Conclusie
1.Inleiding
2.Het eerste middel
Voorwaardelijke verzoeken
medein aanmerking heeft genomen, maar laat onvermeld welke andere argumenten het hof heeft voor de afwijzing van het verzoek.
activiteitenniveau, en niet op het DNA-onderzoek op
bronniveau. Dat doet af aan het belang van het gevraagde tegenonderzoek in relatie tot het geheel van de bewijsmotivering. Voor wat betreft het voor het bewijs gebruikte DNA-onderzoek op bronniveau is bovendien al eerder tegenonderzoek verricht op verzoek van de verdediging, zoals het hof opmerkt in het arrest. [4] Tot slot kan nog worden opgemerkt dat de verdediging pas bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep op 13 maart 2023 heeft verzocht om een contra-expertise over het onderzoek op activiteitenniveau, terwijl daar redelijkerwijs eerder in het strafproces om had kunnen worden gevraagd.
3.Het tweede middel
3. DNA OP BRONNIVEAU: VERBROKEN CHAINS OF EVIDECE & CUSTODY
‘’ter voorkoming van het verloren gaan van microsporen, hebben wij de handen van het slachtoffer in plastic zakken verpakt’’. Meerdere (politie)mensen zijn aldus bezig met het verpakken van de handen van [slachtoffer] . Het is volstrekt onduidelijk op welke wijze dat is gegaan. Dat men op het moment van verpakken handschoenen droeg, is in ieder geval niet gebleken.
zich destijds niet bewust was van de huidige gevoeligheid van het DNA-onderzoek en dat er minder strikte beschermingsmaatregelen van kracht waren”.
’is doorbroken heeft de raadsvrouw ten grondslag gelegd dat (a) onduidelijk is of op 21 maart 1997 bij het aantreffen van het stoffelijk overschot is gewerkt met handschoenen en (b) onduidelijk is hoe het knippen van de nagels van het slachtoffer op 22 maart 1997 is gebeurd. Aan het verweer dat (ii) de ‘chain of evidence’ is doorbroken, is ten grondslag gelegd dat (a) het onduidelijk is hoe de nagels na de sectie naar de technische recherche zijn gestuurd, (b) het onduidelijk is hoe de nagels van de technische recherche naar het laboratorium zijn gestuurd, (c) het onduidelijk is waar de nagels zich hebben bevonden tussen 23 en 25 april 1997, (d) het niet is uit te sluiten dat de nagels kwijt zijn geraakt en (e) de nagels in de periode van 2006-2019 bij het NFI van de radar zijn verdwenen.
4.Het derde middel
6. Bewijsoverwegingen met betrekking tot het meer subsidiair tenlastegelegde
.).
NJ1974, 450). Indien de rechter aan de verwerping van een dergelijk verweer nieuwe, nog niet in de bewijsmiddelen voorkomende feiten of omstandigheden ten grondslag legt waarop de bewezenverklaring steunt, moet immers worden gesproken van feiten en/of omstandigheden die door de rechter redengevend voor de bewezenverklaring worden geacht.
NJ1976, 539 en HR 9 mei 1995,
DD95.334) of aan de verwerping van een verweer dat bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen (vgl. HR 15 mei 2007,
LJNAZ6101). Zulke feiten en/of omstandigheden zijn immers niet redengevend voor de bewezenverklaring dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft begaan.” [6]