ECLI:NL:RBGEL:2021:8231

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/05/373266 / HA ZA 20-414
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake waardering vennootschapsaandeel en benoeming deskundige

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben eisers, een vennootschap onder firma, en gedaagde, een besloten vennootschap, een geschil over de waardering van het vennootschapsaandeel van gedaagde. De rechtbank heeft op 10 februari 2021 een vonnis gewezen waarin zij een deskundigenonderzoek heeft bevolen. Dit onderzoek is gericht op het vaststellen van de waarde van het aandeel van gedaagde in het vermogen van de vennootschap per 31 december 2017, waarbij rekening moet worden gehouden met de registergoederen en materiële activa. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de benoeming van een deskundige en heeft daarom zelf de heer S.G.J. Hooijman benoemd als deskundige. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers een voorschot van € 6.957,50 moeten deponeren voor de kosten van de deskundige. De deskundige moet binnen twee weken na de betaling van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek. De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat zij opmerkingen en verzoeken aan de deskundige moeten doorgeven aan de wederpartij. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/373266 / HA ZA 20-414
Vonnis van 10 februari 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. C.J. van Dijk te Ede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] .,
gevestigd te [plaats 3] , gemeente [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Breur te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eisers] (in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 september 2020
  • de akte uitlating deskundigenrapportage van [eisers]
  • de akte uitlating deskundigenbericht van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van
30 september 2020 (hierna: het tussenvonnis).
2.2.
In het tussenvonnis is onder meer het volgende overwogen:
4.16.
De rechtbank stelt vast dat partijen uiteenlopende standpunten innemen en het niet eens zijn over de waarde van het vennootschapsaandeel van [gedaagde] . Zoals ook reeds tijdens de mondelinge behandeling is besproken, dient bij deze stand van zaken een onafhankelijk deskundige te worden benoemd die die waarde zal bepalen. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het bij de waardering gaat om twee zaken: de registergoederen en de materiële activa. Naar het oordeel van de rechtbank dient de deskundige de waarde hiervan per 31 december 2017 in redelijkheid vast te stellen alsof de onderneming wordt voortgezet (op ‘going concern’ basis) en niet als ware sprake van ontbinding en vereffening. Zoals [eisers] terecht opmerkt sluit dit niet aan bij de werkelijkheid, nu [eisers] V.O.F. [eisers] voortzet.
4.17.
Resumerend zal de rechtbank een deskundigenonderzoek bevelen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat was de waarde per 31 december 2017 van het aandeel van [gedaagde] in het vermogen van V.O.F. [eisers] , rekening houdend met het feit dat het bij de waardering gaat om de registergoederen en de materiële activa?
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.18.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Voordat wordt overgegaan tot het benoemen van deze deskundige, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. De rechtbank zal de zaak met dit doel naar de rol verwijzen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming kunnen bereiken over de persoon van de deskundige. Voor zover partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de persoon van de deskundige – en zij om die reden ieder een eigen deskundige voorstellen – dienen partijen gemotiveerd aan te geven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking zou moeten komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid ten opzichte van één van de partijen. Dergelijke zwaarwegende redenen dienen onderbouwd te worden gesteld, bij gebreke waarvan de rechtbank aan bezwaren voorbij zal kunnen gaan. Na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, zal de rechtbank vervolgens een door partijen aangedragen deskundige of een zelf gekozen deskundige benoemen.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat partijen er niet in zijn geslaagd om ten aanzien van de persoon van de deskundige in onderling overleg tot overeenstemming te komen. [gedaagde] heeft de rechtbank verzocht de heer J.W. Boon van Agriteam MidNed B.V. als deskundige te benoemen, terwijl [eisers] geen naam heeft genoemd en bezwaar heeft gemaakt tegen de voorgestelde deskundige van [gedaagde] , omdat volgens [eisers] de te benoemen deskundige een accountant moet zijn en geen makelaar/taxateur.
2.4.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding om ambtshalve zelf een deskundige te benoemen. Anders dan [eisers] betoogt, dient deze deskundige naar het oordeel van de rechtbank een makelaar/taxateur te zijn en geen accountant. Zoals ook uit rechtsoverweging 4.16 van het tussenvonnis kan worden afgeleid gaat het namelijk om de waardering van de registergoederen en de materiële activa. De rechtbank gaat daarmee ook voorbij aan de stelling van [eisers] dat voor het benoemen van een makelaar/taxateur weinig reden lijkt te bestaan, omdat een taxatie op basis van het in de taxatiewereld gangbare begrip ‘marktwaarde’ van eind november 2017 bij de processtukken beschikbaar is. Het gaat hier immers om een taxatie die in opdracht van [eisers] is verricht en waarmee [gedaagde] het niet eens is.
2.5.
De rechtbank heeft de heer S.G.J. Hooijman bereid gevonden als deskundige in deze zaak op te treden. De heer Hooijman is Hoofd Agrarische-, Groen-, Grondverzet- en GWW (Infra) sector en uit dien hoofde als Register Veilinghouder/Beëdigd Register Taxateur werkzaam bij Troostwijk Valuations B.V. te Amsterdam. De heer Hooijman heeft zich desgevraagd bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan.
2.6.
De heer Hooijman heeft het voorschot op zijn loon en kosten begroot op € 6.957,50 inclusief btw (3,5 dag, zijnde 28 uur). Dit voorschot zal door [eisers] moeten worden gedeponeerd (zie 4.19 van het tussenvonnis).
2.7.
[gedaagde] heeft in haar akte nog opgemerkt dat bij het bepalen van het vennootschapsaandeel van [gedaagde] tevens een rol spelen de vlottende activa, de handelsdebiteuren, de schulden en het aandeel van [gedaagde] in het kapitaal van de vof, alsmede dat die bedragen in beginsel blijken uit de jaarstukken 2017 en dat de deskundige zich daarover ook zal moeten uitlaten.
2.8.
De rechtbank wijst er nogmaals op dat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven dat het bij de waardering gaat om twee zaken: de registergoederen en de materiële activa. De deskundige dient zich in eerste instantie dan ook te richten op deze twee zaken. Indien de deskundige van mening is dat daarnaast ook andere zaken/aspecten bij de beoordeling van het vennootschapsaandeel van [gedaagde] een rol spelen, staat het hem gelet op de tweede te beantwoorden vraag (zie hierna onder 3.1) vrij om deze ook in zijn onderzoek te betrekken.
2.9.
De rechtbank wijst er verder op dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat was de waarde per 31 december 2017 van het aandeel van [gedaagde] in het vermogen van V.O.F. [eisers] , rekening houdend met het feit dat het bij de waardering gaat om de registergoederen en de materiële activa?
2. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
De heer S.G.J. Hooijman
Troostwijk Waardering & Advies B.V.
[adresgegevens]
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van het tussenvonnis van 30 september 2020 en het onderhavige vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat [eisers] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat [eisers] binnen twee weken na dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 6.957,50 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. J.H. Steverink op nummer [telefoonnummer] ,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor
28 april 2021, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eisers] ,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Steverink en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2021.
Coll.: MvG