II.
Het eerste en het tweede cassatiemiddel en de bespreking daarvan
De middelen
4. Het eerste middel bevat met betrekking tot de onder 1 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen de klacht dat het hof ten onrechte heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, althans dat dit oordeel onbegrijpelijk is dan wel onvoldoende is gemotiveerd. Op dezelfde gronden als vermeld in de toelichting bij het eerste middel komt het tweede middel op tegen het oordeel van het hof dat de verdachte ter zake van de onder 2 bewezenverklaarde valsheid in geschrift opzettelijk heeft gehandeld.
De bewezenverklaring en bewijsoverwegingen van het hof
5. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 01 april 2017 tot en met 06 oktober 2017 in Nederland om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van heroïne, te weten een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen:
- meermalen een ander middelen bestemd tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers heeft verdachte
[D] NV bewogen tot het leveren van grote hoeveelheden azijnzuuranhydride bij [A] BV, en
bij [F] BV een bestelling geplaatst voor de levering van azijnzuuranhydride aan [A] BV,
zijnde azijnzuuranhydride een stof bestemd/geschikt voor het vervaardigen van heroïne,
terwijl heroïne vermeld staat op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 6 april 2017 tot en met 6 oktober 2017 in Nederland opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst,
immers heeft hij, verdachte,
- een op 6 april 2017 ondertekende customer declarations betreffende het gebruik van “Acetic anhydride” (azijnzuuranhydride) toegestuurd naar [F] BV, terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde “Acetic anhydride” enkel en alleen gebruikt zou worden voor agrarische tuinbouw en terwijl op voornoemde geschriften een niet-bestaand “Registartion number” (registratienummer) wordt vermeld
en
- een op 30 mei 2017 ondertekende eindgebruikersverklaring van [D] NV betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride, toegestuurd naar [D] NV, terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven, dat voornoemde azijnzuuranhydride enkel en alleen gebruikt zou worden voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroentenproductie
en
hij valselijk heeft opgemaakt een geschrift dat was bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, immers heeft hij, verdachte,
- op 30 mei 2017 een eindgebruikersverklaring betreffende het gebruik van azijnzuuranhydride van [D] NV ondertekend, terwijl daarop in strijd met de waarheid was aangegeven dat voornoemde azijnzuuranhydride enkel en alleen voor het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroentenproductie gebruikt zou worden”
6. Het hof heeft verder – voor zover hier van belang – het volgende vastgesteld en overwogen:
“
Nadere bewijsoverweging
Betrokkenheid van de verdachte
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, kort samengevat omdat de verdachte niet wist dat de azijnzuuranhydride die hij heeft besteld en aan [A] B.V. heeft laten leveren, bedoeld was om verdovende middelen mee te produceren. Het hof verwerpt dat verweer.
Het hof gaat daarbij, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting en in aanvulling op hetgeen ter inleiding in dit arrest is vermeld, van de navolgende feiten en omstandigheden uit.
De verdachte is eigenaar van het bedrijf [C] B.V. dat onder meer meststoffen, schoonmaakmiddelen en bestrijdingsmiddelen aan kwekers levert. In die hoedanigheid is hij in 2016 in contact gekomen met [medeverdachte] , die zich voorstelde als nieuwe eigenaar van het bedrijf waarmee de verdachte eerder zaken deed. [medeverdachte] zou, aldus de verdachte, eigenaar, althans ‘de lopende directeur’ van [A] B.V. zijn en was voor dat bedrijf de contactpersoon van de verdachte.
Begin 2017 heeft de verdachte, zo volgt uit e-mailberichten en is ook door de verdachte bekend, gepoogd om azijnzuuranhydride te bestellen, op verzoek van [A] B.V.. Nadat verdachte geïnformeerd had naar azijnzuuranhydride bij [G] B.V., heeft hij eerst een bestelling geplaatst bij het bedrijf [E] B.V., vervolgens bij [F] B.V. en ten slotte bij [D] N.V. Laatstgenoemd bedrijf heeft drie maal azijnzuuranhydride geleverd en bezorgd bij [A] B.V., te weten op 31 mei 2017, 3 juli 2017 en 29 september 2017.
De e-mailberichten hebben de volgende inhoud:
- [betrokkene 13] van [G] B.V. bericht in een e-mail van 17 februari 2017 het volgende aan de verdachte:
“
Beste [verdachte] ,
Bij deze mijn bericht n.a.v. ons gesprek op de beurs inzake Azijnzuur Anhydride.
Ik kan dit aanbieden, maar de leverancier wil eerst graag de onderstaande gegevens weten:
Alvorens wij u de Azijnzuur Anhydride kunnen aanbieden moeten wij u informeren over de volgende vereisten voor de aankoop en het gebruik van dit product:
u moet een vergunning hebben om dit product te mogen gebruiken
u dient een eindverbruikersverklaring in te vullen en te ondertekenen namens uw bedrijf
wij moeten een kopie ontvangen van een geldig ID bewijs. Dit alles daar dit product valt onder de wetgeving voor drugs precursoren en wij derhalve gebonden zijn aan strenge, wettelijke regels voor het verkopen van deze grondstof.
Zie:
https://www.belastingdienst.nl/bibliotheek/handboeken/html/boeken/HVGEM/watzijndrugsprecursoren.html.
Hopende je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
Volgens het proces-verbaal van politie levert de ‘link’ naar de website van de belastingdienst informatie op over drugsprecursoren en wordt verwezen naar toepasselijke regelgeving.
- Diezelfde dag nog, 17 februari 2017, stuurt de verdachte bovenstaand bericht door aan [betrokkene 16] , contactpersoon bij [E] B.V., met daarin de volgende tekst:
“
Strikt vertrouwelijk !!!!!
Dit zegt mijn andere leverancier.”
- Daarop antwoord [betrokkene 16] / [E] BV. d.d. 22 februari in 2017 aan de verdachte:
“
Dag [verdachte] ,
Ook onze leverancier gaf aan dat wij een verklaring moeten tekenen voor azijnzuuranhydride. Dit is een categorie 2 chemische stof (zwaar spul) en wordt dus zoals inmiddels bekend gebruikt voor synthetische drugs. Omdat dit een categorie 2 stof is, dienen alle bedrijven die hierin handelen (dus wij, maar ook jullie en jullie afnemer(s), in het bezit te zijn van een registratie bij de douane. Om dit registratienummer te bekomen wordt je ge-audit.
