3.3Het hof heeft met betrekking tot het bewijs – met weglating van voetnoten – het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde voorhanden hebben van munitie wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Feiten
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 maart 2018 zijn toezichthouders van de gemeente samen met [verbalisant 1] naar een bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] gegaan naar aanleiding van een melding bij de gemeente [plaats] , inhoudende dat in dit pand mogelijk sprake was van illegale prostitutie. Toen de toezichthouders en verbalisant bij het pand kwamen, was het pand afgesloten en was niemand aanwezig. Na ongeveer een halfuur arriveerde een man (het hof begrijpt: verdachte) bij het pand, die de toegangsdeur met een sleutel opende. Daarbij werd de man aangesproken door de toezichthouders. Met toestemming van deze man – die opgaf te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1972, wonende te [plaats] – betraden de toezichthouders, vergezeld van [verbalisant 1] , het bedrijfspand.
Eenmaal binnen het bedrijfspand rees het vermoeden bij [verbalisant 1] dat er sprake was van een bordeel. Via de toegangsdeur kwamen de toezichthouders en de verbalisant in een kleine hal terecht. Hierin waren een wc en de meterkast geplaatst. Via een tweede deur kwamen zij in een grotere ruimte. In deze ruimte zag [verbalisant 1] dat er een scheidingswand was geplaatst met daarin vier rode deuren. Achter drie van deze deuren was een kleine ruimte gemaakt waarin een tweepersoonsbed stond. Van elk van deze ruimte was één wand rood geschilderd. Elke ruimte was nagenoeg op dezelfde wijze ingericht. In twee van de ruimtes zijn pakjes condooms aangetroffen en in één ruimte een tas met attributen die voor SM gebruikt worden.
In het voorportaal van deze grote ruimte was een stalen trap naar boven geplaatst. Op de verdiepingsvloer van de bovenruimte was een complete bar-inrichting geplaatst en een ruime zithoek met TV. In één ruimte beneden stond een massagetafel en geen bed. Verder stond achter in deze ruimte aan de rechterzijde een soort kast die met schuifpanelen afgesloten was. Nadat verbalisant een schuifpaneel had verschoven, zag hij in deze kast een grote hoeveelheid potten met teelaarde. Er stonden geen planten in deze potten. Aan het plafond van deze kast waren twee assimilatielampen aangebracht. Verder was er een afzuiginstallatie aangebracht die verder niet aangesloten was op een leiding naar buiten. De elektrische installatie was ook niet aangesloten op het stroomnet. Op basis hiervan heeft [verbalisant 1] verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Kort daarna kwamen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ter plaatse. [verbalisant 3] ging naar de eerste verdieping en zag hier een zitje met twee zitbanken, een salontafel en een televisie. Daarnaast zag hij een eettafel met meerdere stoelen en een bar met barkrukken. Achter deze bar zag [verbalisant 3] een horecakoelkast staan met daarop de reclametekst 'Pepsi'. Hij zag dat deze koelkast een doorzichtige deur had van glas en hij zag meerdere flesjes drinken in de koelkast staan. [verbalisant 3] zag vervolgens op de tweede plank van boven in de koelkast een opgerolde gele keukendoek liggen.
Omdat het [verbalisant 3] ambtshalve bekend was dat verdovende middelen veelal gekoeld bewaard worden, en in het pand een in opbouw zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen, pakte hij de opgerolde keukendoek uit de koelkast en keek wat erin zat. [verbalisant 3] zag dat hierin een magazijn/patroonhouder zat die gevuld was met patronen die gelijkend waren op kaliber .22 patronen. [verbalisant 3] keek vervolgens om zich heen of hij een vuurwapen zag waar de patronen mogelijk bij konden horen. Vrijwel direct zag hij onder de balie een op een geweer gelijkend voorwerp staan. Dit stond open en bloot onder de balie waarna [verbalisant 3] het geweer gepakt heeft. [verbalisant 3] zag toen op het geweer het merk 'Lakefield' staan met daarbij 'Model 64B .22 CAL'. Hij zag dat er op de onderkant van het geweer een opening zat waar ruimte was voor een magazijn. Hij zag aan de vorm van het magazijn en de opening voor het magazijn in het geweer dat dit passend moest zijn. Toen [verbalisant 3] vervolgens het magazijn paste op het geweer bleek dit inderdaad het geval.
Uit onderzoek bleek dat de vijftien aangetroffen kogelpatronen munitie zijn in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zijn vrouw het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] huurt en dat de koelkast waarin de kogelpatronen zijn aangetroffen van hem en zijn vrouw zijn.
Ter terechtzitting van het hof op 25 augustus 2023 heeft verdachte verklaard dat zijn vrouw hem een paar dagen voor het weekend van 17 en 18 maart 2018 had verteld dat een kennis kogels had gebracht en deze in de koelkast zou neerleggen. Hij verklaarde voorts dat hij op vrijdag 16 maart 2018 in het pand is geweest en dat hij in de koelkast heeft gekeken. Hij zag toen dat er een geel doekje in de koelkast lag met daarin de kogels. Verdachte verklaarde dat hij wist dat de kogelpatronen pasten in het wapen dat onder de balie is aangetroffen.
Juridisch kader
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van munitie in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie is vereist dat de verdachte de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Het gaat daarbij om een meerdere of mindere mate van bewustheid. Daarmee wordt bedoeld dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de munitie. Voorts vergt het aanwezig hebben van munitie dat een verdachte feitelijke macht over de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat verdachte enkele dagen voor 19 maart 2018 te horen heeft gekregen dat er kogelpatronen in zijn koelkast zouden worden neergelegd en dat verdachte ook daadwerkelijk heeft gezien dat de kogelpatronen in zijn koelkast lagen.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij aan een kennis had gevraagd om de kogelpatronen op te halen, maar nu hij op geen enkele wijze heeft vernomen of gecontroleerd dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd, was verdachte zich naar het oordeel van het hof ook op 19 maart 2018 nog bewust van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de munitie.
Daarnaast beschikte verdachte over de sleutel van het bedrijfspand en was de koelkast waarin de kogelpatronen zijn aangetroffen van hem en zijn vrouw. Hierdoor kon verdachte de feitelijke macht over de munitie uitoefenen.
Het hof acht aldus bewezen dat verdachte op 19 maart 2018 vijftien kogelpatronen voorhanden heeft gehad.”