4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op grond van onderstaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 6. De rechtbank heeft voor de overzichtelijkheid van het vonnis de bewijsmiddelen per feit opgenomen. Onderdelen van de bewijsmiddelen zijn in de vorm van schakelbewijs gebruikt als bewijsmiddel voor de andere feiten. In de bewijsoverwegingen zal hier nader op in worden gegaan. Allereerst wordt aangevangen met een (algemene) uiteenzetting van de aanleiding van de feiten en de contacten die onderling tussen de medeverdachten hebben plaatsgevonden. Deze uiteenzetting is relevant voor alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feiten 1 tot en met 6
De aanleiding: conflict tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene 5]
Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) een zakelijk conflict heeft met [betrokkene 5] .
In 2012 heeft [medeverdachte 2] een lening aangevraagd bij het bedrijf [A] van [betrokkene 5] . [getuige 1] , eigenaar van een incassobureau, heeft verklaard dat [medeverdachte 2] via een ingewikkelde en ongebruikelijke constructie met een Zwitsers bedrijf van [betrokkene 5] aan waardepapieren kon komen waarmee hij een lening van 3 tot 5 miljoen zou kunnen afsluiten. [medeverdachte 2] heeft een bedrag van ruim € 150.000 betaald om deze financiering te kunnen krijgen maar er zijn geen waardepapieren gekocht en geleverd. Het bedrag dat [medeverdachte 2] aan [betrokkene 5] heeft betaald, heeft hij nooit terug gekregen.
Op 25 februari 2020 is op de achterbank van het voertuig van [medeverdachte 2] onder meer een dossier aangetroffen met de tekst “ [B] ”. Dit is het bedrijf van [betrokkene 5] . Het dossier is voorzien van een handgeschreven gele post-it sticker waarop staat vermeld:
Inleg 2012 € 195.550,-
Rente, kosten, ellende etc 2018 € 500.000,-
De totale vordering op [B] bedraagt volgens dit dossier € 695.550,-. In het dossier worden de personalia van [betrokkene 5] en zijn echtgenote [betrokkene 6] vermeld. Tevens worden hun telefoonnummers en woonadres in [plaats] vermeld. Verder zijn personalia en adresgegevens van de dochter van [benadeelde] , [benadeelde] , in [plaats] vermeld.
In april 2019 heeft [medeverdachte 2] zich gewend tot [getuige 2] , eigenaar van incassobureau [C] BV, voor een incasso op [betrokkene 5] . Er is door [C] een brief gestuurd aan [benadeelde] met daarin een aanmaning tot het betalen van een bedrag van € 703.286,17. [getuige 2] heeft [medeverdachte 2] ermee geconfronteerd dat het incassodossier niet haalbaar was. [medeverdachte 2] heeft toen aangegeven dat hij wilde dat er heel veel druk op gelegd werd. Het ging specifiek om het onder druk zetten van de dochter van [betrokkene 5] , [benadeelde] . Er is tussen hen gesproken over ontvoering van [benadeelde] . Op 6 november 2019 heeft [getuige 2] aan [medeverdachte 2] laten weten dat hij zaken die ‘meer dan maatschappelijk acceptabele druk’ nodig hebben niet zal uitvoeren en hij heeft toen het contact met [medeverdachte 2] beëindigd.
Uit chatgesprekken tussen [getuige 2] en [medeverdachte 2] volgt het volgende:
[medeverdachte 2] , 7-6-2019: “Hij heeft van 4 man geld gepakt en voor niemand iets geregeld. En het is nu tijd om af te rekenen.” “Kan je zo meerdere referentie adressen geven om te checke wie [benadeelde] is.” “De enigste gevoelige snaar is, [plaats] !!” “Hij heeft geld gepakt, en nu moet het terug. Its pay time.” “... ga geen jaren procederen.”
[medeverdachte 2] , 29-6-2019: “... die auwe gaat liever dood dan van zijn poen af.”
[getuige 2] , 29-6-2019: “Ja dat geloof ik best maar ik vertrouw op een zwakke plek.” (...)
[medeverdachte 2] , 29-6-2019: “Ik denk dat meenemen het beste is”. “Dan weet hij meteen dat het serieus is.” (...)
