Conclusie
Nummer 23/00333
Melding vermissing [slachtoffer]
[slachtoffer] , al sinds 7 februari 2018 vermist is.
Onderzoek door betrokkenen naar vermiste [slachtoffer]
[verdachte]
het hof begrijpt: [slachtoffer]).
Conclusie
Conclusie
Te onderzoeken
Onderzoek woning
Onderzoek stoffelijk overschot op het NFI
Bloedsporen in woning
Bemonsteringen bloedsporen
Onderzoek stoffelijk overschot
Bijlage 2. Sporenlijst
SINOmschrijving
Onderzoek naar biologische sporen
DNA-onderzoek
Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Sporendrager(s)
Overzicht te onderzoeken materiaal
Onderzoek aanwezigheid schotresten
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Schootafstandbepaling
waarschijnlijkerwanneer de schootsafstand kleiner is dan 100 centimeter, dan wanneer de schootsafstand groter is dan 100 centimeter.
Verbale term Ordegrootte bewijskracht
het hof begrijpt: Noordhollandsch Kanaal) ter hoogte van [b-straat 1] te [plaats]. Dit op aanvraag van het Team Grootschalig Onderzoek genaamd "Kaapverdië" omdat daarin in zijn verhoor door de verdachte werd verklaard dat zich hier, op de bodem van het kanaal, een vuurwapen zou bevinden. Wij beschikten over een kopie van de afbeelding waarop, tijdens dit verhoor, de plek vanwaar het vuurwapen richting het water werd gegooid, werd gemarkeerd met een X en een pijltje. Desgevraagd zochten wij middels de zogenoemde "magneetdreg" naar dit wapen. Aan de magneten van de dreg troffen wij aan:
Inbeslagneming
het hof begrijpt: Noordhollandsch Kanaal) te [plaats], t.h.v. perceel [b-straat 1] in het water de omschreven goederen aangetroffen.
Inbeslagname
Relatie vuurwapenonderdelen tot schietincident
het hof begrijpt: [slachtoffer]) net afgezet.
het hof begrijpt: [benadeelde 7]) en [betrokkene 1] ook aanwezig.
het hof begrijpt: [benadeelde 7]) en [betrokkene 1]?
Bewijsoverwegingen
Als een kogel zich door plaatstaal boort, vervormt een stuk van het plaatstaal in de richting van de kogel, waarna dit stuk uitscheurt en de vorm van een cupje oplevert. Het in het hoofd van het slachtoffer aangetroffen metaaldeeltje past, qua vorm, goed bij plaatstaal dat is uitgescheurd door een kogel. Dat zich, zoals in het NFI-rapport staat, tijdens het schot een onbekend voorwerp tussen de loop van het vuurwapen en het hoofd van het slachtoffer bevond, leid ik af uit de vorm en de plek van de wond. De wond zat naast de inschotwond. Als de kogel na het verlaten van het hoofd een voorwerp had geraakt dan was die plek moeilijk te verklaren.”
Bij het doorschieten van een heel klein voorwerp vouwt het voorwerp zich om de kogel heen. Het ging hier niet om een heel klein voorwerp, maar om een voorwerp met enige massa en grootte. Ik denk dat het voorwerp in ieder geval niet kleiner dan een vijf eurocent is geweest. Het is mogelijk dat het cupje al in de loop van het pistool zat. Het zou dan met het schot naar buiten zijn gekomen. Ik verwacht dan ook dat het naast de inschotwond terecht zou komen.”
Het aangetroffen cupje past heel goed bij een scenario van een kogel die door plaatstaal gaat. Het cupje is namelijk heel rafelig aan de randen. Het is naar mijn inschatting niet uitgeboord of gezaagd, zoals je na een bewerkingsproces in een bedrijf zou verwachten. Het is een heel snel ruw proces geweest en dat past prima in een schietproces. Bovendien is aan de binnenkant van het cupje ook een beetje koper gevonden. De kogel bevatte koper en dat past ook bij het beeld dat het cupje is gevormd door de kogel.”
tijdens het schottussen de loop van het vuurwapen en het hoofd van het slachtoffer bevond (…). Ik leid dat af uit de vorm en de plek van de wond. De wond zat naast de inschotwond. Als de kogel na het verlaten van het hoofd een voorwerp had geraakt dan was die plek moeilijk te verklaren.