De douane heeft inmiddels contact met mij opgenomen omdat ik vroeg hoe ik zo’n registratienummer kan bekomen. Mij werd gevraagd waarvoor het product werd toegepast en ik vertelde ze dat het voor reiniging/desinfectie was. Dit vonden zij zeer verdacht en het schijnt dat er vanuit het criminele circuit veel vraag is momenteel naar dit product.
Ik moet helaas de levering annuleren, dit wijkt namelijk te ver af van onze handel. Standaard chemische producten die niet op de drugsprecursorlijst staan kunnen wij 9 vd 10x leveren. Deze helaas niet. Graag uw begrip hiervoor.”
- Daarop stuurt de verdachte diezelfde dag nog per e-mail – met als onderwerp “azijnzuuranhydride” – het volgende antwoord.
“
Goede middag
Prima
Niet leveren !!!
Wij willen geen problemen !!!!!!
Ik had ook al mijn bedenkingen.
Hij heeft de formulieren al ondertekend
Maar niet doen.
Mvg dvd.”
- Op 4 april 2017 heeft [betrokkene 16] / [E] B.V. het volgende bericht aan de verdachte gestuurd:
Onderwerp: Azijnzuuranhydride
Dag [verdachte] ,
Ik ben zojuist benaderd door de Douane over de azijnzuuranhydride. Zij vinden het heel erg verdacht. De toepassing van desinfectie van water of gootjes e.d. in de tuinbouw hebben zij nog nooit gehoord. Daarnaast wordt het extra verdacht dat ik het doorverkoop en u het vervolgens ook doorverkoopt (al die stappen maakt het steeds iets vager).
Waarom azijnzuuranhydride? Er zijn voldoende eenvoudig te verkrijgen middelen op de markt die hier ook in kunnen voorzien. Oxyl-PRO S bijvoorbeeld. Of perazijnzuur of quats voor groene aanslagverwijderaar. Ik wil natuurlijk heel graag de Oxyl-PRO S en de waterstofperoxide leveren,
maar ik krijg de registratiecodes van de Douane niet met dit verhaal.
Jullie worden ook ge-audit en [A] zal ook ge-audit worden alvorens er 1 transactie zal mogen plaatsvinden.
Het lijkt me sterk dat we dit allemaal willen als het inderdaad voor desinfectiedoeleinden gebruikt gaat worden. Met Oxyl-PRO S kunnen we hier ook in voorzien.
Als het zo’n ontzettende must is, terwijl ze er bij de Douane nog nooit gehoord hebben van deze toepassing, de stof momenteel zeer in trek is voor de productie van heroïne... Je begrijpt dat ik mij hier niet goed bij voel en ik vind het ook ongeloofwaardig klinken...
Als [A] een probleem heeft met de microbiologie ga ik er graag persoonlijk heen om daar alles in orde te krijgen met Oxyl-PRO S. Er zijn meerdere wegen om de microbiologie onder controle te krijgen, azijnzuuranhydride is echt niet de enige oplossing voor ze.
Graag je gedachte hierover.
- Het antwoord van de verdachte op 4 april 2017 luidt als volgt:
“
Goede middag.
Laat ze maar een audit uitvoeren.
We gebruiken het niet voor desinfectie, maar voor waterbehandeling !!
Alles is al geprobeerd, maar met azijnanhydride gaat het, het beste
Ze zijn van harte welkom, het water blijft perfect schoon, en de planten hebben hiermee geen probleem.
Andere stoffen zoals oxyl geeft bij hogere doseringen groei remming.
Bij deze de nieuwe aangepaste verklaring.
En we leveren het gewoon door op papier, het is niet vager.
Bij [A] ben je welkom, wanneer je wilt.
Tevens heeft de verdachte op 4 april 2017 een “verklaring gebruik azijnzuuranhydride”, ondertekend door [medeverdachte] namens “ [A] kwekerijen bv” en gedateerd 27 maart 2017, aan [betrokkene 16] toegestuurd, waarin staat vermeld dat [A] B.V. met vuil druppelwater te maken heeft en daarom elke maand, naast oxyl-PRO S en waterstofperoxide, onder meer 2 boxen azijnzuuranhydride 99% nodig heeft.
- Aan [A] V. heeft de verdachte op diezelfde dag het volgende bericht verstuurd:
“
Goede middag.
Ze komen jullie audithen?, je verklaring hebben ze al,
Je weet wat we besproken hebben.!!
Komt goed.
- [betrokkene 16] / [E] B.V. antwoord de verdachte, nog steeds op 4 april, als volgt:
“
Hallo [verdachte] ,
Ondanks de verklaringen heb ik er nog geen goed gevoel bij.
Als alles nieuw is (slangen, e.d.) is het wat mij betreft onzin dat het ALLEEN met azijnzuuranhydride schoon blijft. Bij alle andere kwekerijen werkt het perfect met Oxyl-PRO S. Dus OF Oxyl-PRO S wordt verkeerd gedoseerd of het is toch echt voor andere doeleinden.
Natuurlijk tekent iedereen en natuurlijk bekend niemand. Maar dat wilt niet zeggen dat ik het moet doen.
Bijgaand de contactgegevens van het bedrijf waar ik het zou inkopen. Hiermee kunt u contact opnemen om het daar rechtstreeks in te kopen”
[F] B.V.
P: [telefoonnummer 1]
M: [telefoonnummer 2]
E: [e-mail address]
w. [website] ”
- De verdachte bericht direct daarop aan [medeverdachte] :
“
Spoed!!!
Onderstaand adres graag zsm bestellen
Mvg dvd”
- Aan [betrokkene 16] laat de verdachte weten:
“
Oke
Alle orders voor [A] laten vervallen
Mvg dvd”
Op 6 april 2017 heeft de verdachte [betrokkene 17] , contactpersoon bij [F] B.V. (hierna: [F] ) aangeschreven met de mededeling op zoek te zijn naar een goede en betrouwbare leverancier van onder meer azijnzuuranhydride 99%. Tevens heeft hij die dag een ‘customer declaration’ voor drugprecursors aan genoemde contactpersoon bij [F] toegezonden, welke ‘declaration’ namens [A] B.V. door [betrokkene 12] is ondertekend op 6 april 2017 en waarin stond vermeld dat bij [F] een hoeveelheid van 900 liter “Acetic anhydride” was besteld, met de mededeling “The substance will be used solely for: agrarische tuinbouw” Ans represents a quantity that is normally sufficient for 1 maand”. Op de customer declaration stond een niet bestaand registratienummer vermeld.
