Conclusie
[eiser], in mannelijk enkelvoud)
[verweerster], in vrouwelijk enkelvoud)
1.Feiten
hof) heeft de feiten niet afzonderlijk vastgesteld in een daaraan gewijd deel van het bestreden arrest (hierna: het
arrest), [1] maar verspreid over het arrest. Hierna volgt mijn weergave van de feiten voor zover van belang in cassatie, ontleend aan rov. 2.2-2.3 en 3.1 van het arrest.
v.o.f.of
firma), die een loon- en grondverzetbedrijf uitoefende.
firmaovereenkomst).
2. Kunnen partijen het niet eens worden, dan zal de waardering van de vermogensbestanddelen van [de] vennootschap per gemeld tijdstip voor partijen bindend geschieden door een deskundige welke zal worden benoemd overeenkomstig artikel 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.”
rechtbank) over en weer vorderingen ingesteld met betrekking tot (de wijze van) verdeling van het ontbonden vennootschapsvermogen.
2.Procesverloop
In eerste aanleg
Hooijman) benoemd tot deskundige.
[taxateur]) van het onroerend goed oftewel de registergoederen (van 21 juli 2021).
vonnis). [7] Daarin heeft zij in conventie, samengevat:
Vervolgens is de gecorrigeerde vervangingswaarde van de loods, aanbouwen en verhardingen berekend. Deze bedraagt afgerond € 51.130 (zie bijlage).
Hier (…) dient de toe te rekenen grondwaarde bij opgeteld te worden.
Voor het bepalen van het toe te rekenen aandeel grondwaarde is het gewogen gemiddelde (…) berekend tussen de huidige marktgrondwaarde en de vastgestelde grondwaarde van € 9,08. Voor de huidige grondwaarde zijn wij vanwege de landelijke ligging uitgegaan van ca. 50% van de grondprijs op conventionele bedrijfsterreinen die gemiddeld in [plaats] ligt op € 240,00 per vierkant meter , zijnde € 120,00 per m².
Wij achten de kans, gezien het prijsverschil tussen de vastgestelde prijs en de marktwaard van de grond, groot dat van het voorkeursrecht gebruik zal worden gemaakt. Wij schatten de kans hiertoe 75% aanwezig.
Derhalve is de vaste prijs voor 75% meegewogen en de normale grondprijs voor 25%.
Het aldus berekende gewogen gemiddelde voor de grond bedraagt € 18,41. In totaal derhalve over het totale grondoppervlak waarop het voorkeursrecht van toepassing is, een toe te rekenen grondprijs van afgerond € 16.000.
De waarde van dit perceel is, rekening houdend met het voorkeursrecht € 51.130 + € 16.000 = € 67.130,00.
Het verschil met de berekende marktwaarde is € 67.870 en is als correctie wegens het voorkeursrecht opgenomen in de berekening van het geheel (in de berekening vermeld als ‘overige kosten’ bij de Contante waarde correcties.”
Geconcludeerd kan worden dat allen van belang zijnde waardecomponenten zijn gewaardeerd die zowel het [perceel 1] als [perceel 2] betreft en dat er geen aanleiding is een aanvullende waarde toe te kennen van € 135.600.”
3.Bespreking van het principaal cassatiemiddel
subonderdeel I.1draait het erom dat het hof de door hem juist geachte lagere correctie voor het voorkeursrecht in mindering brengt (die € 29.140,--), zonder kenbaar te betrekken dat de door hem onjuist geachte hogere correctie voor het voorkeursrecht (€ 67.870,--) door [taxateur] blijkens dat rapport al was verdisconteerd in die € 230.000,--. [14] Bij
subonderdeel I.2draait het erom dat het hof waarde van de opstallen optelt (die € 165.000,--), zonder kenbaar te betrekken dat waarde van de opstallen door [taxateur] blijkens dat rapport al was verdisconteerd in die € 230.000,--. [15] Bij
subonderdeel I.3draait het erom dat het hof de correctie voor achterstallig onderhoud in mindering brengt (die € 12.184,--), zonder kenbaar te betrekken dat die correctie door [taxateur] blijkens dat rapport al was verdisconteerd in die € 230.000,--. [16]
nietstrookt met 3.5.2-3.5.3 hiervoor, dus kort gezegd: met [taxateur] deskundigenrapport, al zegt het hof voor de waardering aan te knopen bij dit rapport [18] (rov. 3.14, eerste zin) en neemt het hof in rov. 3.15 zelf onverkort tot vertrekpunt dat in dit rapport genoemde bedrag aan getaxeerde (plus)waarde van afgerond € 230.000,--. In het vervolg van rov. 3.15 brengt het hof bedragen in mindering wegens correcties voor het voorkeursrecht (€ 29.140,--) en voor achterstallig onderhoud (€ 12.184,--), en telt het een bedrag op voor waarde van de opstallen (€ 165.000,--), zonder zich kenbaar rekenschap te geven van de verhouding daarvan tot dat onverkort tot vertrekpunt genomen bedrag van € 230.000,-- (waarmee [taxateur] dus juist een ‘all-in’ marktwaarde van de registergoederen bepaalde). Het gevolg is dat ‘s hofs berekening in rov. 3.15 in totaliteit hoe dan ook meerdere dubbeltellingen bevat, reeds daarom niet kán kloppen en reeds aldus tot een sterk vertekend (en daarmee ongerijmd) resultaat leidt.
stillereserves inzake registergoederen plegen te worden berekend. [26] Blijkens rov. 3.15 en 3.17-3.18 van het arrest brengt het hof evenwel, anders dan de rechtbank in het vonnis, de boekwaarde van de registergoederen níet aldus in mindering (dus op die door het hof vastgestelde (economische) waarde van de registergoederen ad € 353.676,--), en komt het zonder dit te doen tot een aan [verweerster] toekomend bedrag aan “stille reserves” inzake die registergoederen (€ 176.838,--). Kennelijk bewust, gezien ook rov. 3.16 en 3.17-3.18 waar het hof bij de materiële activa immers wél de boekwaarde van die activa in mindering brengt, voordat het komt tot een aan [verweerster] toekomend bedrag aan “stille reserves” inzake die activa (€ 126.150,50). Het is dus niet zo dat het hof hier nergens werkt met het in mindering brengen van boekwaarde, integendeel.
4.Bespreking van het incidenteel cassatiemiddel
welmoest worden gevolgd, maar dat het aan het hof was om naar behoren te motiveren waarom de waardering door de deskundige
nietzou moeten worden gevolgd. Gelet op de verwijzing in het subonderdeel [30] doelt zij op (miskenning door het hof van) de regel geformuleerd in het daar genoemde Hoge Raad-arrest. [31]
de huidige waarde(dus niet per peildatum) van enkele door haar aangedragen referentieobjecten.
zelfde afwijking van de waardering in het deskundigenbericht behoorlijk diende te motiveren, zijn oordeel dat de beslissing van de rechtbank ter zake moest worden bekrachtigd onbegrijpelijk is in het licht van de gegeven motivering. Het subonderdeel noemt in dit verband uiteenlopende argumenten, over het algemeen geconcentreerd per alinea, die ik hierna langsloop.
allepunten van [verweerster] oneens zou zijn, zoals het hof kennelijk en onbegrijpelijk oordeelt.
5.Hoe nu verder?
€ 122.046,---/-
positief): € 162.910,--
€ 126.150,50+
positief):
€ 236.352,50