Verloop van de berechting in hoger beroep en (delen van) de pleitaantekeningen
2. Doodslag
BFK: foto)
kanworden door het fragment, betekent nog niet dat het ook waarschijnlijk is dat de beide letsels hun oorsprong vinden in het ene fragment.
tweemetalen deeltjes. Dat zou een doorschot een stuk minder waarschijnlijk maken en het zou een bevestiging kunnen zijn van de aanwezigheid,
ergens in de woonkamer, van nog een ander metalen deeltje. Is dit speculatief? Nee, het is gewoon logisch redeneren en ik zou niet weten waarom dit scenario meer speculatief is dan het scenario waar de rechtbank voor heeft geopteerd.
de vorm in de kogel is perfect halfrond en lijktniette zijn ontstaan door het raken van gegalvaniseerd plaatstaal."Ook heeft deze deskundige verklaard dat de indruk van de punt en de afvlakking van de kogel passen bij het doorschieten van een hoofd.
aannemelijk is geworden, laat staan overtuigt. En dan laat ik nog daar wat dan de betekenis van een eventueel voorwerp zou moeten zijn voor de bewijsvraag: wie heeft er geschoten en was er opzet in het geding? De vraag naar de betekenis van het eventuele voorwerp is een vraag die de rechtbank ten onrechte heeft omzeild want het is een vraag die ertoe doet als dit voorwerp zo'n belangrijk gegeven vormt in je bewijsredenering.
dwarrelden.Daarmee heb ik natuurlijk niet bedoeld dat ze letterlijk en massaal als stofjes door de lucht vliegen en zo de loop van een pistool invliegen. Ik heb bedoeld te zeggen dat mijn cliënt in zijn gewone werkzame leven dit metaal bewerkte door erin te zagen, te boren, te schaven, te slijpen, te schroeven, te borstelen en wat je er al niet meer mee kunt doen. Volgens mij hoef je niet heel hoog geleerd te zijn om te bedenken dat het boorsel, slijpsel en schaafsel terechtkomt op en in de kleding en het schoeisel van mijn cliënt, dat hij zelden of nooit met schone kleding en schoenen thuis kwam na zijn werk en dat er dus boorsel-, slijpsel- en schaafselresten in zijn woning en schuur circuleerden. Anders gezegd: het zou een wonder zijn als in zijn woning, in kasten, werkbroeken, in de schuur en wat dies meer zij geen metaaldeeltjes zouden circuleren. Daaronder ook begrepen metaaldeeltjes met de vorm van een cupje zoals dat in het hoofd van [slachtoffer] is aangetroffen. Want
onweersprokenheb ik in de beroepschriftuur en nadien tijdens een regiezitting aangevoerd dat het boren in plaatstaal - wat cliënt uit hoofde van zijn beroep dagelijks deed - soortgelijke cupjes heeft.
voorwaardelijk verzoekdus, waarbij de relevantie is een verdere onderbouwing van ons scenario en ook een onderbouwing van het feit dat er talloze cupjes in de woning van cliënt aanwezig moeten zijn geweest. Aan het noodzaakcriterium is naar mijn mening voldaan op grond van de indringendheid van het verweer, de samenhang met de andere vragen die ik over het metaaldeeltje bespreek en de vereisten van een fair trial.
