waarbij overigens bedacht moet worden dat met een tuchtrechtelijke veroordeling nog niet zonder meer een civielrechtelijke fout, laat staan civielrechtelijke aansprakelijkheid, is gegeven. [29]
en daarnaar moet handelen, en dat een advocaat zich niet mag beperken tot de verrichtingen waarom zijn cliënt uitdrukkelijk heeft gevraagd. Ik versta dit oordeel van het Gemeenschappelijk hof zo dat een advocaat zijn cliënt
in het algemeenmoet informeren en adviseren over wat voor de zaak van nut kan zijn, zodat de cliënt in staat wordt gesteld goed geïnformeerd te beslissen. Maar waarover en waarvoor een advocaat
in een concreet gevalzijn cliënt (precies) moet informeren en waarschuwen, hangt af van de omstandigheden van het geval, kennelijk ook volgens het Gemeenschappelijk hof. Dat is juist (zie randnummers 3.2-3.8 hiervoor).
gelet op de feiten en omstandigheden van de onderhavige zaak, heeft het Gemeenschappelijk hof de hiervoor genoemde maatstaf gehanteerd. Ook bij deze beoordeling heeft het Gemeenschappelijk hof de in dit verband geldende maatstaf dus niet miskend. Hierna zal blijken dat deze beantwoording ook anderszins niet onjuist of onbegrijpelijk is. Ik volsta op dit punt met een verwijzing naar mijn bespreking van de andere subonderdelen van onderdeel 1.
Juresta Nederland-arrest van Uw Raad van 2 februari 2007 waarop het subonderdeel in een voetnoot een beroep doet (kennelijk op rov. 3.4.2 van dit arrest) niet het algemene juridische kader bevat dat geldt voor de zorgvuldigheidsplicht van een advocaat. Dit arrest heeft betrekking op het causaal verband tussen een zorgvuldigheidsplichtschending van een advocaat (ten aanzien van een informatieplicht) en de schade van de cliënt, en vermeldt niet in het algemeen (in het kader van een klacht over een (beweerdelijke) zorgvuldigheidsplichtschending) als rechtsregel dat een advocaat zijn cliënt adviseert en informeert over hetgeen van nut kan zijn in de zaak, zodat de cliënt in staat wordt gesteld goed geïnformeerd te beslissen.
promissory noteop de voet van art. 1:88 BWSM in verbinding met art. 1:89 BWSM zou kunnen vernietigen [32] en dat deze buitengerechtelijke vernietiging aan het vorderingsrecht van Sonesta zou kunnen worden tegengeworpen. [33] Aldus zou [verzoeker] niet in staat zijn gesteld een eigen afweging te maken met betrekking tot de (volgens [verweerder 4]) te volgen processtrategie. [34] Reeds daarom zou onjuist en/of onbegrijpelijk zijn dat het – zoals het Gemeenschappelijk hof in rov. 5.5 heeft overwogen – gelet op de gegeven omstandigheden een alleszins verdedigbare processtrategie was te trachten met Sonesta tot een regeling te komen en dat het niet wijzen op deze alternatieve mogelijkheid in deze context niet als een schending van de zorgvuldigheidsplicht kan worden gezien.
promissory noteondertekend. Zijn vrouw was daarvan op de hoogte, zoals zij van de hele kwestie op de hoogte was. Vervolgens heeft [verweerder 4] [verzoeker] voorgehouden dat in het verzoekschrift stond dat hij meermaals de vordering tegenover Sonesta had erkend. Dat werd in een productie (bij het verzoekschrift) bevestigd. [verweerder 4] heeft [verzoeker] voorgehouden dat het een moeilijke zaak zou zijn, dat hij niet de indruk had dat [verzoeker] de
promissory noteniet vrijwillig had ondertekend en dat, wanneer [verzoeker] geen uitleg kon geven over de besteding van het geld hij mogelijk persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld. Daarmee heeft [verweerder 4] [verzoeker] gewezen op de risico's die hij liep en heeft hij op dat punt aan zijn zorgvuldigheidsplicht voldaan. Verder gaf [verzoeker] meermaals te kennen dat hij Sonesta het geld wilde terugbetalen, maar dat hij daar meer tijd voor nodig had. Hij wilde daarom dat [verweerder 4] zou aansturen op een regeling. Kosten voor een juridisch gevecht wilde hij niet maken, omdat hij dat geld beter aan Sonesta kon betalen.