[getuige 2] , 17-7-2019: “Volgende week woensdag mag dochterlief mee.”
[medeverdachte 2] , 17-7-2019: “Dat is goed nieuws.”
[getuige 2] , 6-11-2019: “De zaken die meer dan maatschappelijk acceptabele druk nodig hebben om tot betaling te bewegen zullen wij niet uitvoeren.”
[getuige 2] heeft tegenover de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard:
“Ik ben bij [medeverdachte 2] thuis geweest. Hij had een vordering die wilde hij geïncasseerd hebben. Ik heb een heel pakket gekregen. Veel stukken op basis waarvan het bedrag is opgebouwd. Er zaten allerlei foto's tussen van [benadeelde] . Dat is niet gebruikelijk. Hij had al een heel dossier klaar gemaakt en dat heeft hij in zijn geheel aan mij overhandigd. Een legale incasso was zeker de insteek in eerste instantie. Je moet een partij hebben op wie je kunt verhalen. Dat was een probleem en dat is met [medeverdachte 2] besproken. Hij heeft gezegd dat ze meer onder druk gezet moesten worden. Er is wel wat besproken over ontvoering, dat dat mogelijk de enige optie was om druk te zetten. Dat zou gaan om zijn dochter. Er zijn wel dingen besproken om zoiets te gaan doen. Ik heb hem gebeld dat ik hier niet meer aan mee wilde werken en dat dit mijn grens was. Hij wilde dat er heel veel druk gelegd werd. Het ging specifiek om zijn dochter onder druk te zetten. Als je überhaupt al dat soort dingen bespreekt is het voor mij illegaal terrein.”
Contacten tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat op 1 december 2019 het nummer van [medeverdachte 1] (“ [medeverdachte 1] ”) is opgeslagen. [medeverdachte 1] heeft op 26 november 2020 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte vier weken voor hij werd opgepakt (op 24 december 2019, toevoeging door de rechtbank) heeft leren kennen. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij sinds anderhalve week voor kerst bij [verdachte] (verdachte) verbleven.
Uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt onder meer de volgende berichtenwisseling op 29 november 2019 en 30 november 2019 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] : Ik weet wel iemand
Alleen beloning als die met geld terugkomt
[medeverdachte 2] : Jij snapt hem
[medeverdachte 2] : Regel maar een afspraak, dan gaan we in gesprek,
Moeten wel mensen zijn die echt tot gaatje gaan
Hebben er al meer aan gewerkt maar haakte af
Als je mij appt zal ik je vast een document doorsturen
Krijg je een idee van de omvang.
Morgen gas d'r op pik, dat we iets verdienen !!!
[medeverdachte 1] : Ja heb ze al gesproken wij komen sws langs bij jou
We zorgen dat we rond drie uur bij jou zijn.
Ok moet je adres ff geven.
[medeverdachte 2] : [b-straat 1] (..) [plaats] .
[medeverdachte 1] : Ok ok
Je ziet me morgen.
Uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat het [telefoonnummer 1] bij hem in gebruik is. Uit de historische verkeersgegevens van dit nummer is gebleken dat op [telefoonnummer 2] om 15.28/15.29 uur de mastlocatie T Mobile- [001] locatie [c-straat 1] in [plaats] aanstraalde. Deze mastlocatie staat in de directe nabijheid van het adres van de [medeverdachte 2] .
Uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt eveneens de volgende berichtenwisseling op 1 december 2019 tussen 14:07 uur en 14:29 uur tussen verdachte en [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] : Rij ff langs hem dan
[verdachte] : Ja goed pik [betrokkene 7] eerst op dan rijden we ff langs hem, hoor je ons zo
staan bij hem voor
[medeverdachte 1] : OK
Uit de verklaringen van verdachte en van [medeverdachte 1] blijkt dat zij samen op 8, 12 en 21 december 2019 in [plaats] zijn geweest. Dit wordt bevestigd door onderzoek van (de historische verkeersgegevens van) de telefoon van [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging op 9 december 2019 te [plaats]
In de aangifte van [benadeelde] wordt het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Ik woon in [plaats] . Vanmiddag (
de rechtbank begrijpt gelet op de datum van de aangifte: 9 december 2019) zat er in mijn brievenbus één envelop zonder adressering. Ik zag dat in de brief de volgende tekst stond: “Dit is de eerste en laatste waarschuwing je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen, zo niet volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin! Met vriendelijke groet, kusjes.”