In theorie kan het, maar ik kan geen inschatting maken over de aannemelijkheid ervan." Ik wees er daarbij ook op dat hij niet wist dat cliënt beroepshalve gegalvaniseerd plaatstaal bewerkte. De vaststelling is dan dat het NFI nadrukkelijk slechts één bepaald scenario vanuit alle hoeken en gaten heeft onderzocht en de deskundige erkende dit ter zitting ook: "
Er is nu één concreet scenario. Dat kan niet afgezet worden tegen een ander scenario." Maar men heeft het NFI dus niet alle relevante informatie voor andere scenario's gegeven. Du moment dat er metalen deeltjes in de woning van mijn cliënt liggen, soortgelijk aan het metalen deeltje dat is aangetroffen, dan kan zo'n deeltje ook aan iemand vingers of kleding blijven plakken. En dan kan zo'n deeltje in geval van jeuk ook op iemands hoofd terechtkomen. Zo hoeft het niet gegaan te zijn, maar het kan wel.
het is niet uit te sluiten dat". Zo'n argument is namelijk maar zelden een overtuigend argument want er valt maar weinig uit te sluiten in het leven. Wat wel een argument is, is wat het meest waarschijnlijk is. Is het, met al hetgeen ik net al heb aangevoerd over een eventueel voorwerp tussen wapen en hoofd, waarschijnlijker dat er een gegalvaniseerd plaatstalen voorwerp is doorboord (zonder sporen van zulk plaatstaal op de kogel) dan dat het metalen deeltje via de handen op het hoofd van het slachtoffer is gekomen? De deskundige wist
nietdat er zeer waarschijnlijk meer minuscule deeltjes in de woning waren en uit zijn verklaring kan dan ook niet geconcludeerd worden dat de ene lezing (wel te relateren aan een schietproces) waarschijnlijker is dan de andere. Naar mijn opvatting kunt u die conclusie (wel te relateren aan een schietproces) dan evenmin trekken.
voorwaardelijk verzoekdus).
giswerkzijn. En op een gissing kan een bewezenverklaring niet drijven. Bovendien is op basis van de voorliggende gegevens niet te zeggen of het scenario van een voorwerp tussen wapen en hoofd meer of minder waarschijnlijk is dan een fragment dat al in de loop van het wapen zat of een fragment dat op andere wijze (bijvoorbeeld via de handen van [slachtoffer] ) op het hoofd terecht is gekomen.
zeldenin vuurwapens wordt toegepast. Zelden betekent: soms dus wel. Onder deze omstandigheden meen ik dat niet uit te sluiten is dat het stukje metaal afkomstig is van de loop. In elk geval is dat mijn meest voor de hand liggende theorie. Een andere theorie zou kunnen zijn dat het pistool niet goed en schoon bewaard is. Ook lijkt me denkbaar dat het pistool gevuld is met patronen met daartussen dit metalen deeltje. Ik begrijp het dossier zo dat de politie meent dat mijn cliënt vanuit zijn vak bekend is met gegalvaniseerd plaatstaal. Dat minieme stukje materiaal zou daarom in zijn woning kunnen hebben gelegen. Uit een vluchtige zoekslag op google maak ik overigens op dat ook sieraden geregeld van gegalvaniseerd staal gemaakt zijn. Hoe het ook zij, er zijn de nodige theorieën denkbaar hoe dit stukje metaal bij de verwonding terecht kan zijn gekomen. En niet een theorie kan aannemelijk gemaakt worden. Mijn conclusie: het enkele aantreffen van dit stukje metaal betekent niet dat de lezing van cliënt ineens wankelt. Conclusie: de verklaring van [verdachte] wordt nog steeds niet weersproken’.
BESLISSING
4. FIT gesprek RC d.d. 7 juli 2022
Het is een heel snel ruw proces geweest en dat past prima in een schietproces. Maar ik kan niet uitsluiten dat het op een andere manier is veroorzaakt.” Twee zinnen, achter elkaar, geen tussenliggende vraag. Kerkhoff geeft direct aansluitend op zijn conclusie dat het cupje prima bij een schietproces past, aan dat het cupje ook op een andere manier kan zijn gevormd. Terzake waarvan hij dus niet over alle deskundigheid beschikt. Het geeft aan dat de deskundige onzeker is over de conclusies die uit zijn bevindingen getrokken kunnen worden. Terughoudendheid is geboden dus.