Op 2 mei 2017 heeft de verdachte bij [betrokkene 17] / [F] gerappelleerd omdat hij een bestelling had gedaan en “niets meer had gehoord”. Daarop heeft [betrokkene 17] / [F] onder meer aan de verdachte laten weten: “Betreffend de Acetatic anhydride kunnen we nog geen product aanbieden omwille van de beschikbaarheid bij de leverancier. Ik vrees ook dat dit nog wel even gaat duren.”
Diezelfde dag heeft de verdachte [D] N.V. (hierna: [D] ) benaderd en meegedeeld op zoek te zijn naar onder meer “azijnzuuranhydride 99%, afname in 8 tot 12 boxen gezamenlijk”. Die aanvraag is in behandeling genomen, met de mededeling dat voor het offreren van azijnzuuranhydride’ 99% een zogenaamde ‘ [D] eindgebruikersverklaring’ vereist werd, welke in niet ingevulde vorm door [D] aan de verdachte is toegezonden. De verdachte heeft deze verklaring doorgeleid aan [medeverdachte] / [A] B.V, die de verklaring, ingevuld en ondertekend door [betrokkene 12] op 5 mei 2017, aan de verdachte heeft geretourneerd. In die verklaring is onder meer vermeld “We (het hof begrijpt: [A] B.V.) bevestigen hierbij dat het product azijnzuur 99% welke wij van [D] (....) betrekken niet gebruikt zal worden bij de productie van chemische wapens, drugs en/of verdovende middelen of enige andere niet-civiele toepassing. Wij gebruiken het product enkel en alleen voor de productie van schoonhouden van leidingen in tuinbouw, groentenproductie.” De verdachte heeft de ingevulde verklaring op 5 mei 2017 aan [D] toegezonden en voorts op 9 mei 2017 een bestelling geplaatst voor waterstofperoxide en azijnzuuranhydride 99%. Kort voor de levering is bedoelde eindgebruikersverklaring op verzoek van [D] d.d. 30 mei 2017 met tussenkomst van de verdachte door [A] B.V. aangepast omdat dat “via de douane noodzakelijk was” en is de term “azijnzuur 99%” vervangen door “azijnzuuranhydride”. [D] heeft, steeds op bestelling van de verdachte, als eerdergenoemd daadwerkelijk azijnzuuranhydride geleverd aan [A] B.V. op 31 mei, 3 juli en 29 september 2017, te weten 1600 liter op 31 mei en 3 juli en 600 liter op 29 september 2017.
Voorwaardelijk opzet art. 10a Opiumwet (feit 1)
Uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorbereiden of bevorderen van de vervaardiging van heroïne ten tijde van de op 6 april 2017 bij [F] geplaatste bestelling en ten tijde van de daarop volgende bestellingen bij [D] . Kort voorafgaand aan de bestelling bij [F] is de verdachte immers door [G] B.V. gewezen op het feit dat het product azijnzuuranhydride onder de wetgeving voor drugsprecursoren valt, met bijbehorende regelgeving zoals die via de website van de belastingdienst kenbaar is was, en heeft [betrokkene 16] namens [E] B.V. dat niet alleen bevestigd, maar ook aangegeven dat het volgens de douane zeer verdacht was dat dit product voor reiniging/ desinfectie zou worden toegepast en dat er vanuit het criminele circuit veel vraag zou zijn naar dit product. [E] B.V. heeft meegedeeld de levering te annuleren. De verdachte heeft daarop aan [E] B.V. laten weten dat hij ook al zijn “bedenkingen” had en geen problemen wil. Voorts heeft [E] B.V. nog aan de verdachte gemeld dat hij is benaderd door de douane, dat de douane het “heel erg verdacht” vindt en van toepassing van desinfectie van water in de tuinbouw nog nooit heeft gehoord, dat de doorverkoop het extra verdacht maakt, dat er voldoende alternatieve producten als Oxyl Pro S op de markt zijn en dat azijnzuuranhydride “momenteel zeer in trek is voor de productie van heroïne”. Als de verdachte aan [E] B.V. laat weten dat het product niet voor desinfectie, maar voor waterbehandeling bedoeld is, en [A] B.V. met “vuil druppelwater” te maken heeft en daarom ook azijnzuuranhydride nodig heeft, luidt het antwoord van [E] B.V. dat “alles nieuw is (slangen e.d.)” (het hof begrijpt tegen de achtergrond van het dossier: een nieuw aangelegd leiding-/waternetwerk bij [A] B.V.) en dat het onzin is dat het alleen met azijnzuuranhydride schoon blijft en dat het product mogelijk toch echt voor andere doeleinden is bestemd. [E] B.V. wil het product niet leveren en geeft de contactgegevens van zijn potentiële leverancier – [F] – daarop aan de verdachte door.
De verdachte is, zo concludeert het hof, voorafgaand aan de bestelling op 6 april 2017 bij [F] dus niet alleen gewaarschuwd voor het feit dat azijnzuuranhydride bij de productie van heroïne wordt gebruikt en er daarom veel vraag naar is vanuit het criminele circuit, maar ook in kennis gesteld van het feit dat de vermeende legale toepassing van het middel in de tuinbouw, zoals door [A] B.V voorgewend, niet voor de hand liggend en door de douane zelfs zeer verdacht werd gevonden. Daarenboven had de verdachte al vrij snel, in februari 2017, ook zelf zijn “bedenkingen” bij azijnzuuranhydride. Dit tezamen brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte met de bestelling van azijnzuuranhydride bij [F] en de daarop volgende bestellingen bij [D] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard de vervaardiging van heroïne voor te bereiden en/of te bevorderen.
Voorwaardelijk opzet art. 225 lid 2 Sr (feit 2)
Hetgeen over voorwaardelijk opzet is opgemerkt in het kader van feit 1, de voorbereidingshandelingen, strekt zich ook uit tot de bewezenverklaring van feit 2, waarin de verdachte wordt verweten ten behoeve van de bestellingen bij [F] en [D] gebruik te hebben gemaakt van valse geschriften (feit 2). De aanmerkelijke kans op valsheid – bestaande in de op die geschriften vermelde toepassing van azijnzuuranhydride – is door de verdachte bewust aanvaard.”
