Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en voorgeschiedenis
de rechtbank) ten aanzien van verzoeker (hierna:
betrokkene) een zorgmachtiging verleend voor het tijdvak van zes maanden, voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder:
Wfz), waarbij voor de duur van de opname in zo een instelling de artikelen 7, eerste en derde lid, 42, vijfde lid, en 44, alsmede de hoofdstukken V, VI en VII van de Bvt van toepassing zijn. [2]
de zorgaanbieder), een private TBS-instelling in de zin van art. 3.3 lid 1 Wfz.
Beslissing d.d. 8 augustus 2023
Naar het oordeel van de klachtencommissie is onvoldoende onderzocht of met de inzet van een lichtere vorm van verplichte zorg zou kunnen worden volstaan. Dit geldt in elk geval voor drie van de vier toegepaste vormen van verplichte zorg. De klachtencommissie kan derhalve klager volgen in zijn redenering dat hij onder begeleiding zijn ouders – en niet alleen zijn vader – en partner zou kunnen bellen en op bezoek ontvangen en dat hij zich onder begeleiding zou kunnen bewegen binnen de kliniek.Weliswaar heeft de rechtbank Limburg in haar meergenoemde tussenbeschikking overwogen dat het van belang is dat gedurende het politieonderzoek de contacten van klager met zijn vriendin kunnen worden beperkt, maar dit betekent, naar het oordeel van de klachtencommissie, niet dat er in het geheel geen bezoek meer zou mogen plaatsvinden, ook niet onder begeleiding. Zulks geldt te meer, nu er nog geen zicht op is wanneer het politieonderzoek van de mobiele telefoon van klager zal zijn afgerond. Dit geldt niet voor het doorzoeken van de kamer van klager, daar er, gelet op het beoogde doel, geen lichter middel ter zake voorhanden is.
De commissie is van oordeel dat daarmee ten aanzien van de eerste drie klachten (beperken communicatie, bezoek en bewegingsvrijheid) in dezen niet aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan. Dit oordeel geldt, zoals hiervoor aangegeven,
niet met betrekking tot de beslissing tot het onderzoeken van klagers kamer. Gebleken is dat klager inmiddels bezoek van zijn vader mag ontvangen, zij het onder begeleiding, en dat ook het deelnemen aan de werkblokken hem sedert 1 september jongstleden is toegestaan. Nu klager ook onder begeleiding nog geen bezoek van zijn vriendin mag ontvangen en de beslissing van 30 augustus 2023 ook overigens voor wat betreft de motivering mankementen vertoont, (…), geeft de klachtencommissie verweersters in overweging genoemde beslissing alsnog van een adequate en deugdelijke motivering te voorzien, met inachtneming van hetgeen de klachtencommissie heeft overwogen.
3.Procesverloop
dat het verzoek zich richt tegen het oordeel van de klachtencommissie dat niet is voldaan aan het subsidiariteitsvereiste ten aanzien van de beperkingen en op grond daarvan de klachten (geheel) inhoudelijk gegrond zijn. Verweerder heeft ter zitting verzocht de beslissing van de klachtencommissie te bekrachtigen en heeft geen zelfstandige klacht ingediend tegen het oordeel van de klachtencommissie dat niet is voldaan aan het effectiviteitsvereiste.
Gelet daarop zal de rechtbank, onder overneming en bekrachtiging van hetgeen de klachtencommissie heeft opgemerkt over het effectiviteitsvereiste, het proportionaliteitsvereiste en de veiligheid, enkel een oordeel geven over het al dan niet voldoen aan het subsidiariteitsvereiste. Dat betekent dat de rechtbank enkel de daarop betrekking hebbende argumenten zal bespreken. Ter zitting is voorts veel gesproken over de relatie van verweerder met zijn vriendin. Vast staat dat het verweerder vrij staat een relatie te hebben met iemand van zijn keuze. Wel is van belang op te merken dat zijn vriendin als kwetsbaar en beïnvloedbaar is aan te merken, gelet op hetgeen verzoeker daaromtrent heeft aangegeven, hetgeen door verweerder ook niet is betwist. Dat gegeven zal de rechtbank meenemen in haar beslissing en voor het overige [is] wat daaromtrent is aangevoerd niet relevant voor de te nemen beslissing die enkel gaat over de vraag of op 9 augustus 2023 de vormen van verplichte zorg genomen hadden kunnen worden zoals ze zijn genomen.