promissory notedoor de echtgenote kan in deze context niet als een schending van de zorgvuldigheidsplicht worden aangemerkt. De vordering (ik begrijp: de vernietigingsbevoegdheid) van art. 1:88-89 BWSM strekt ter bescherming van de echtgenote en kan daarom alleen door haar worden ingesteld en niet door degene die de schuld is aangegaan. In dit geval was het [verzoeker] die zich – ook namens zijn twee vennootschappen – bij de advocaat meldde en niet (ook) zijn echtgenote. Zij was ook niet bij de bespreking aanwezig.
promissory note– die als een borgstelling aangemerkt kan worden [37] – had getekend; [38] (ii) het zou [verweerder 4] bekend zijn dat [verzoeker] getrouwd was; [39] (iii) de echtgenote van [verzoeker] zou niet schriftelijk hebben ingestemd met de borgstelling. [40] Onder deze omstandigheden zou een redelijk handelend advocaat zonder meer behoren te wijzen op de mogelijkheid van art. 1:88 BWSM in verbinding met art. 1:89 BWSM. Door daar niet op te wijzen heeft [verweerder 4] [verzoeker] niet alleen de mogelijkheid ontnomen om zijn echtgenote te verzoeken een beroep op art. 1:88 BWSM te doen, maar heeft hij [verzoeker] ook onnodig aan het risico blootgesteld dat de vordering op hem zou worden toegewezen en verhaald zou worden en tot zijn faillissement zou leiden (met alle gevolgen van dien voor zijn echtgenote en gezin), aldus het subonderdeel.
promissory notehad ondertekend, (v) zijn vrouw daarvan op de hoogte was, (vi) hij de vordering meermaals tegenover Sonesta had erkend, (vii) hij had aangegeven dat hij het geld terug wilde betalen, maar dat hij meer tijd nodig had, (viii) hij aangestuurd heeft op een schikking, en (ix) hij kosten van een juridisch gevecht niet wilde maken omdat hij het geld beter aan Sonesta kon betalen. Niet zou vallen in te zien (zonder meer) dat deze omstandigheden [verweerder 4] zouden ontslaan van zijn verplichting [verzoeker] te wijzen op het alternatief van de buitengerechtelijke vernietiging. Die zou de toewijzing van de vordering in de weg hebben gestaan, althans daarop zou een reële kans hebben bestaan, en daarmee zou hij ook het faillissement hebben kunnen voorkomen. [verweerder 4] zou niet beoordeeld hebben wat voor de zaak van nut kon zijn en zou zonder meer zijn meegegaan in de wens van [verzoeker] de zaak te regelen, zulks ten onrechte nu [verzoeker] in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat hij niet onder de vordering uit kon komen, [41] aldus het subonderdeel.
promissory noteniet vrijwillig had ondertekend en dat, wanneer [verzoeker] geen uitleg kon geven over de besteding van het geld hij mogelijk persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld, onverlet zou laten dat [verweerder 4] [verzoeker] had moeten adviseren over de mogelijkheid van vernietiging op de voet van art. 1:88-1:89 BWSM. In zoverre zou [verweerder 4] niet aan zijn zorgvuldigheidsplicht hebben voldaan als gevolg waarvan [verzoeker] niet de gelegenheid zou zijn geboden om weloverwogen een beslissing te nemen. Overigens zou zonder nadere motivering die ontbreekt niet vallen in te zien waarom [verzoeker] enkel vanwege het hypothetische risico dat Sonesta hem mogelijk persoonlijk aansprakelijk zou stellen, (zonder meer) zou hebben moeten afzien van een buitengerechtelijke vernietiging op de voet van art. 1:88-1:89 BWSM. Dit zou te minder vallen in te zien waar – naar de curator zou hebben gesteld [42] – niet aannemelijk was dat [verzoeker] in dat geval hoe dan ook het vereiste ernstige verwijt voor persoonlijke aansprakelijkheid zou kunnen worden gemaakt.
zonder meeris meegegaan in de wens van [verzoeker] de zaak te regelen, anders dan de subonderdelen lijken te veronderstellen.