Bespreking van het eerste middel
eerste deelklachtkomt op tegen ’s hofs oordeel dat het metaaldeeltje, aangetroffen op de hoofdhuid van het slachtoffer naast de inschotwond, niet vanuit de loop van het vuurwapen op de huid van het slachtoffer is terechtgekomen. Het hof heeft, aldus de steller van het middel, ‘aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat wanneer het metaaldeeltje vanuit de loop van het wapen op de huid van het slachtoffer zou zijn terechtgekomen er ‘immers’ geen schuin drukspoor over de helft van de neus van de kogel zou hebben gezeten’. Daarmee zou het hof hetgeen de raadsman ‘in verband hiermee naar voren heeft gebracht, namelijk het oordeel van het NFI dat het drukspoor ook na het doorschieten van het hoofd kan zijn veroorzaakt, ten onrechte in het midden (hebben) gelaten’. ’s Hofs oordeel zou om die reden onbegrijpelijk en/of ontoereikend gemotiveerd zijn.
tweede deelklachtkomt op tegen ’s hofs oordeel ‘dat het metaaldeeltje niet vanuit de loop van het vuurwapen op de huid van het slachtoffer is terechtgekomen’. Het hof heeft, aldus de steller van het middel, ‘aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat zelfs als het metaaldeeltje het op de punt van de kogel aangetroffen indrukspoor zou kunnen maken, het metaaldeeltje dit spoor niet kan hebben veroorzaakt omdat het de punt van de kogel niet zou hebben geraakt en in dat geval – vóór de kogel uit – uit de loop zou zijn geblazen’. De raadsman heeft, aldus de steller van het middel, het scenario geschetst dat het metaaldeeltje niet voor de kogel uit de loop heeft verlaten en dat het indrukspoor wel degelijk is veroorzaakt door het metaaldeeltje dat op het hoofd van het slachtoffer is aangetroffen. Het hof zou onvoldoende hebben gemotiveerd waarom het door de raadsman aangevoerde alternatieve scenario terzijde is geschoven. Daarom zou de bewezenverklaring niet met een toereikende mate van waarschijnlijkheid uit de gebruikte bewijsmiddelen volgen.
derde deelklachtkomt op tegen ‘s hofs (impliciete) oordeel ‘dat het schuine indrukspoor op de neus van de kogel is veroorzaakt door doorboring van een gegalvaniseerd plaatstalen voorwerp dat zich tussen het vuurwapen en het hoofd van het slachtoffer moet hebben bevonden’. Dit oordeel zou in het licht van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd onbegrijpelijk, althans niet toereikend gemotiveerd zijn. De steller van het middel wijst erop dat het hof heeft vastgesteld dat het indrukspoor in de neus van de kogel zit, schuin ‘over circa de helft van de omtrek’ en dat het in verband met het indrukspoor heeft overwogen dat NFI-deskundige Kerkhoff heeft verklaard dat dit ‘niet past bij lichaamseigen materiaal en wel bij het raken van metaal’. De raadsman heeft, aldus de steller van het middel, aangevoerd dat Kerkhoff op de vraag hoe aannemelijk het is dat het indrukspoor afkomstig is van een voorwerp van gegalvaniseerd plaatstaal heeft verklaard dat het spoor van zo’n voorwerp afkomstig kan zijn, maar niet per se en dat hij ‘het niet helemaal kan rijmen’. En dat de deskundige heeft verklaard: ‘De vorm in de kogel is perfect halfrond en lijkt niet te zijn ontstaan door het raken van gegalvaniseerd plaatstaal’. Aldus zou de veroordeling mede gebaseerd zijn ‘op de bevinding van een deskundige, luidend dat het indrukspoor past bij het raken van
metaal, terwijl diezelfde deskundige heeft verklaard dat dit spoor niet lijkt te zijn ontstaan door het raken van
gegalvaniseerd plaatstaal’. ’s Hofs overwegingen zouden er echter (impliciet) op neerkomen ‘dat het indrukspoor op de kogel is veroorzaakt door het doorboren van gegalvaniseerd plaatstaal’.
