In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het de afwikkeling van de beëindigde samenwerking tussen de eisers en de gedaagde binnen de vennootschap onder firma (V.O.F.) [eisers]. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de samenwerking per 31 december 2017 is beëindigd en dat de waarde van het vennootschapsaandeel van de gedaagde moet worden bepaald. In het tussenvonnis van 30 september 2020 is een deskundigenonderzoek bevolen, waarbij de deskundige rekening diende te houden met de registergoederen en materiële activa. De deskundige, de heer S.G.J. Hooijman, heeft op 8 juli 2021 een taxatierapport uitgebracht over de materiële activa, en de heer J.F. Bontenbal heeft op 21 juli 2021 een rapport uitgebracht over de registergoederen. De rechtbank heeft de rapporten van de deskundigen in haar beoordeling betrokken en heeft de bezwaren van beide partijen tegen de rapporten besproken. De rechtbank heeft uiteindelijk de waarde van de materiële activa vastgesteld op € 516.000,00, na correctie van € 34.000,00, en de waarde van de registergoederen op € 371.946,00. De rechtbank heeft de verdeling van het vermogen van de ontbonden V.O.F. vastgesteld en bepaald dat de gedaagde een bedrag van € 3.478,75 aan de eisers moet betalen voor de kosten van de deskundige. De reconventionele vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.