Bij vonnis van 23 juli 2019 zijn [verzoeker] en de twee vennootschappen hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Sonesta van USD 58.860, met rente en proceskosten. Omdat [verzoeker] in eerste aanleg de vordering had erkend, was ook het instellen van hoger beroep weinig zinvol. [verweerder 4] heeft hem dan ook geadviseerd daarvan af te zien. Niet valt in te zien waarom dat advies in de gegeven omstandigheden een schending van de zorgplicht door [verweerder 4] oplevert. Van een beroepsfout is geen sprake.” Het Gemeenschappelijk hof heeft hierin niet miskend dat een erkenning van een vordering onverlet laat dat de buitengerechtelijke vernietiging van de echtgenoot op de voet van art. 1:88-89 BWSM in hoger beroep alsnog kan worden tegengeworpen. In de gewraakte overweging heeft het Gemeenschappelijk hof niet geoordeeld dat het tegenwerpen van een buitengerechtelijke vernietiging van de
promissory notein hoger beroep niet mogelijk is gelet op de erkenning van de vordering. Het Gemeenschappelijk hof heeft dit in het midden gelaten. [44] Wél heeft het Gemeenschappelijk hof geoordeeld dat het instellen van hoger beroep “
weinig zinvol” was door de erkenning van de vordering. Deze feitelijke inschatting is op zich niet onbegrijpelijk. Hoe dan ook meen ik dat bij het subonderdeel geen belang bestaat, omdat het uitgebreid gemotiveerde oordeel van het Gemeenschappelijk hof in rov. 5.2-5.5 dat [verweerder 4] geen beroepsfout heeft gemaakt ook overeind blijft indien de overweging van het Gemeenschappelijk hof dat het instellen van hoger beroep door de erkenning van de vordering weinig zinvol was, moet worden weggedacht. Dit oordeel wordt ook in dat geval voldoende gedragen. Zie randnummer 3.14 hiervoor.
De vordering van artikel 1:88 BW strekt ter bescherming van de echtgenote en kan daarom alleen door haar worden ingesteld en niet door degene die de schuld is aangegaan.” Niet valt in te zien waarom het Gemeenschappelijk hof hierin of elders in zijn bestreden vonnis zou hebben miskend wat het subonderdeel noemt. Dat blijkt nergens uit. Het is juist dat art. 1:88 BWSM strekt tot bescherming van (in ieder geval) de echtgenote van [verzoeker] en dat alleen zij op art. 1:88 BW een beroep kan doen (art. 1:89 BWSM). [47] Lees ik subonderdeel 1.8 goed, dan betwist het subonderdeel dit ook niet. Overigens meen ik dat geen belang bestaat bij het subonderdeel, omdat het oordeel van het Gemeenschappelijk hof in rov. 5.2-5.5 dat [verweerder 4] geen beroepsfout heeft gemaakt ook overeind blijft als de door het subonderdeel gewraakte overweging wordt weggedacht. Ook in dat geval wordt dit oordeel voldoende gedragen. Voor de inhoud van dit oordeel verwijs ik naar randnummer 3.14 hiervoor, om herhaling te voorkomen.
instellen” (ik begrijp: “
ingesteld”, zie rov. 5.5) moet worden afgeleid dat het Gemeenschappelijk hof van oordeel is dat de echtgenote van [verzoeker] in rechte een vordering jegens Sonesta aanhangig zou moeten maken, althans dat zulks nodig is om het faillissement te voorkomen. Een aan Sonesta gerichte verklaring van zijn echtgenote zou daarvoor hebben volstaan (art. 1:89 lid 4 BWSM).
De vordering van artikel 1:88 BW strekt ter bescherming van de echtgenote en kan daarom alleen door haar worden ingesteld en niet door degene die de schuld is aangegaan.” in rov. 5.5 geoordeeld (in mijn enigszins welwillende lezing) dat alleen de echtgenote van [verzoeker] en niet [verzoeker] zelf zijn rechtshandeling
kan vernietigenop grond van art. 1:88-89 BWSM. Het Gemeenschappelijk hof heeft dus niet geoordeeld dat de echtgenote van [verzoeker]
in rechte een vordering jegens Sonesta aanhangig zou moeten maken. Verder bestaat geen belang bij subonderdeel 1.9, nu de rest van rov. 5.3-5.5 van het bestreden vonnis het oordeel dat [verweerder 4] geen beroepsfout heeft gemaakt zelfstandig kan dragen (en daartegen wordt niet (met succes) opgekomen). Ik verwijs voor de inhoud daarvan naar randnummer 3.14 hiervoor, om herhaling te voorkomen.
niet zonder meer gegeven is” dat [verzoeker] zijn vrouw zou hebben aangespoord tot vernietiging dan wel of deze aansporing tot het beoogde resultaat had geleid, het Gemeenschappelijk hof een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd. Immers: voldoende zou zijn dat het causaal verband en de schade aannemelijk is, hetgeen een lichtere maatstaf is dan dat het causaal verband gegeven moet zijn. [50]
dat vervolgens niet meer geëxecuteerd mag worden, hetgeen het vorderingsrecht van Sonesta aantast. [51]
promissory noteén het niet verschuldigd zijn van een bedrag uit hoofde daarvan), heeft het Gemeenschappelijk hof volledig in het midden gelaten (“
nog daargelaten”).