vierde deelklachtkomt op tegen ’s hofs oordeel dat zich tijdens het dodelijk schot een onbekend voorwerp van gegalvaniseerd plaatstaal tussen het pistool en het hoofd van het slachtoffer moet hebben bevonden, welk voorwerp door de kogel is doorboord waarna het metaaldeeltje in het hoofd van het slachtoffer is terechtgekomen. Het hof heeft volgens de steller van het middel ‘uitsluitend aandacht besteed aan de vraag of het metaaldeeltje op het hoofd van het slachtoffer afkomstig is geweest uit of de loop van het vuurwapen, of een voorwerp van gegalvaniseerd plaatstaal, dat zich tussen het vuurwapen en het hoofd van het slachtoffer heeft bevonden’. Zodoende zou het hof de juistheid van het door de raadsman geschetste scenario dat dit deeltje ook op het hoofd van het slachtoffer terecht kan zijn gekomen doordat dergelijke deeltjes in de woning van verdachte aanwezig waren omdat verdachte beroepsmatig dagelijks gegalvaniseerd plaatstaal bewerkte (onder meer door daarin te boren, te slijpen en te schroeven), ten onrechte in het midden hebben gelaten. Dat scenario zou tot een gemotiveerde weerlegging nopen; ’s hofs oordeel zou in het licht van het aangevoerde onbegrijpelijk althans ontoereikend gemotiveerd zijn.
nietdat er zeer waarschijnlijk meer minuscule deeltjes in de woning waren en uit zijn verklaring kan dan ook niet geconcludeerd worden dat de ene lezing (wel te relateren aan een schietproces) waarschijnlijker is dan de andere. Naar mijn opvatting kunt u die conclusie (wel te relateren aan een schietproces) dan evenmin trekken’.
Bespreking van het tweede middel
Bespreking van het derde middel
Onderzoekswens A(deskundigenonderzoek naar de vraag of het beroepsmatig bewerken van gegalvaniseerd plaatstaal - door erin te boren, schroeven, het te slijpen of anderszins gangbare bewerkingen toepast - soortgelijke cupjes/fragmenten kan opleveren als het fragmentje dat is aangetroffen)
voorwaardelijk verzoekdus, waarbij de relevantie is een verdere onderbouwing van ons scenario en ook een onderbouwing van het feit dat er talloze cupjes in de woning van cliënt aanwezig moeten zijn geweest. Aan het noodzaakcriterium is naar mijn mening voldaan op grond van de indringendheid van het verweer, de samenhang met de andere vragen die ik over het metaaldeeltje bespreek en de vereisten van een fair trial’.
eenmetalen fragment in de woning van cliënt?’. Dit kopje, en al hetgeen daarin door de raadsman wordt aangevoerd en verzocht, gaat vooraf aan kopje ‘2.4.7 ‘Waar komt het metalen fragmentje vandaan?’. Onder dat kopje heeft de raadsman twee scenario’s besproken. In het eerste scenario is het fragment niet te relateren aan een schietproces omdat, kort gezegd, een metalen deeltje dat in de woning van de verdachte zou hebben gelegen via iemands vingers of kleding op het hoofd van het slachtoffer terecht is gekomen. In het tweede scenario is het fragment wel te relateren aan een schietproces maar is het mogelijk dat het fragment zich reeds in de loop van het wapen bevond en met het fatale schot naar buiten is gekomen.
Bespreking van het vierde middel
voorwaardelijk verzoekdus)’.