onder begeleidingtelefoneren, bezoek ontvangen en bewegen binnen en buiten de kliniek. Voor het antwoord op deze vraag zijn de volgende omstandigheden van belang. Verweerder heeft een gemaximeerde Tbs-maatregel gekregen voor het bezit van kinderpornografisch materiaal en seksuele delicten met minderjarigen. Bij hem is sprake van een pedofiele stoornis. De Tbs-maatregel is na vier jaar omgezet in een verblijf op grond van een zorgmachtiging omdat er nog steeds een risico bestaat dat verweerder zichzelf, maar ook anderen ernstig nadeel berokkent hetgeen voortkomt uit zijn psychische stoornis. Op de telefoon van verweerder is op 8 augustus 2023 verontrustend materiaal gevonden, reden voor de kliniek om de telefoon in te nemen en over te dragen aan de politie. Vlak nadat dit materiaal was ontdekt en dit met verweerder was besproken door de sociotherapeut, is gehoord dat verweerder belt met zijn vriendin en haar vraagt om het wachtwoord van zijn Facebook account te wijzigen aangezien hierop kinderporno is gevonden. Direct daarop blijkt dat het wachtwoord van zijn Facebook account daadwerkelijk is gewijzigd, waarschijnlijk door zijn vriendin. Een dag later blijkt verweerder een iCloud account en een Apple ID te hebben hetgeen door verweerder wordt ontkend. Hieruit concludeert verzoeker dat verweerder niet open, eerlijk en betrouwbaar is. Zijn vriendin, waarmee hij veel en lang belt, wordt als kwetsbaar en beïnvloedbaar gezien. Tevens is op dat moment onduidelijk in hoeverre zijn netwerk of eventuele anderen binnen de kliniek, betrokken zijn bij zijn activiteiten. Dat geldt dan voor alle vormen van zorg: het bellen, het bezoek maar ook de bewegingsvrijheid. Nu ook blijkt dat deze beperkingen al vrij snel gefaseerd verminderd of zelfs opgeheven zijn, vermag de rechtbank niet in te zien hoe verzoeker anders had kunnen en moeten handelen. Kinderporno op een telefoon is een ernstige zaak, zeker gelet op de persoon van verweerder. Dat betekent dat verzoeker op de juiste grond heeft geoordeeld dat deze vergaande vormen van zorg noodzakelijk waren.
4.Bespreking van het cassatiemiddel
een integrale afwijzing” van de klachten van betrokkene komt, maar bovendien ook de beslissing van de klachtencommissie vernietigt. Volgens het onderdeel miskent de rechtbank dat de rechter die in het kader van de klachtprocedure van hoofdstuk 10 Wvggz een beslissing neemt, oordeelt over de door de betrokkene bij de klachtencommissie ingediende klachten ten aanzien van de jegens hem genomen maatregelen. Betoogd wordt dat de rechtbank niet de vrijheid had om uitsluitend het door de zorgaanbieder ingediende verzoek te beoordelen, maar dat zij ook had moeten oordelen over de door betrokkene bij de klachtencommissie ingediende klachten, althans dat de rechtbank nader had moeten motiveren waarom zij “
de formele aspecten van de door hem ingediende klachten”, waarvan de klachtencommissie heeft geoordeeld dat die gegrond zijn, niet in haar overwegingen heeft betrokken.
de klachten ongegrond verklaard”. (procesinleiding, onder 17)
de klachten 1 t/m 3 inhoudelijk alsnog ongegrond te verklaren.” (rov. 2.1). [7] De zorgaanbieder is niet opgekomen tegen de beslissing van de klachtencommissie dat de klachten (alle)
formeelgegrond zijn. Uit de gedingstukken blijkt dat betrokkene het beroep van de zorgaanbieder ook in die zin heeft begrepen dat daarin uitsluitend wordt opgekomen tegen de beslissing van de klachtencommissie dat de klachten 1 t/m 3
inhoudelijkgegrond zijn.
inhoudelijkgegrond waren, beoordeeld en alsnog inhoudelijk ongegrond verklaard omdat naar haar oordeel wél was voldaan aan het subsidiariteitscriterium (welk oordeel als zodanig in cassatie niet wordt bestreden). Het oordeel van de klachtencommissie dat elk van de vier klachten
formeelgegrond waren is dus onaangetast. In zoverre heeft betrokkene ook geen belang bij zijn klacht dat de rechtbank (ook) had moeten oordelen over zijn bij de klachtencommissie ingediende klachten.
de bestreden beslissing” vernietigd. Het effect daarvan is echter alleen dat de beslissingen van de klachtencommissie waartegen het verzoekschrift van de zorgaanbieder zich richtte, in de rechtsverhouding tussen partijen niet langer gelden. De beslissingen van de klachtencommissie die niet zijn aangevochten, zoals de formele gegrondverklaring van de vier klachten, staan nog overeind.