Het verweer van de verdediging
7. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 en 25 november 2022 heeft zich aldaar onder meer het volgende voorgedaan:
“Op vragen van de oudste raadsheer legt de verdachte een verklaring af, inhoudende:
Ik heb het vonnis van de rechtbank gelezen. Het stoort mij het meest dat daar staat dat ik een en ander had moeten weten. Dat is onterecht. Wij waren groot in de tuinbouw. De samenwerking met [medeverdachte] ging goed. Ik heb dit nooit zien aankomen.
Ik ben van mening dat ik in deze zaak ben misbruikt. Ik heb in goed vertrouwen azijnzuuranhydride geleverd. Het klopt dat door [D] drie maal azijnzuuranhydride is geleverd bij [A] B.V.. Dit betrof steeds 1600 liter. Ik had deze bestellingen gedaan.
Ik had eerder geprobeerd om azijnzuuranhydride te bestellen bij [E] B.V. en [F] B.V.. Door die bedrijven is echter niet geleverd.
Er werd een gebruikersverklaring vereist. In die verklaring was opgenomen dat het product enkel en alleen voor de productie van schoonhouden van leidingen zou worden gebruikt. Ik heb zelf één gebruikersverklaring ondertekend.
Ik heb bij de politie verklaard dat ik vond dat [D] mij had moeten waarschuwen en dat ik het dan niet zou hebben gedaan. Dat klopt. Dat vind ik nog steeds.
[betrokkene 18] was een vriend van mij. Van hem hoorde ik over de gebruikersverklaring. Als de verklaring getekend zou worden, dan was dat voldoende. Ik heb de verklaring laten tekenen en deze gelijk doorgestuurd.
Ik vraag wel vaker rond als ik op zoek ben naar een product. [D] wilde leveren. Als men had gezegd dat er een vergunning nodig was, dan was ik niet met hen in zee gegaan. Ik had namelijk geen vergunning. [D] had gewoon niet mogen leveren. Er is mij niet gevraagd naar een vergunning.
Ik ben leverancier van chemicaliën. Ik wil me niet inlaten met drugs. Ik kom wel vaker waarschuwingen tegen. Ik dacht dat het met die gebruikersverklaring in orde was.
U houdt mij een mailwisseling tussen mij en [E] B.V. voor. Op 22 februari 2017 stuurt [betrokkene 16] van [E] een bericht waarin wordt vermeld dat azijnzuuranhydride gebruikt kan worden voor de productie van synthetische drugs, dat bedrijven die in azijnzuuranhydride handelen in het bezit moeten zijn van een registratie bij de douane en dat de douane de opgegeven toepassing van het product zeer verdacht vond. Dat klopt. Het klopt ook dat ik daarop heb gereageerd met ‘niet leveren, wij willen geen problemen”. U houdt mij voor dat het er op lijkt dat ik op dat moment toch gewaarschuwd ben. Ik kan u hierop zeggen dat wij misschien wel 10.000 verschillende artikelen verkopen. Een klein gedeelte hiervan kan als gevaarlijk worden bestempeld. Voor die artikelen krijgen wij ook waarschuwingen, maar toch verkopen we die.
U vraagt mij waarom ik, ondanks dat de douane de toepassing verdacht vond, toch heb geleverd. Bij [medeverdachte] stond al azijnzuur. We wilden op die lijn doorgaan. Hij wilde op een gegeven moment sterkere azijnzuur hebben. Dat heb ik vervolgens geregeld.
Ik heb het formulier dat door [A] ondertekend aan mij werd gegeven niet goed doorgenomen toen ik dat doorstuurde aan [D] . Ik heb pas later van mijn raadsvrouw vernomen dat er een paspoortnummer was opgegeven.
Ik leverde meerdere stoffen voor het reinigen van leidingen. Dit betrof onder andere zoutzuur en azijnzuur 70%. Ik had nog nooit eerder azijnzuuranhydride geleverd. De hoeveelheden die wij leverden waren afhankelijk van de wens van de klant.
U houdt mij het proces-verbaal van bevindingen betreffende de producten van [I] voor (p. 829-830 AD [naam] ).
We zijn begonnen met azijnzuur 70% en waterstofperoxide 35% op 100 kub water. Daarna zijn we overgegaan op azijnzuuranhydride, omdat we met een sterkere vorm wilden proberen te werken.
Ik durf niet meer te zeggen wanneer ik de opstelling met azijnzuuranhydride bij [A] voor het eerst heb gezien. Dat kan rond 9 juni 2017 zijn geweest toen ik daar met [betrokkene 18] en [betrokkene 19] was.
U houdt mij voor dat uit eerdere verklaringen van mij blijkt dat het volgens mij economisch interessant zou zijn om met de nieuwe methodiek te werken, maar dat, ook nadien niet, nergens anders een dergelijke opstelling is aangetroffen.
Ik weet dat ik een paar keer getest heb. Volgens mij kwam ik iedere twee weken.
[medeverdachte] had mij verteld eerder met azijnzuuranhydride te hebben gewerkt. Ik heb de vaten ook zien staan. En niet alleen ik heb die vaten zien staan, ook de milieudienst en [betrokkene 18] . Het klopt dat ik van mening ben dat het niet schadelijk voor de planten is als je het juist doet. Dan is het juist positief voor planten. Het klopt ook dat ik de methode nergens heb gedocumenteerd. Ik documenteerde mijn methoden nooit. Waarom zou ik dat doen? Mensen roepen maar wat. Ze hebben er geen kaas van gegeten. Verslijming kan binnen enkele weken optreden. Ook het NFI is niet deskundig voor wat betreft de methode.
Alles voelde goed. We zouden testen en als alles goed ging dan zouden we met de methode doorgaan. Ik ben geen man die dingen op papier zet. Dat het ook zou gaan om de schoonmaak van gootjes en vloeren is onjuist. Ik ben daar dan verkeerd in begrepen. Het is altijd om het schoonmaken van leidingen gegaan.
Ik had jarenlang ervaring met het gebruik van azijnzuur. Dit is de eerste keer dat ik pure azijnzuur heb geleverd. Zoals gezegd had [medeverdachte] al eerdere ervaringen. Ik heb verder aan niemand azijnzuuranhydride geleverd. Ik had zelf azijnzuur 5% en azijnzuur 70% staan. [medeverdachte] vroeg om beter. Toen ben ik op zoek gegaan.
Ik weet niet meer of ik alleen azijnzuuranhydride heb geleverd aan [A] of dat ik ook waterstofperoxide heb geleverd.