promissory notedoor de echtgenote (gelet op de “
context” die erin bestaat dat het proberen te komen tot een regeling (gezien de omstandigheden van deze zaak) een alleszins verdedigbare processtrategie is, ook gezien het feit dat [verzoeker] de vordering aantoonbaar meermaals had erkend tegenover Sonesta, zie rov. 5.5). Bij klachten over de gewraakte overweging bestaat daarom geen belang. Om herhaling te voorkomen verwijs ik naar randnummer 3.14 hiervoor.
promissory notete vernietigen, met andere woorden, het is volgens het Gemeenschappelijk hof niet evident dat deze (eventuele) mogelijkheid voor vernietiging van de
promissory noterelevant zou zijn. En dit is volgens het Gemeenschappelijk hof (kennelijk) een onderdeel van de (relevante) achtergrond waartegen de zorgvuldigheidsplichtkwestie moet worden beoordeeld. Hiermee heeft het Gemeenschappelijk hof in mijn opvatting geen rechtsregel miskend (ook niet op een ander punt in het bestreden vonnis).
zonder meereen gegeven is dat [verzoeker], was hij van de mogelijkheid tot vernietiging door zijn vrouw op de hoogte geweest, haar had aangespoord om daar gebruik van te maken,
nog daargelaten ofdat tot het beoogde resultaat had geleid, is niet onbegrijpelijk in het licht van de feiten en omstandigheden van deze zaak, als weergegeven in rov. 5.3-5.5 van het bestreden vonnis, waarop het Gemeenschappelijk hof in de gewraakte overweging ook nadrukkelijk heeft gewezen (“
gelet op alle omstandigheden, waarbij het uitdrukkelijk de intentie van [verzoeker] was om de zaak te regelen”). Ik verwijs naar randnummer 3.14 hiervoor om herhaling te voorkomen. De lat voor onbegrijpelijkheid is voor de gewraakte overweging overigens nogal hoog, omdat het Gemeenschappelijk hof in de gewraakte overweging geen
definitievefeitelijke vaststelling heeft gedaan over de gevolgen van het niet wijzen op een (beweerdelijke) vernietigingsmogelijkheid.
mutatis mutandis– om de redenen die eerder – wat mij betreft – leidden tot het falen van subonderdeel 1.1. Het Gemeenschappelijk hof heeft in rov. 5.9 terecht geoordeeld dat de geldende maatstaf is “
wat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat in vergelijkbare omstandigheden mocht worden verwacht”. Ik verwijs verder naar mijn bespreking van subonderdeel 1.1 hiervoor.
promissory noteop de voet van art. 1:88-1:89 BWSM zou kunnen vernietigen [59] en dat deze buitengerechtelijke vernietiging aan het vorderingsrecht van Sonesta had kunnen worden tegengeworpen. [60] Aldus zou [verzoeker] niet in staat zijn gesteld een eigen afweging te maken en om een weloverwogen beslissing te nemen over de (volgens [verweerster 6]) te volgen processtrategie. Reeds daarom zou onjuist en/of onbegrijpelijk zijn dat het – zoals het Gemeenschappelijk hof in rov. 5.9 heeft overwogen – gelet op de gegeven omstandigheden alleszins verdedigbaar was de pijlen te richten op de vordering van de PSB-bank en het ontbreken van pluraliteit van schuldeisers en dat het niet wijzen op deze alternatieve mogelijkheid in deze context niet als een schending van de zorgvuldigheidsplicht kan worden gezien.
meetingheeft [verweerster 6] contact opgenomen met de bank om na te gaan wat de problemen waren. Zij begreep toen dat er een achterstand in de betalingen was. Zij heeft de bank gevraagd om een overzicht van de achterstand. [verweerster 6] heeft geïnformeerd naar het onherroepelijke vonnis waarop het faillissementsvonnis was gebaseerd. Zij heeft dat vonnis gelezen en ook het onderliggende verzoekschrift van Sonesta. Zij heeft doorgevraagd naar de ontvangst door [verzoeker] van de gelden van Sonesta en de besteding daarvan. Ook heeft zij [verzoeker] gewezen op het risico van een strafrechtelijke vervolging. Verder heeft [verweerster 6] geïnformeerd naar de achtergrond van de
promissory notewaarop [verzoeker] antwoordde dat zijn echtgenote wist wat er speelde en ook van het bestaan van de
promissory noteop de hoogte was en daarmee instemde. De vader van de echtgenote zou bereid zijn om een bedrag van USD 10.000 te betalen, zodat [verzoeker] op die manier ‘goodwill’ kon tonen aan Sonesta. [verweerster 6] heeft duidelijk gemaakt dat het een moeilijke zaak is en dat er voornamelijk mogelijkheden waren ten aanzien van de steunvordering van de PSB-bank. De afspraak was dat [verweerster 6] zich in het hoger beroep zou richten op het ontbreken van pluraliteit van schuldeisers.