Verdachte heeft ter zitting onder meer de volgende verklaring afgelegd:
“U houdt mij de aangifte voor. Ik heb die tekst getypt.”
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde brandstichting op 9 december 2019 te [plaats]
In de aangifte van [benadeelde] wordt het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Ik woon op de [a-straat 1] te [plaats] . Vannacht, 9 december 2019, omstreeks 01.30 uur, werd ik gewekt met “Brand”. Ik zag dat de carport in brand stond. Ik zag hele hoge vlammen bij de carport en de carportdeur die toegang geeft naar de achtertuin. Ik zag dat mijn auto en ook de auto van mijn man in brand stonden.
Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt onder meer het volgende:
“Na analyse van de transactiegegevens van [bankrekeningnummer] op naam van [verdachte] bleek dat op:
- 9 december 2019 te 00.35 uur voor 4.09 euro een geringe hoeveelheid brandstof afgenomen en afgerekend werd met de bankpas van [verdachte] bij de betaalautomaat in Tiel ;
(Op 9 december 2019 te 01.23 uur werd brand gemeld in de carport/auto's aan de [a-straat 1] in [plaats] . De reis met een personenauto van het tankstation Shell Express in Tiel naar [a-straat 1] te [plaats] is 52.5 kilometer lang en duurt tussen 35 en 45 minuten.)”
Uit forensisch onderzoek op [a-straat 2] blijkt onder meer het volgende:
“Ik zag dat het een carport betrof geplaatst tussen woning nummer [a-straat 2] en [a-straat 1] . Ik zag dat er twee voertuigen onder het ingestorte dak stonden. Ik zag dat de dakconstructie van de carport van perceel [a-straat 1] meer verbrand was dan van het carportdak van perceel [a-straat 2] .
Er zijn twee scenario's mogelijk.
1: Brandstichting door het bijbrengen van open vuur waardoor de voertuigen zijn gaan branden en de carportconstructie heeft aangetast met vuur.
2: Een technische oorzaak van één van de twee voertuigen waarbij de brand is ontstaan en carport heeft aangetast middels vuur.
Beide scenario’s zijn niet te onderbouwen door aangetroffen sporen, dit mede doordat de brand erg hard heeft gewoed en beide voertuigen totaal uitgebrand waren. Echter heeft gelet op het brandbeeld er zeer waarschijnlijk een hogere vuurbelasting gezeten onder de carport van perceel [a-straat 1] .
Aanvulling: door de bewoners van perceel [a-straat 1] werd een briefje in de brievenbus aangetroffen met de tekst: “Dit is de eerste en laatste waarschuwing Je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen, zo niet volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin! Met vriendelijke groet, kusjes.” Dit gegeven maakt scenario 1 meer aannemelijk.”
Overige bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 6
Camerabeelden
Een verbalisant die de camerabeelden van de brandstichting op 20 december 20 19 heeft bekeken, heeft het volgende gerelateerd:
“Personen B en C herken ik van andere camerabeelden welke gemaakt zijn bij de brandstichting op 11 december om 01:33 uur aan hetzelfde adres, [d-straat 1] .”
Fakkels
In een proces-verbaal van de politie wordt onder meer vermeld:
"De informatie in het geheugen van de telefoon (
van verdachte, toevoeging rechtbank) werd uitgelezen. Daaruit bleek dat op die telefoon op 10 december 2019 op het internet gezocht was met de zoekterm "Action". Tevens was gezocht met de zoekterm "stadionfakkels".
Op vordering van de officier van justitie werden door de ABN-Amro bank de transactie gegevens van de bankrekening van [verdachte] verstrekt. Daaruit bleek dat op 10 december 2019 voor een totaalbedrag van 13.19 euro artikelen bij de winkel "Action" te Tiel waren gekocht.
Op vordering van de officier werden door de "Action" in Tiel de gegevens van de kassabon met daarop de aangekochte artikelen verstrekt.
Hieruit bleek dat door [verdachte] o.a. 5 stuks schertsvuurwerk (Bengaals vuur) waren aangekocht.”