Ik heb bij niemand anders vaten met azijnzuuranhydride besteld. [D] heeft geleverd. Daarna niemand meer. De betalingen zijn steeds via de bank gegaan.
Door [A] zijn niet alle rekeningen betaald. Er staat nog € 40.000,00 open. Ik heb er voor gekozen toch te blijven leveren. Als ik zou stoppen, dan zou ik sowieso niet meer betaald krijgen.
Ik had geen financieel motief. Er loopt weliswaar nog een ontnemingsvordering bij het gerechtshof in Den Bosch in een andere zaak, maar die ga ik winnen. Het klopt dat ik eerder een transactie heb betaald van € 20.000,00. Ik heb het geld niet nodig. Ik hoef niet meer te werken voor het geld.
Op vragen de voorzitter legt de verdachte een verklaring af, inhoudende:
U vraagt mij waarom ik, nadat ik meermalen te horen had gekregen dat ik een vergunning en/of een registratienummer nodig had, toch nog ben blijven proberen om ergens azijnzuuranhydride te bestellen.
Ik ben handelaar. Ik krijg wel vaker te horen dat ik iets niet kan bestellen. Of dat iets niet leverbaar is. Het was voor iedereen destijds onduidelijk wat de mogelijkheden waren. Ik kreeg verschillende signalen. Wie had er gelijk?
Ik heb aan [betrokkene 16] van [E] inderdaad laten weten bedenkingen te hebben. U vraagt wat voor bedenkingen ik dan had. Ik heb naar aanleiding van het bericht van [betrokkene 16] gezegd dat er niet geleverd hoefde te worden. Ik vond dat we het niet moesten doen.
U zegt mij dat dit geen antwoord op uw vraag is. U vraagt mij wat voor bedenkingen ik had. Ik weet niet hoe ik dat moet zeggen. Zoals ik net zei, ik krijg wel vaker “nee” te horen. Vanuit [E] werd gezegd dat de stof gevaarlijk was. Ik heb toen gezegd, nee, liever dan niet. Van [D] kreeg ik echter te horen dat het wel mogelijk was en dat daarvoor alleen een verklaring nodig was. Ik dacht naar aanleiding van dat bericht dat ik gewoon door kon gaan.
Ik heb de bestellingen op verzoek van [medeverdachte] gedaan. Hij had het eerder gebruikt. Ik was wel in voor iets nieuws, maar het was 100% zijn idee.
Ik wist niets van hetgeen er in [plaats] gebeurde. Ik kwam alleen op de [b-straat] . Ik heb het uiteindelijk wel gehoord, maar ik weet niet precies wanneer. Ik hoorde het niet van [medeverdachte] . Ik heb het tijdens mijn verhoren bij de politie gehoord.
Ik vond [medeverdachte] een fijne kerel. Wij spraken alleen over de tuinbouwzaken. Over andere dingen spraken wij niet.
Op vragen van de jongste raadsheer legt de verdachte een verklaring af, inhoudende:
Het klopt dat ik een en ander niet zou hebben gedaan als [D] tegen mij had gezegd dat ik een vergunning nodig had. Die had ik niet, dus dan was het niet doorgegaan. U houdt mij voor dat ik dit wel al van andere bedrijven te horen had gekregen. Dat klopt, ik had bij andere bedrijven al geïnformeerd. Ik kreeg toen echter verschillende antwoorden.
Op vragen de advocaat-generaal legt de verdachte een verklaring af, inhoudende:
Mij wordt nogmaals het proces-verbaal van bevindingen betreffende de producten van [I] (p. 829-830 AD [naam] ) voorgehouden. U houdt mij voor dat ik heb verklaard dat bij 100 kub water er 100 liter azijnzuuranhydride en 100 liter waterstofperoxide werd gemengd en dat [I] deze samenstelling gemengd leverde. Ik weet dat [I] Peraclean leverde.
U houdt mij voor dat de directeur van [I] heeft verklaard dat de genoemde samenstelling absoluut niet vergelijkbaar was met één van zijn producten.
Ik hoor mijn raadsvrouw zeggen dat naar haar mening niet de juiste vragen zijn gesteld aan [I] , dan wel de juiste informatie daarbij gegeven. Ik hoor de advocaat-generaal zeggen dat hetgeen daar is gerelateerd uit mijn verklaring van 11 oktober 2017 komt, zoals gerelateerd op pagina 31 en verder van het verdachtendossier.
Naar mijn mening is azijnzuur 100% de sterkst mogelijke vorm van azijnzuur. Ik heb geen navraag gedaan naar andere toepassingen van azijnzuuranhydride.
Op vragen van zijn raadsvrouw legt de verdachte een verklaring af, inhoudende:
Het klopt dat ik vond dat [D] mij had moeten waarschuwen. Ik had niet geleverd als ik had geweten dat azijnzuuranhydride gebruikt zou worden voor de productie van heroïne. Maar ik leverde wel meer ‘gevaarlijke’ spullen. Dit zijn voor ons gewone chemicaliën.
De raadsvrouw deelt mede geen verdere vragen, te hebben, maar dat zij het hof nog enkele stukken wil voorhouden. Zij deelt daartoe mede:
Ik wijs u op pagina 1670 van het dossier [naam] . Daar wordt vermeld dat dezelfde middag en diverse dagen na de doorzoeking door [verdachte] BV is geïnformeerd naar de volgende levering van azijnzuuranhydride en is de gevraagde levering zelfs verhoogd. Ik heb hiervoor geen bewijsmiddel gezien en vraag mij af of het hof die wel heeft gezien.
Ik wijs u op pagina 736 van het dossier [naam] . Er is in [plaats] azijnzuuranhydride in jerrycans aangetroffen. Dat er gebruik is gemaakt van de door cliënt geleverde azijnzuuranhydride staat niet vast, dat is een aanname geweest. Ik zal daar bij pleidooi op terugkomen.
De rechtbank heeft als bewijsmiddel de verklaring van [betrokkene 20] bij de rechter-commissaris opgenomen, waaruit zou blijken dat er op de kwekerij in [plaats] geen problemen met verslijming waren. Ik wil graag voorgehouden hebben dat hij bij de politie heeft verklaard zich nooit met het schoonmaken van de leidingen op de [b-straat] bezig te hebben gehouden.
Op pagina 39 van het verdachtendossier betreffende mijn cliënt ziet u dat hij van de politie hoorde van de inval in [plaats] Hij schrok daar enorm van.