promissory notete laten vernietigen lag gezien alle omstandigheden niet voor de hand en het niet wijzen op die mogelijkheid is dan ook niet aan te merken als een schending van de zorgvuldigheidsplicht. Daarbij is van belang dat de vordering van art. 1:88 BWSM strekt ter bescherming van de echtgenote (die zich niet tot [verweerster 6] had gewend) en de omstandigheid dat op grond van art. 1:89 BWSM alleen de echtgenote daar een beroep op had kunnen doen. Overigens is het de vraag of met het advies om de vernietigingsgrond door de echtgenote te laten inroepen het faillissement van de baan zou zijn. Bedacht moet worden dat niet de
promissory notemaar het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis aan de faillissementsaanvraag ten grondslag lag.
promissory note, dat zij heeft gewezen op het risico van strafrechtelijke vervolging en een processtrategie heeft uitgezet waarbij de pijlen zouden worden gericht op de vordering van de PSB-bank en het ontbreken van pluraliteit, onverlet laat dat [verweerster 6] [verzoeker] had moeten adviseren over de mogelijkheid van buitengerechtelijke vernietiging van de
promissory noteop de voet van art. 1:88-1:89 BWSM, over welke mogelijkheid [verzoeker] niet zou zijn geïnformeerd. [69] In zoverre zou [verweerster 6] niet aan haar zorgvuldigheidsplicht hebben voldaan als gevolg waarvan [verzoeker] niet de gelegenheid zou zijn geboden om weloverwogen een beslissing te nemen. Voorts zou het Gemeenschappelijk hof hebben miskend dat [verweerster 6] juist heeft nagelaten de juiste voor de hand liggende consequenties te verbinden aan de gestelde vragen, namelijk dat de toestemming schriftelijk gegeven had moeten worden en zij ook daarnaar had moeten informeren, maar dat niet heeft gedaan. [70]
mutatis mutandis– om de redenen die ik heb vermeld in mijn bespreking van subonderdeel 1.8.
promissory notemaar het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis aan de faillissementsaanvraag ten grondslag lag, onjuist en/of onbegrijpelijk is in het licht van de stellingen van de curator dat:
Overigens is het de vraag of met het advies om de vernietigingsgrond door de echtgenote te laten inroepen het faillissement van de baan zou zijn. Bedacht moet worden dat niet depromissory note
maar het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis aan de faillissementsaanvraag ten grondslag lag.” Deze overweging is niet onjuist of onbegrijpelijk, ook niet in het licht van de stellingen en de (beweerdelijk) geldende uitgangspunten die het subonderdeel noemt. Het Gemeenschappelijk hof heeft hier slechts
in het midden gelatenof met een beroep op art. 1:88-89 BWSM het faillissement van de baan zou zijn, en in dit kader genoemd dat bedacht moet worden dat het onherroepelijk geworden vonnis aan de faillissementsaanvraag ten grondslag ligt (niet de
promissory note). Niet valt in te zien waarom de stellingen die het subonderdeel noemt het door het Gemeenschappelijk hof opwerpen van een vraag en/of het wijzen op iets waarop men bedacht moet zijn onjuist of onbegrijpelijk zouden maken, nog daargelaten of deze stellingen daadwerkelijk en in het juiste verband zijn aangevoerd in feitelijke instanties. Dat niet de
promissory notemaar het onherroepelijk geworden vonnis aan de faillissementsaanvraag ten grondslag ligt, bestrijdt het subonderdeel overigens niet.
promissory notedoor de echtgenote van [verzoeker] (nu [verweerster 6] in de gegeven omstandigheden een verdedigbare processtrategie heeft gevolgd). Bij klachten over de gewraakte overweging bestaat daarom geen belang. Ik verwijs naar randnummer 3.47 hiervoor om herhaling te voorkomen.
promissory noterelevant zou zijn. Dat is (kennelijk) een deel van de (relevante) achtergrond waartegen de zorgvuldigheidsplichtkwestie moet worden beoordeeld. Het Gemeenschappelijk hof heeft hiermee in mijn opvatting niet een rechtsregel miskend (ook niet op een ander punt in het bestreden vonnis).