Behoudens hetgeen hierna in 3.3.2 wordt overwogen, ligt in beide hiervoor bedoelde gevallen zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling aan de rechter voor.
Een en ander brengt, mede gelet op de samenhang tussen de klacht en de toekenning van schadevergoeding, mee dat in de procedure bij de rechter in beginsel zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling voorligt (…) en dat de rechter bij zijn beoordeling van het verzoekschrift in beginsel niet gebonden is aan de beslissing van de klachtencommissie.
Dit is anders indien partijen ondubbelzinnig te kennen geven dat zij ten aanzien van bepaalde geschilpunten waarover door de klachtencommissie is beslist, geen beslissing van de rechter verlangen. In dat geval dient de rechter de beslissing van de klachtencommissie over die geschilpunten te eerbiedigen en daarmee
bij zijn beslissing over daarmee samenhangende geschilpuntenrekening te houden.” [9]
Integrale beoordeling rechter
een beslissing over de klacht”) – en vormt niet een beroep tegen de beslissing van de klachtencommissie (zoals ook Keurentjes opmerkt, zie 4.12 hiervoor). De rechtbank is niet gehouden
buiten de beroepsgrondenom alle in het initiële klaagschrift genoemde klachten (ook ‘formele’ klachten) zelfstandig opnieuw te beoordelen.
zulks in het kader van de toets van het subsidiariteitscriterium”. Volgens het onderdeel is voorts niet duidelijk waarom de door de rechtbank te nemen beslissing enkel zou gaan over de vraag of op 9 augustus 2023 de beslissingen over de vormen van verplichte zorg genomen hadden kunnen worden zoals ze zijn genomen. Indien de rechtbank dit anders zou hebben bedoeld, is volgens het onderdeel niet duidelijk waar de rechtbank in dat geval op doelt en is de overweging niet voldoende gemotiveerd.
nu immers de klachten 1, 2 en 3 in de visie van [de zorgaanbieder] ten onrechte door de klachtencommissie in strijd met het subsidiariteitsvereiste zijn geoordeeld”. Hiermee is de overweging dat het
enkelgaat over de vraag of op 9 augustus 2023 de vormen van verplichte zorg genomen hadden kunnen worden zoals ze zijn genomen, volgens het onderdeel onjuist, althans onbegrijpelijk.
als kwetsbaar en beïnvloedbaar is aan te merken” en dat hetgeen over die relatie overigens is aangevoerd voor de te nemen beslissing niet relevant is. Dat de rechtbank vervolgens oordeelt dat de beslissing enkel gaat over de vraag of “
op 9 augustus 2023” de vormen van verplichte zorg genomen hadden kunnen worden zoals ze zijn genomen, berust op een feitelijke onzorgvuldigheid. De rechtbank heeft daarbij onmiskenbaar het oog gehad op alle beslissingen waarop de klachten 1 t/m 3 betrekking hebben.
Dat geldt dan voor alle vormen van zorg: het bellen, het bezoek maar ook de bewegingsvrijheid.
deze vergaande vormen van zorgnoodzakelijk waren.”
of dat zij daadwerkelijk een op onbegrijpelijke wijze vastgesteld feit, althans uitgangspunt in haar afweging, althans overwegingen heeft betrokken”.
de zorgaanbiedervoldoende heeft onderbouwd dat er
geenandere, minder vergaande vormen van verplichte zorg mogelijk waren, en of
zij,
de zorgaanbieder, zich terecht op het standpunt kon stellen (‘heeft overwogen’) dat
niethad kunnen worden volstaan met het onder begeleiding telefoneren, bezoek ontvangen en bewegen binnen en buiten de kliniek.
verzoeker[in deze zaak: de zorgaanbieder] op de juiste grond heeft geoordeeld dat deze vergaande vormen van zorg noodzakelijk waren.”