Daartoe in de gelegenheid gesteld deelt de verdachte mede:
[medeverdachte] heeft een mooi spel gespeeld. Ik heb dit totaal niet aan zien komen. Ik ben met hem in zee gegaan zonder dat ik wist wat hij eigenlijk van plan was. Hoe had ik dat van tevoren moeten weten? Ik wist niet wat ik hoorde bij de politie.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen. Zij voegt daar aan toe:
De reden van de verdubbeling van de bestellingen was niet de instap in [plaats] , maar het feit dat er sinds eind juni geen leveringen waren geweest en dat [medeverdachte] er steeds om bleef vragen.
Er kan niet worden vastgesteld dat de door cliënt geleverde azijnzuuranhydride is gebruikt in [plaats] . Er zijn vaten aangetroffen in [plaats] .
Door de advocaat-generaal wordt het Duitse merk, mijns inziens expres, ook niet genoemd.
Cliënt ging er van uit dat de azijnzuuranhydride voor de [b-straat] was.
En al zou de azijnzuuranhydride naar [plaats] zijn gegaan, uit welk bewijsmiddel kan dan blijken dat cliënt dat heeft geweten?
Cliënt heeft alleen met [medeverdachte] te maken gehad en niet met zijn familie.
In reactie op de repliek deelt de raadsvrouw mede:
Ik vraag niet om het lab helemaal te vergeten. Ik zeg alleen dat het aantreffen van het lab pas gewicht in de schaal kan leggen als er wettig en overtuigend is bewezen dat cliënt van tevoren van dit lab geweten heeft. Uit het dossier blijkt niet dat cliënt eerder van de instap heeft geweten dan op het moment dat dit aan hem door de politie werd verteld.
[…]
[medeverdachte] wilde het spul. Cliënt is op zoek gegaan en er is geleverd. Als het de bedoeling was om het in [plaats] te gebruiken, waarom is het daar dan niet direct naartoe vervoerd?
Van belang is wat de wetenschap van cliënt in mei, juni en juli was. Was er toen een vat azijnzuuranhydride aangesloten? Dat er in augustus salpeterzuur is aangetroffen zegt daar niets over.
In de beleving van cliënt is azijnzuuranhydride de sterkste vorm van azijnzuur. Ik zeg niet dat hij niet wist dat het om azijnzuuranhydride ging. Hij had alleen een andere beleving van wat daarmee gedaan werd.”
8. De op de terechtzitting van 25 november 2022 ten overstaan van het hof voorgedragen en aan het proces-verbaal van die terechtzitting gehechte pleitnota van de raadsvrouw van de verdachte houdt – voor zover hier van belang – het volgende in (hier weergegeven zonder de voetnoten):
“
De verklaring van cliënt
10. Cliënt heeft, in tegenstelling tot de meeste medeverdachten, iedere vraag beantwoord. Grotendeels toen hij in beperkingen zat. Hij bestelde de AA in de overtuiging dat [medeverdachte] dit nodig had voor het schoonhouden van zijn leidingen op de [b-straat] . Hij had gelezen dat AA een drugprecursor was. In die tijd met de wetenschap die hij toen had, had hij echter nooit verwacht en kunnen vermoeden dat [medeverdachte] hele andere plannen had. Beide hebben verklaard dat ze dit naar aanleiding van de gebruikersverklaring van [D] hebben besproken. En [medeverdachte] verzekerde hem dat dit niet ging gebeuren. Cliënt verkoopt vaker drugprecursors, zoals zoutzuur, zwavelzuur waarmee BMK kan worden geproduceerd. En met salpeterzuur kan MDMA en amfetamine worden geproduceerd. Ik verwijs naar het aangehechte overzicht verkoop en voorraad ADR Categorie 8, II stoffen van [C] B.V. (*).
11. Cliënt is gewend aan leveranciers die waarschuwen voor de mate van gevaar van een bepaalde stof. Dat is voor cliënt geen reden om niet te bestellen en te leveren. Hij gaat af op de relatie die hij heeft met de klant. [medeverdachte] was voor hem een klant als alle andere. Hij had vertrouwen in hem en hun relatie was goed als de betalingsachterstand niet wordt meegerekend. Uw hof heeft meermaals gevraagd waarin dan zijn ‘
bedenkingen’ zaten die hij richting [E] uitte. Cliënt wordt in dit onderzoek gezien als een deskundige, een geleerde in chemische stoffen. Maar dat is hij niet. Hij is een commerciële handelaar en wil, plat gezegd, marge pakken. Dat is zijn verdienmodel. Marge vergroot je door het verschil tussen de voor- en achterkant zo groot mogelijk te maken.
12. Je houdt de inkoop zo laag mogelijk en de verkoop probeer je zo hoog mogelijk te krijgen. Maar niet zo hoog dat de klant naar een ander gaat. Een leverancier houd je laag door een goede relatie op te bouwen en je reputatie en gunfactor hoog te houden. In die branche praat je met de leverancier mee. Als deze niet kan of wil leveren, dan maak je daar geen probleem van en geef je hem gelijk. En vervolgens ga je op zoek naar een leverancier die wel wil en kan leveren. Dat had cliënt in zijn e-mail aan [E] heel uitgebreid kunnen uitleggen en beschouwen. Maar zo werkt hij niet. Hij kijkt tussen de bedrijven door even naar zijn e-mails en reageert kort en krachtig zonder er verder over na te denken en ieder woord te wegen. Zo moeten deze berichten worden opgevat. Voor hem waren de reacties van [E] en [F] geen aanleiding om [medeverdachte] niet meer te vertrouwen.
13. Ter zitting in hoger beroep is gevraagd of cliënt had geleverd als [D] wel had gewaarschuwd voor de drugsprecursor. Dat is ten eerste een hypothetische vraag met een antwoord dat is ingegeven door de wetenschap achteraf. Daarnaast en bovenal; [D] heeft gewaarschuwd. Het staat immers in de eindgebruikersverklaring van [D] die hij met [medeverdachte] heeft besproken en die hij heeft ondertekend. Ik wijs ook op zijn laatste verklaring. En toch heeft cliënt geleverd. Hij had namelijk met [medeverdachte] besproken dat het niet zo worden gebruikt voor de productie van drugs. Hij kent [medeverdachte] ook niet anders als een gewone teler. Dus het antwoord dat hij in 2022 geeft op die vraag is niet redengevend voor de wetenschap die cliënt in de eerste helft van 2017 had.
