Conclusie
1.Het cassatieberoep
Parketnummer 13-048642-24, feit 1 en feit 2- telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting
Parketnummer 13-048642-24, feit 4- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Parketnummer 13-220039-23, feit 1- opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Parketnummer 13-220039-23, feit 2- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd als bedoeld in art. 27 Sr, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij is een in verzekering of in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag door de politierechter gewaardeerd op 2 uur te verrichten arbeid. De politierechter heeft daarnaast twee maatregelen in de zin van art. 38v Sr opgelegd, beslissingen genomen over de inbeslaggenomen goederen, beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en de tenuitvoerlegging van een in een andere zaak voorwaardelijk opgelegde straf bevolen.
2.De procesgang bij de Hoge Raad
3.Aanleiding voor rolconclusie
- de in de onderhavige strafzaken opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van 26 juli 2023 van verbalisant [verbalisant 1] resp. [verbalisant 2] en
- de processen-verbaal van verhoor van cliënt van 26 juli 2023 (blad 2) resp. 12 februari 2024 (p. 76).
- het proces-verbaal met daarin de aantekening van het mondeling arrest van het gerechtshof van 15 mei 2024.
4.De rechtsgeldigheid van de betekening van de aanzegging
- Art. 435 lid 1 Sv:
“1. Na ontvangst van de stukken van het geding door de griffier van de Hoge Raad wordt door de procureur-generaal aan de verdachte dan wel, indien door het openbaar ministerie beroep in cassatie is ingesteld, aan het openbaar ministerie en aan de verdachte aangezegd dat de stukken van het geding bij de Hoge Raad zijn ingekomen onder mededeling dat de zaak door de Hoge Raad in behandeling zal worden genomen na verloop van de in het tweede onderscheidenlijk eerste lid van artikel 437 bedoelde termijn. In de aanzegging wordt gewezen op artikel 437.”
- Art. 36b lid 1 en 2 Sv:
“1. De kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan natuurlijke personen, als voorzien in dit wetboek en het Wetboek van Strafrecht, geschiedt door:
a. betekening;
b. toezending;
c. mondelinge mededeling.
2. Betekening van een gerechtelijke mededeling geschiedt door middel van uitreiking of elektronische overdracht, op de bij de wet voorziene wijze. Indien betekening door elektronische overdracht niet of niet binnen een redelijke termijn mogelijk is, geschiedt betekening door uitreiking.”
- Art 36c lid 1 Sv:
“1. De kennisgeving van gerechtelijke mededelingen behoeft alleen door betekening te geschieden in de bij de wet bepaalde gevallen. Dagvaardingen en aanzeggingen die aan het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad zijn opgedragen, worden steeds betekend, tenzij de wet anders bepaalt.”
- Art. 36e lid 1 aanhef en onder b Sv:
“1. De uitreiking van de gerechtelijke mededeling, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, geschiedt:
(…)
b.aan alle anderen: in persoon of indien betekening in persoon niet is voorgeschreven en de mededeling in Nederland wordt aangeboden:
1°. aan het adres waar de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, dan wel,
2°. indien de geadresseerde niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, aan de woon- of verblijfplaats van de geadresseerde.”