In een proces-verbaal van de doorzoeking van de woning van verdachte wordt onder meer vermeld:
“Op 14 januari 2020 is bij een doorzoeking ter inbeslagneming onder meer aangetroffen: 2x fakkels en 1x jerrycan.”
Een verbalisant heeft een vergelijking gemaakt tussen de fakkel aangetroffen bij [a-straat] in [plaats] en de fakkel aangetroffen bij [d-straat] in [plaats] met de fakkels aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van verdachte. De verbalisant komt tot de conclusie dat de fakkels hem doen voorkomen als soortgelijk.
Overig onderzoek aan telefoons
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte blijkt dat op 20 december 2019 16 websites werden bezocht over branden in [plaats] en [plaats] . Op 30 december 2019 werden 2 websites bezocht met informatie over de aanhouding van een verdachte voor de branden in [plaats] .
Uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat op 9 december 2019 zogenaamde “cookies” zijn geaccepteerd/geplaatst met de naam: www. [website 1] .nl en [website 1] .nl .
Op 11 en 20 december 2019 bleken de cookies: [website 2] .nl en [website 2] .nl geplaatst/geaccepteerd te zijn.
Op 20 december 2019 bleek tevens de cookie: [website 3] .info geplaatst/geaccepteerd te zijn.
Schakelbewijs
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11 januari 2000, NJ 2000, 194) is het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van een verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt dat er grote overeenkomsten bestaan in de modus operandi ten aanzien van de tenlastegelegde strafbare feiten.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben steeds een bezoek gebracht aan [medeverdachte 2] op de dag voorafgaand aan de tenlastegelegde feiten of de dag daarna. Zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven zijn verdachte en [medeverdachte 1] op 1, 8, 12 en 21 december 2019 bij [medeverdachte 2] geweest. De verklaring van [medeverdachte 1] dat in [plaats] niet steeds [medeverdachte 2] is bezocht, maar ook twee keer het nabijgelegen bedrijf [D] wordt niet ondersteund door de verklaring van verdachte en is reeds daarom niet aannemelijk.
Verder is steeds benzine getankt met de bankpas van verdachte kort voorafgaand aan een (poging tot) brandstichting. Zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven heeft verdachte getankt op 9,11, 13 en 20 december 2019. Steeds werd er midden in de nacht getankt en het ging veelal om een kleine hoeveelheid benzine. Zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven, is aan de hand van het tijdsverloop tussen het tanken en het tijdstip van de brandstichting alsmede de reisafstand tussen het tankstation en de plaats van het delict nagegaan of het tanken vooraf kan zijn gegaan aan het plegen van de delicten, hetgeen op alle data mogelijk blijkt.
Op de plaatsen delict van 11 en 13 december 2019 zijn frisdrankflessen gevonden waar benzine in zat en uit de beelden van de brandstichting op 20 december 2019 blijkt dat daar ook drinkflessen zijn gebruikt. Er zijn vuurwerkfakkels aangetroffen op de plaatsen delict van 11, 13 en 20 december 2019. Uit de beelden van de brandstichting op 11 december 2019 blijkt dat wc-papier wordt gebruikt en bij de poging tot brandstichting op 13 december 2019 is een wc-rol op de plaats delict achter gebleven. De brandstichtingen vonden plaats in de nacht.
Kort voor of na de brandstichting op 9 december 2019 is een dreigbrief in de brievenbus gedaan waarin wordt gewaarschuwd dat ‘je pa aan zijn verplichtingen moet voldoen en, zo niet, dan volgen ergere consequenties.' Ook de brandstichting op 20 december 2019 is gepaard gegaan met een dreigbrief, waarin wordt verwezen naar een aantal eerdere waarschuwingen om aan de verplichtingen te voldoen en € 700.000,- terug te betalen. De inhoud van beide brieven past bij het conflict dat [medeverdachte 2] had met [benadeelde] , zoals eerder omschreven.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen elkaar over en weer ondersteunen, omdat daaruit blijkt dat de wijze waarop de strafbare feiten zijn uitgevoerd op specifieke en essentiële punten met elkaar overeenkomt.
De rechtbank zal de weergegeven bewijsmiddelen over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten.