17. De rechtbank schoof de verklaringen van cliënt als ongeloofwaardig terzijde. Het gebruik van AA voor de schoonmaak werd niet aannemelijk gevonden. Daarmee is echter niet het bewijs geleverd dat cliënt opzet had op het treffen van voorbereidingshandelingen, ook niet in voorwaardelijke zin. Het scenario wordt immers niet weerlegd met bewijsmiddelen dat cliënt het wel degelijk wist. Het werd weerlegd met aannames en woorden die cliënt in al zijn verklaringen gebruikte die tegenstrijdig zouden zijn.
21. Cliënt wordt aangerekend dat hij bij leveranciers aangaf dat er al ervaringen waren met het schoonmaken met AA en dat hij niet heeft kunnen uitleggen hoe dit kan als de AA pas eind mei voor de eerste maal werd geleverd. Die uitleg is er echter wel. [medeverdachte] hield hem dit voor:
‘Ik heb [verdachte] benaderd en hem een goed verhaal voor gehouden over het schoonmaken van de leidingen en zo.’
‘Ik heb toen [verdachte] benaderd om te vragen of hij dat kon regelen en gezegd dat Ik veel last had van verslijming en zo. [verdachte] zei dat het moeilijk was om daar aan te komen. [verdachte] dacht dat het gewoon azijnzuur was, dat idee had hij.’
Ik wijs ook op de schriftelijke verklaring d.d. 27 maart 2017 van [medeverdachte] waarin deze dat aangeeft. Hierdoor heeft cliënt dit aan leveranciers aangegeven. Dat dit in zijn politieverklaring niet aan bod is gekomen, maakt niet dat dit niet aannemelijk is. [medeverdachte] hield hem voor de gek. Dat verklaarde [medeverdachte] zelf ook. Uw hof kan er niet omheen dat zijn verklaring die hij aflegde terwijl hij in beperkingen zat, op dit punt (Ik was op zoek naar AA om dit ook te verkopen om mijn geldzorgen op te lossen) wordt ondersteund door het tapgesprek tussen hem en [betrokkene 12] op 9 september 2017. En het uitgewerkte tapgesprek tussen [medeverdachte] en [betrokkene 19] op 9 juli 2017 waarin zij het hebben over ‘
ze’ en niet over ‘
hij’ waarmee dan [betrokkene 18] werd bedoeld. De opstelling werd ook voor [verdachte] opgezet.
22. Er zijn in de afgelopen vijf jaren veel vragen gesteld aan cliënt over hoe hij de AA en waterstofperoxide heeft toegepast. Er mag niet worden vergeten dat het de kwekerij was van [medeverdachte] en dat zijn werknemers het werk deden. Cliënt adviseerde slechts en bestelde als [medeverdachte] dat wilde. Hij sprak met [medeverdachte] over het schoonhouden van leidingen, [medeverdachte] vroeg hem om sterk azijnzuur, cliënt ging op zoek naar een leverancier en zorgde ervoor dat het zou worden geleverd. Hij is verder niet verantwoordelijk voor de toepassing ervan. Ik krijg steeds meer de indruk dat van cliënt werd verwacht dat hij de kwekerij vaak bezocht en continu toezicht hield op de opstelling en dosering. Maar dat is niet zijn taak. Dat moet de kweker zelf doen. Als deze dat niet doet, om wat voor reden dan ook, dan heeft cliënt daar niets van te vinden. Het is niet zijn bedrijf. Cliënt heeft, samen met [betrokkene 18] , gezien dat er werd schoongemaakt met AA en waterstofperoxide. Hij hoorde van [medeverdachte] meermaals dat hij nog niet tevreden was. Cliënt testte de waarden van het leidingwater en kon tijdens zijn bezoeken zelf kijken naar de verslijming van de leidingen. Vërder had cliënt niets over de toepassing te zeggen. Ook niet als hij deze methode later ook bij andere kwekers wilde introduceren.”
De bespreking van de middelen
9. Het eerste en het tweede middel keren zich tegen het oordeel van het hof dat de verdachte wist dat de geleverde azijnzuuranhydride bestemd was voor de productie van heroïne en hij, wat betreft de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, aldus met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld.
10. De vaststellingen van het hof houden onder meer het volgende in. Op 17 augustus 2017 zijn bij een doorzoeking van het bedrijfspand van [A] goederen aangetroffen die passen bij de productie van heroïne, waaronder azijnzuuranhydride en natriumcarbonaat. In ieder geval op 31 mei 2017, 31 juli 2017 en 29 september 2017 is in totaal 3800 liter azijnzuuranhydride geleverd aan [A] B.V. door [D] N.V., telkens op bestelling van de verdachte. De verdachte is eigenaar van het bedrijf [C] B.V., dat onder meer meststoffen, schoonmaakmiddelen en bestrijdingsmiddelen aan kwekers levert. Uit mailcorrespondentie op de computer van de verdachte blijkt dat hij in de maanden hiervoor eerst bij verschillende andere leveranciers heeft geprobeerd azijnzuuranhydride te bestellen. Zo laat een contactpersoon van [G] B.V. de verdachte in een e-mail van 17 februari 2017 weten dat azijnzuuranhydride onder de wetgeving voor drugsprecursoren valt en de levering daarvan aldus aan strenge regels voldoet. De verdachte heeft hiernaast meermalen mailcontact gehad met [betrokkene 16] , een contactpersoon van [E] B.V., die na navraag bij de douane weigert azijnzuuranhydride te leveren. Deze [betrokkene 16] wijst de verdachte in hun eerste mailcorrespondentie in februari 2017 onder meer erop dat de douane de toepassing van azijnzuuranhydride voor reiniging/desinfectie zeer verdacht vindt en er op dat moment vanuit het criminele circuit veel vraag is naar azijnzuuranhydride. Hierop reageert de verdachte dat de levering inderdaad geen doorgang moet vinden en dat hij ook al zijn “bedenkingen” had. Later, in april 2017, mailt [betrokkene 16] weer naar de verdachte nadat hij opnieuw contact heeft gehad met de douane. Hij deelt de verdachte mede dat de douane nog nooit heeft gehoord van de toepassing van azijnzuuranhydride voor desinfectie van water of gootjes in de tuinbouw en dat er voldoende eenvoudig te verkrijgen middelen op de markt bestaan, zoals Oxyl-PRO S, die in dezelfde toepassing kunnen voorzien. [betrokkene 16] schrijft onder meer:
“Als het zo’n ontzettende must is, terwijl ze er bij de Douane nog nooit gehoord hebben van deze toepassing, de stof momenteel zeer in trek is voor de productie van heroïne... Je begrijpt dat ik mij hier niet goed bij voel en ik vind het ook ongeloofwaardig klinken…”
De verdachte reageert hierop met het bericht dat de azijnzuuranhydride niet is bedoeld voor desinfectie, maar voor waterbehandeling, dat alles al is geprobeerd maar dat azijnanhydride het beste werkt. Hierop antwoordt [betrokkene 16] dat het wat hem betreft bij nieuwe slangen onzin is dat deze alleen met azijnzuuranhydride schoon kunnen blijven en dat Oxyl-PRO S perfect werkt bij alle andere kwekerijen, dus dat in het geval van [A] B.V. óf Oxyl-PRO S verkeerd wordt gedoseerd óf de azijnzuuranhydride toch echt voor andere doeleinden wordt gebruikt. Vervolgens geeft hij aan dat hij niet aan de levering wil meewerken:
“Natuurlijk tekent iedereen en natuurlijk bekend niemand. Maar dat wilt niet zeggen dat ik het moet doen.”