Brandstichting op 9 december 2019 (feit 2)
Hoewel uit het forensisch onderzoek volgt dat ten aanzien van de brand op 9 december 2019 niet met zekerheid vast te stellen is dat sprake is geweest van brandstichting acht de rechtbank dit feit bewezen. De politie heeft aangegeven dat, gelet op de dreigbrief die kort voor of na de brand is bezorgd, brandstichting waarschijnlijker is dan een technische oorzaak van de brand. Verdachte heeft verklaard dat hij de tekst die in de brief staat getypt heeft. Dat maakt, in combinatie met het feit dat de brand plaatsvond kort nadat verdachte een kleine hoeveelheid benzine had getankt en in combinatie met hetgeen hiervoor is overwogen onder het kopje ‘schakelbewijs', dat de rechtbank bewezen acht dat sprake is van brandstichting en dat verdachte degene is geweest die deze brandstichting heeft gepleegd.
Andere mogelijke dadergroepen
De verdediging heeft betoogd dat [benadeelde] verschillende mensen voor grote bedragen heeft opgelicht en dat de feiten daarom ook door of in opdracht van anderen dan [medeverdachte 2] kunnen zijn gepleegd.
De rechtbank is, op basis van de contacten tussen de verdachten en de in de bewijsmiddelen opgenomen chatgesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in combinatie met de inhoud van de dreigbrieven waarvan verdachte heeft bekend dat hij die teksten heeft getypt, van oordeel dat verdachte en [medeverdachte 1] kennelijk met [medeverdachte 2] zijn overeengekomen dat zij [betrokkene 5] ertoe zouden bewegen dat hij “aan zijn verplichtingen zou voldoen”, te weten, dat hij “het bedrag van € 700.000,- terug moest betalen" aan [medeverdachte 2] . De rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte 1] dat de berichten en bezoeken aan [medeverdachte 2] te maken hadden met autohandel niet aannemelijk en verwijst daarvoor naar de inhoud van het chatgesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat is opgenomen bij de bewijsmiddelen. Hoewel uit het dossier niet duidelijk wordt of zij besproken hebben op welke wijze zij [benadeelde] ertoe zouden bewegen het geld terug te laten betalen, is mede in het licht van de getuigenverklaring van [getuige 2] alsmede de chatberichten tussen [getuige 2] en [medeverdachte 2] duidelijk dat dit niet op een legale wijze zou zijn en dat de zwakke plek van [benadeelde] de dochter in [plaats] was. Dat het kennelijk de bedoeling was om het geld door middel van bedreigingen in combinatie met brandstichtingen terug te krijgen, blijkt uit het feit dat na de eerste bedreiging en brandstichting op 9 december 2019 te [plaats] er nog meer bedreigingen en (poging tot) brandstichtingen zijn gepleegd, waarbij ook sprake was van tussentijds contact tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte.
De rechtbank overweegt dat het DNA van [medeverdachte 1] op 13 december 2019 is gevonden op de dop die is achtergebleven op de plaats delict. Daarnaast wordt in de dreigbrief van 20 december 2019 specifiek gerefereerd aan het bedrag van zeven ton, wat blijkens het dossier de omvang van de vordering betreft die [medeverdachte 2] meent te hebben op [benadeelde] . Daarmee is duidelijk dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, deze poging tot brandstichting niet in opdracht van andere “vijanden van [benadeelde] " dan [medeverdachte 2] is gepleegd. Gelet op hetgeen onder het kopje schakelbewijs is opgenomen heeft daarmee te gelden dat ook ten aanzien van de andere tenlastegelegde feiten duidelijk is dat deze in opdracht van [medeverdachte 2] gepleegd zijn door de dadergroep waartoe verdachte behoorde.
Feiten 1 en 2: partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank spreekt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 vrij van medeplegen. Weliswaar is er kort voor de feiten contact is geweest tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en heeft verdachte verklaard dat hij de dreigbrief in opdracht van [medeverdachte 1] heeft getypt, maar dat acht de rechtbank – los van de vraag naar de waardering van de verklaring van verdachte – onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij deze feiten en dat zij opzet hebben gehad op het medeplegen hiervan.
Overige te bespreken verweren
Voor zover de door de raadsman gevoerde verweren niet worden weerlegd door de inhoud van de weergegeven bewijsmiddelen overweegt de rechtbank nog als volgt.