Hij geeft de contactgegevens van de leverancier [F] aan de verdachte, zodat hij zelf rechtstreeks de azijnzuuranhydride kan inkopen. Diezelfde dag neemt de verdachte contact op met [F] voor de bestelling van azijnzuuranhydride. Daarbij stuurt de verdachte een ‘customer declaration’ voor drugsprecursoren, waarop een
niet bestaand(cursivering van mij, A-G) registratienummer staat vermeld en waarin staat dat het product enkel voor “agrarische tuinbouw” wordt gebruikt. Wanneer blijkt dat [F] de azijnzuuranhydride voorlopig niet kan leveren, benadert de verdachte [D] N.V. Bij deze leverancier plaatst de verdachte uiteindelijk driemaal een bestelling. In de eindgebruikersverklaringen die de verdachte bij de bestellingen heeft meegestuurd staat dat de azijnzuuranhydride enkel en alleen voor “het schoonhouden van leidingen in de tuinbouwgroentenproductie” gebruikt zal worden.
11. Het door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweer luidt in de kern dat de verdachte niet wist dat de azijnzuuranhydride bedoeld was voor de productie van heroïne, maar ervan uitging dat de azijnzuuranhydride werd gebruikt voor de schoonmaak van leidingen. Het hof heeft dat verweer verworpen en meent dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorbereiden of bevorderen van de vervaardiging van heroïne. Gelet op de inhoud van de hiervoor beschreven mailcorrespondentie met onder meer [betrokkene 16] , concludeert het hof dat de verdachte, voorafgaand aan de bestelling op 6 april 2017 bij [F] , niet alleen gewaarschuwd is voor het feit dat azijnzuuranhydride bij de productie van heroïne wordt gebruikt en er daarom veel vraag naar is vanuit het criminele circuit, maar ook in kennis is gesteld van het feit dat de vermeende legale toepassing van het middel in de tuinbouw, zoals door [A] B.V voorgewend, niet voor de hand liggend en door de douane zelfs zeer verdacht werd gevonden. Voorts heeft het hof bij zijn oordeel betrokken dat de verdachte al vrij snel, in februari 2017, aangaf ook zelf zijn “bedenkingen” te hebben. Om dezelfde redenen komt het hof vervolgens tot de slotsom dat de verdachte ook de aanmerkelijke kans op de valsheid van de in de eindgebruikersverklaring vermelde toepassing van azijnzuuranhydride bewust heeft aanvaard.
12. Het eerste middel klaagt dat het hof met zijn hiervoor aangehaalde overwegingen enkel tot uitdrukking heeft gebracht dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de azijnzuuranhydride gebruikt zou worden voor de productie van heroïne, maar niet dat de verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard. Volgens de steller van het middel blijkt uit die overwegingen slechts dat de verdachte een gewaarschuwd man was, maar heeft het hof – anders dan bijvoorbeeld in de zaken HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2757,NJ2014/487, m.nt. Keijzer en HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:977 – geen nadere omstandigheden vastgesteld waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat hij een fout maakte en desalniettemin de bestellingen doorzette. In de toelichting op het middel wordt in dat verband gewezen op hetgeen in hoger beroep door de verdediging is aangevoerd, namelijk dat de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte] van [A] B.V. ná februari 2017 – en dus nadat de verdachte per mail had uitgesproken dat hij “bedenkingen” had – heeft besproken dat de azijnzuuranhydride niet zou worden gebruikt voor de productie van drugs en dat [medeverdachte] in zijn verklaring bij de politie zou hebben bevestigd dat hij de verdachte voor de gek heeft gehouden. De steller van het middel meent dat het hof zijn oordeel dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat de geleverde azijnzuuranhydride voor de productie van heroïne was bestemd ook bewust heeft aanvaard, niet voldoende heeft gemotiveerd in het licht van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging. 13. Daarin volg ik de steller van het middel niet. Naar ik meen heeft het hof de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat de azijnzuuranhydride voor de productie van heroïne zou worden gebruikt, afgeleid uit de omstandigheid dat de verdachte heeft volhard in zijn pogingen om azijnzuuranhydride te bestellen voor [A] B.V. en uiteindelijk meerdere grote bestellingen heeft gedaan ondanks alle waarschuwingen (i) dat er vanuit het criminele circuit een enorme vraag is naar azijnzuuranhydride voor de productie van drugs en ondanks zijn eigen bedenkingen, (ii) azijnzuuranhydride niet het juiste middel is voor desinfectiedoeleinden en daarvoor betere, legale alternatieven op de markt beschikbaar zijn en (iii) de douane een en ander zeer verdacht vond,. Die vaststellingen kunnen het oordeel van het hof dat de verdachte met het vereiste voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, met inbegrip van het bewust aanvaarden, mijns inziens dragen. Anders dan de steller van het middel betoogt, heeft het hof daarmee voorts – ook als verwerping van het bedoelde uitdrukkelijk onderbouwde standpunt in de zin van art. 359 lid 2, tweede volzin, Sv – voldoende tot uitdrukking gebracht dat en waarom het de verklaring van de verdachte dat hij ervan uitging dat de azijnzuuranhydride was bedoeld voor het schoonmaken van leidingen, niet aannemelijk acht.
14. Het eerste middel faalt. Dit brengt mee dat het tweede middel dit lot deelt.